Manu Veracx uit Roeselare bouwde ‘s nachts orka’s op het strand

Manu Veracx: "Muziek moet iets te vertellen hebben" © Stefaan Beel
Peter Soete

Een gesprek met Manu Veracx is nooit in een wip voorbij. Roeselare, Franse chansonniers zoals Brassens en Brel, erfgoedgeschiedenis of het muziekfestival van Dranouter. Alles wat een mens kan boeien, passeert de revue wanneer Manu vertelt. En het verveelt geen moment want deze rasechte Roeselarenaar weet waarover hij het heeft.

Het interview vond plaats in zijn kantoor in B. AD maar de foto’s bij dit interview werden genomen in Uylenburg, de plaats waar Manu met zijn gezin woont én de ouderlijke, geklasseerde woning in het hartje van Roeselare. Want als er iets is waar Manu trots op is, dan zijn het toch zijn roots.

Jij bent een echte geboren en getogen Roeselarenaar?

Manu Veracx: “Ja, alhoewel mijn moeder van Nieuwpoort afkomstig is. Maar het klopt dat ik in Roeselare ben opgegroeid, er naar school ben geweest en er na mijn studies ben teruggekeerd.”

Je bedoelt je studies grafische vormgeving in Gent?

“Ik ben geboren in januari en zat eigenlijk altijd een jaartje voor in school. Het was de bedoeling om het zevende jaar lager onderwijs te volgen maar net toen ik de keuze moest maken, schafte men dat af en stroomde ik gewoon door naar het middelbaar. Toen ik afstudeerde in het College wilde ik naar Brussel om grafische vormgeving te volgen maar mijn ouders zagen dat niet echt zitten. Ik wilde echter ook leerkracht lager onderwijs worden en studeerde daarom eerst aan de normaalschool van Torhout voor onderwijzer.”

Maar dat heb je nooit gedaan?

“Neen, na twee jaar studeerde ik af en toen ben ik alsnog grafische gaan studeren. Niet in Brussel maar aan Sint-Lucas in Gent. De twee zaken die ik wilde studeren, heb ik uiteindelijk ook gestudeerd (lacht).”

En je bleef aanvankelijk ook in Gent wonen en werken?

“Samen met enkele vrienden had ik een bedrijfje opgestart in Gent maar na verloop van tijd zijn we daar mee gestopt. Het draaide niet goed, zo eenvoudig was het. En ben ik naar Roeselare teruggekeerd.”

En kwam je bij het jonge B. AD terecht.

“Communicatiebedrijf Belgian Advertising of B. AD was nog niet zo lang opgericht door Jan D’Hondt, Stefan Doutreluinge en Frederik Broes. Dit bureau had eerst zijn uitvalsbasis in de Zuidstraat en ik kende die mannen. We hadden samen in Sint-Lucas gestudeerd en ik sprong wel eens binnen bij hen. En ik werd uiteindelijk de vierde vennoot van B. AD. En na 30 jaar zit ik er nog.”

Ik zeg soms lachend dat B. AD het Medisch Centrum Westlaan was

Toch een boeiende maar wel speciale wereld waarin je verzeild bent?

“Mijn leerkracht vertelde mijn ouders op een oudercontact dat ze mij moesten laten doen. Ik zou wel nu en dan eens met mijn hoofd tegen de muur lopen maar à la limite zou het lukken. Wel, die mens heeft gelijk gekregen (lacht).”

De communicatie- en publiciteitwereld heeft een grote evolutie doorgemaakt?

“Wij waren de pioniers en alles was mogelijk. Wanneer jonge medewerkers de verhalen van vroeger horen, kunnen ze het vaak amper geloven. Voor de release van de film Free Willy bijvoorbeeld gingen wij ‘s nachts voor Warner Benelux een orka bouwen op het strand. Dat zou nu niet meer lukken.”

B. AD werd een kweekvijver van talent?

“Ik zeg soms lachend dat B. AD niet het Medisch Centrum West maar het Medisch Centrum Westlaan was. Op een bepaald ogenblik werkten we met 41 medewerkers. Ik wilde blijven ontwerpen maar moest dat noodgedwongen ‘s nachts doen want overdag moest ik mee een bedrijf runnen. Wij hebben heel veel jonge mensen opgeleid die dan na verloop van tijd hun eigen weg hebben gezocht in de communicatie- en publiciteitswereld. Wij hadden daar geen probleem mee want de vijver was groot genoeg voor iedereen.”

Maar er is veel veranderd?

“Wij hebben geen beschermd beroep en de wereld is de laatste decennia ongelooflijk veranderd. Als bedrijf moet je je voortdurend heruitvinden en proberen te anticiperen. Ik geloof dat we nu als bedrijf een leefbaar businessmodel hebben en we zetten nog steeds in op jong talent. Dat voelt goed aan.”

Toen je na je studies terug naar Roeselare kwam, had je gemengde gevoelens over je geboortestad?

“Ik vond Roeselare toen lelijk. Er was hier niet veel. Roeselare was enkel een ‘inkoopstad en hart van West-Vlaanderen’, dat was het. Roeselare was heel braaf, heel traditioneel. Dat was een vreemd gevoel. Gelukkig vond ik in B. AD gelijkgestemde zielen die mee aan de kar wilden duwen.”

Manu Veracx uit Roeselare bouwde 's nachts orka's op het strand
© Stefaan Beel

Nochtans kwam je zelf uit een traditioneel Roeselaars gezin: hardwerkende commerçanten die eerst een brouwerij en later een drankenhandel hadden in het hart van de stad?

“Brouwerij De Ooievaar was mijn speelterrein toen ik kind was. De bottelarij, de brouwerij en de opslagplaatsen met honderden stoelen en tafels voor de cafés waren een droom voor een opgroeiend kind. Op de binnenplaats van de brouwerij heb ik nog leren autorijden met de Spitfire van mijn oom. Toen ik 15 jaar was , mocht ik die sportwagen zelfs houden. Maar we wisten niet onmiddellijk waar we die wagen zouden stallen. Dat vind ik nu natuurlijk jammer (lacht).”

En je eerste pinten waren er van brouwerij De ooievaar?

“Neen, er werd eigen bier gebrouwen tot in de jaren 60 maar toen was ik nog niet geboren. We schakelden over naar een bier- en drankenhandel zonder eigen bieren. Ik heb wel nog enkele flesjes en bakken van vroeger. De brouwerij werd uiteindelijk verkocht en er is daar nu restaurant De Ooievaar. Maar ik woon met mijn gezin in het aanpalende huis Uylenburg in de Uilstraat.”

En daar ben je best trots op?

“Mijn ouders konden dat huis kopen in het begin van de jaren 60 en ik ben heel gelukkig dat wij daar kunnen wonen. Het huis werd in 1924 gebouwd door toenmalig stadsarchitect René Doom en het was zijn eigen woning. Het is een geklasseerd gebouw. Dit wil ook zeggen dat het niet altijd makkelijk en goedkoop is om zaken aan het huis te herstellen of te veranderen. Alles moet heel strikt gebeuren en altijd met de goedkeuring vanuit Brugge. Gelukkig heb ik iemand gevonden die me daarbij zeer goed helpt. Het huis is aan de buitenkant bijna volledig gerestaureerd en nu zijn we binnen bezig. Ja, er is altijd wel iets te doen maar het is een fantastische woning die aan het Noordhof grenst en zich slechts op 300 meter van de Grote Markt bevindt.”

Je liefde voor muziek heb je ook van thuis?

“Door mijn ouders leerde ik jazz kennen maar evengoed klassieke muziek, de Franse chansons en onze kleinkunstmuziek. Ik hou van Willem Vermandere, Wannes Van de Velde, Wannes Cappelle maar ook van The Cure, The Beatles, … Maar er moet een boodschap in de muziek zitten en dat kan door de mooie teksten zijn maar ook door een mooie en pakkende melodie. Ik vind dat terug in de muziek van Bob Dylan, Jacques Brel, Georges Brassens, Les Négresses Vertes, dat is misschien niet altijd de makkelijkste en toegankelijkste muziek maar dat vind ik niet erg.”

“Een tijdje geleden liet een muzikant me in Engeland een stuk horen van een Zweedse pianist die in 1968 is overleden en Zweedse volksmuziek een jazzy toets had gegeven. Wel, dat heeft me zo gepakt!”

Waardoor we meteen bij je andere grote muzikale liefde komen: Dranouter.

“Ik kwam voor het eerst in contact met het muziekfestival via Piet Chielens toen we met B. AD de vormgeving voor het muziektijdschrift Gandalf deden. Toen festival Dranouter het tijdschrift overnam, leerde ik Stadenaar en Dranouter-voorzitter Marnick Deswarte kennen en van het een kwam het ander. Ik werd bestuurslid, daarna 15 jaar secretaris en nu ben ik aan mijn derde festival bezig als voorzitter.”

Wat is de taak van een voorzitter?

“De waarden van het festival mee helpen vrijwaren met alle medewerkers. Daar komt het op neer. Dranouter is één van de oudste muziekfestivals van België en de sfeer én muziekbeleving zijn uniek. Zelfs indien ik geen voorzitter zou zijn, ga ik daar genieten van muziek. En dat is een belangrijke maatstaf voor mij.”

Kun je nog ongestoord genieten op Dranouter?

“Heel zeker. Ik kies mijn optredens uit en voor de rest is het veel praten met nieuwe en oude vrienden op het terrein, een pint drinken, lachen, … Dat maakt allemaal deel uit van het plaatje.”

Tips van Manu

Lekker eten

“Om eerlijk te zijn, ik eet niet graag. Ik ga wel graag uit eten maar dan is het voor het gezelschap, voor de sfeer. Ik kijk ook zeer graag naar kookprogramma’s en dat is best eigenaardig, ja (lacht). Maar het eten zelf is voor mij enkel een levensnoodzakelijke behoefte. Indien die behoefte zou kunnen vervuld worden met een pilletje, dan neem ik dat.”

Leuk shoppen

“Kledij en schoenen kopen, dat spreekt me niet aan. Maar boeken of platen kopen, hola, daar kan ik me lang mee bezig houden. Of rond snuisteren in brocantezaken of dergelijke zaken op de kop tikken op kleine marktjes, dat vind ik superleuk. Er echt moeite voor doen en niet zo maar onmiddellijk intikken en bestellen op internet, van die toevallige vondsten in een bak langspeelplaten of een boek waarvan je dacht dat het laatste exemplaar al decennia lang verkocht was.”

Op reis

“Ik val in herhaling maar ik ga ook niet echt graag op reis (lacht). Als ik op reis vertrek, moet de bestemming als een tweede thuis aanvoelen. Dan vind ik daar rust, heb ik meters boeken mee, zijn de mensen die ik graag heb met mij mee en dan onderga ik de dag en daar mag zeker een streepje muziek en een goede Ricard bij. Die tweede thuis vinden we dikwijls in Frankrijk maar ik vind Groot-Brittannië ook een topbestemming en een prachtig land. Ik ben geen avontuurlijke reiziger en op een vliegtuig naar Thailand of Kenia zul je mij niet vinden.”

Mooie plekjes

“In Roeselare vind ik de parkbegraafplaats of ‘het oude kerkhof’, zeer geslaagd. En hoewel ik niet gelovig ben, spring ik graag eens binnen in de Bremstruik bij de vroegere Arme Klaren. Even bezinnen en tot rust komen, dat lukt daar zeer goed voor mij.”

“In Roeselare zijn er jammer genoeg veel mooie plekjes verdwenen maar ik heb hoop. Ik zou zeker durven pleiten voor een bouwmeestersfunctie waarbij men niet alleen oog heeft voor het esthetische element aan de binnenkant maar ook aan de buitenkant. De maatschappij moet toch altijd mee kunnen profiteren van schoonheid?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier