Louis Bril wordt 80: “Mijn carrière begon waar die van anderen eindigde”

Louis Bril: "Ik heb nooit erg hoog opgelopen met overlopers en ook nu heb ik het daar moeilijk mee." © Stefaan Beel
Peter Soete

Er zijn nog zekerheden in het leven. Een ervan is de savoir-vivre van Louis Bril. De gewezen politicus viert op het ogenblik dat deze krant in de brievenbus valt, zijn 80ste verjaardag. Maar Louis Bril heeft nog niets van zijn scherpe geest ingeboet. Hij analyseert haarfijn maar blijft beleefd en beschaafd in zijn conclusies. En zoals hij enkele keren herhaalt tijdens het gesprek: de geschiedenis herhaalt zich altijd.

Afspreken met Louis Bril is een plezier: Louis is voor tijd aanwezig, zet zelf de koffie voor ons en gaat geen enkele vraag uit de weg. Zijn antwoorden zijn goed onderbouwd en uitvoerig. Zo uitvoerig zelfs dat we het interview moeten onderbreken voor een persconferentie waarop we verwacht worden. Waarop Louis Bril meteen repliceert dat de rest van ons gesprek zal plaatsvinden in ‘t Eekhoorntje over de middag tijdens een lunch. Kwestie van geen tijd te verliezen want eten moet iedere mens toch doen, besluit Louis.

Wanneer ik u opbelde voor dit interview naar aanleiding van uw 80ste verjaardag, had u het over ‘dramachtig’. Een moeilijke verjaardag?

Louis Bril: “Neen, eigenlijk niet. Ik heb daar helemaal geen complexen over. Ik ben nog steeds fit en heb een goede gezondheid. Ik besef wel dat ik anders zou spreken als ik zou sukkelen met allerlei kwaaltjes. Ik heb me wel altijd goed verzorgd. Ik heb nooit gerookt, zorgde er altijd voor dat ik niet overdreef met eten en tijdens de week dronk ik geen alcoholische dranken. Zelfs op feesten of banketten wanneer men witte en rode wijn serveerde, hield ik het op een voorzichtig nippen en paste ik altijd wanneer men nog eens kwam inschenken.”

En hield sport u fit?

“Ik heb ooit gevoetbald bij de juniors van Club Roeselare maar tijdens een winterse wedstrijd heb ik ooit een pols gebroken en had ik een zware blessure aan de grote teen. Ik had veel inzet maar was geen technisch talent en toen ik naar de universiteit ging, hield ik het voetballen voor bekeken. Dat was geen groot verlies voor Club Roeselare (lacht). Ik hoor altijd dat een half uur wandelen per dag een mens fit houdt. In mijn politieke carrière stapte ik veel meer dan een half uur per dag. Politici hebben geen zittend beroep in tegenstelling tot wat veel mensen denken.”

U bent eigenlijk een late roeping als politicus?

“Ik ben licentiaat geschiedenis en heb tien jaar les gegeven aan de rijksnormaalschool in Kortrijk. Ik vond dat enorm boeiend. Mijn studenten toen waren zeer verstandige jonge mensen die eigenlijk stuk voor stuk naar de universiteit konden maar volop voor het onderwijs in de lagere graad kozen. Het was van 1962 tot 1972 met als topperiode mei ’68 natuurlijk. De jongeren waren toen bijna allemaal links en kritisch in tegenstelling tot vandaag waar ze zeer rechts zijn. Dat zijn modeverschijnselen die nu en dan terugkeren in de geschiedenis.”

Het is bijna wiskundig te verklaren?

“Oh, maar wiskunde en geschiedenis hebben heel veel met elkaar gemeen. In beide vakken spelen oorzaak, aanleiding, feiten en gevolgen een grote rol. Voor wiskunde heb je veel inzicht nodig maar voor geschiedenis ook. En dat heb ik altijd voor ogen gehouden: inzichtelijk lesgeven. Dat vind ik zeer belangrijk, ook in geschiedenis. Niet alleen een datum en gebeurtenis uit het hoofd leren maar vooral waarom die datum belangrijk is en wat er aan vooraf ging.”

Louis Bril wordt 80:
© Stefaan Beel

En plots werd de leerkracht politicus?

“Niet onmiddellijk. Ik ben eerst, samen met mijn broer Fernand, zaakvoerder van het familiebedrijf Carrosserie Bril geweest. Ik was in 1977 ook lid van de Jonge Kamer in Roeselare. Op een bepaalde dag besloten we om een debat te organiseren tussen toenmalig minister en socialist Willy Claes en de partijvoorzitter van de PVV, Willy De Clercq. En ik was de moderator van dienst. Nadien bleef ik nog een hele tijd praten met Willy De Clercq en dat was het heel prille begin van mijn politieke leven.”

De blauwe Willy De Clercq was de normale keuze?

“Oh, maar ik kwam ook zeer goed overeen met de kabinetchef van Willy Claes, hoor. En later toen ik ook in Brussel aan de slag was, gebeurde het soms dat ik naar het kabinet van Willy Claes moest. En dan riep zijn kabinetchef door de hele gang: ‘Breng eens een blauw aperitief voor mijn blauwe vriend!'(lacht).”

Maar de familie Bril was al heel lang ‘blauw’?

“Uiteraard want mijn papa was van Veurne. In de 19de eeuw waren verschillende Brils burgemeester van Veurne. Er ligt zelfs een ‘blauwe’ Bril begraven in de kerk van Veurne.”

Tijdens uw allereerste verkiezingen werd u al onmiddellijk uitgespeeld als speerpunt?

“Ja, dat was meteen een zware verantwoordelijkheid. De PVV haalde slechts 4 procent in Roeselare maar na de verkiezingen klommen we tot 13 procent en behaalde ik 6.000 stemmen.”

Er wachtte een coöptatie als West-Vlaams senator maar uw geduld werd nog een beetje op de proef gesteld?

“Inderdaad. Ik was pas 38 toen ik werd verkozen en toen moest je minstens 40 zijn om te mogen zetelen in de senaat. Roger Declercq heeft dan anderhalf jaar mijn plaats ingenomen tot ik in maart 1980 de eed mocht afleggen als senator. Wat de Senaatsvoorzitter deed besluiten dat ik mijn politieke carrière begon waar anderen eindigden.”

En de politieke trein was vertrokken!

“Eigenlijk al een beetje vroeger want voor de allereerste Europese verkiezingen was ik lijstduwer en haalde ik 20.000 voorkeurstemmen. In 1981 maakte ik dan de overstap naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Van 1985 tot 1988 was ik staatssecretaris van Openbaar Ambt en Wetenschapsbeleid in de regeringen Martens VI en Martens VII. Ik herinner me nog een bezoek aan het ESA-centrum in Toulouse waar ook president Mitterand aanwezig was. Iedereen moest hem groeten alsof hij de paus zelf was. Onvoorstelbaar.”

Maar in 1988 had de blauwe partij tegenslag…

“Dat kun je wel zeggen. De vier van Poupehan met Wilfried Martens hebben dan onder elkaar bedisseld dat de liberalen buiten moesten en ze gingen in zee met de Volksunie. De PVV zat gedurende elf jaar in de oppositie en pas na de dioxinecrisis keerden we terug om opnieuw mee te regeren.”

Maar een ministerpost zat er voor u niet meer in?

“Neen, want Guy (Verhofstadt, red.) had de deur geopend voor de vernieuwers of verruimers zoals men het toen bestempelde. Maar in feite waren het gewoon politici zoals Chevalier die van de SP, Vankrunkelsven, Gabriëls en Valkeniers die van de VU kwamen of Turtelboom van de CVP die overliepen naar de PVV. Zij werden een mooie plaats beloofd. Ik heb nooit erg hoog opgelopen met overlopers en ook nu heb ik het daar moeilijk mee. En ik niet alleen. Ik ken veel blauwe families die het moeilijk hadden toen er een heleboel mensen vanuit de Volksunie naar de liberalen overstapten. Wij kennen de ontstaansgeschiedenis van die partij en zijn die niet vergeten. Het feit dat Laurette Onkelinx het slechts enkele dagen geleden had over le bruit des bottes dat oorverdovend is geworden in het parlement zegt toch genoeg?”

Bent u nu verbitterd?

“Absoluut niet, ik stel alleen maar vast. Natuurlijk is de politiek veranderd en ik besef maar al te goed dat alles veel sneller gaat door sociale media en de ontelbare lekken die er meer bewust dan onbewust zijn. Politici die geen campagne voeren zonder sociale media of hun kiezers om de zoveel minuten een tweet geven, geraken wellicht nooit meer verkozen. Toen ik campagne voerde, was dat nog met folders en affiches (lacht). Ik herinner me dat we in een hele nacht Roeselare volplakten, dat was nog nooit gebeurd bij de liberalen. En ook de folders waren voor die tijd vernieuwend want politiek was toen echt wel een heel serieuze zaak. Zo was één van mijn eerste folders een beeld van mijn broer Fernand, die een heel goede doelman was, die een bal uit zijn doel zweefde. En ik vertelde op die folder ‘ik zal uw doel verdedigen’.”

Nathalie Muylle is nu minister. Een goede zaak?

“Dat is een zegen voor Roeselare! Een burgemeester of schepen die goed thuis is in Brussel betekent een ongelooflijke meerwaarde voor die stad. De bevolking beseft dat misschien te weinig.”

In 2009 bent u gestopt in het parlement en in 2012 in de lokale politiek. Hoe vult u de dagen?

“Projecten genoeg want ik zetel nog in veel verenigingen. Ik ben bijvoorbeeld voorzitter van ‘Nood ook in uw straat’ en van het Willemsfonds. En de verzorging van mijn dieren thuis vergt ook veel tijd. Ik verveel me nog niet.”

Tips van Louis

Leuk shoppen

“Toen ik nog werkte, was het voor mij moeilijk om boodschappen te doen met mijn echtgenote in Roeselare. Nu lukt dat beter. We wandelen al eens door de Oost- en Noordstraat zoals veel Roeselarenaars. Mijn kledij koop ik zo veel mogelijk in Roeselare, net als onze voeding die we bij lokale bakkers en slagers kopen. Wij zijn een grote voorstander om de lokale economie te steunen. Roeselare is eigenlijk echt wel een aanrader om inkopen te doen. Je vindt hier werkelijk alles en je moet nergens anders terecht als je dat niet wil.”

“Roeselare is natuurlijk altijd een echte commercestad geweest en dat zal in de toekomst niet veranderen. Ik heb ook de indruk dat de Roeselarenaar trouw is aan zijn of haar winkels. Veel Roeselarenaars zullen eerst kijken of ze datgene wat ze willen in onze stad kunnen kopen vooraleer elders te zoeken.”

Lekker eten

“Oh, ik kan wel genieten van een lekkere maaltijd en ook daarvoor zit je in onze stad zeer goed. Er zijn hier heel veel goede adresjes. Dan denk ik aan Pieter Kookt waar tafelen telkens een feest is. Of aan restaurant De Ooievaar waar ik iedere keer met veel plezier ga. Maar ook Chez Jacques heeft een uitstekende keuken en ook bij Matuvu kom ik graag over de vloer. En natuurlijk mag ik ‘t Eekhoorntje op het Stationsplein niet vergeten waar de smaakpapillen altijd ongelooflijk verwend worden.”

Op reis

“Toen de kinderen klein waren, hebben we heel Europa doorkruist, van Oostenrijk tot Spanje. Ze hebben dat altijd gewaardeerd en Cathy is zelfs mee geweest met ons tot ze 25 jaar was. Nu reizen we niet zo veel meer. We beperken ons tot reisjes naar Westende, dat is al ver genoeg (lacht).”

Mooie plekjes

“Ook hieraan is er geen gebrek. Ik hou vooral van de kasteeltuinen en het park van het kasteel van Rumbeke als het op groengebied komt. Verder heb ik het ook voor het Noordhof waar ik de combinatie van wonen en groenzone heel geslaagd vind.”