Levenswijsheden in café De Meiboom: “Er gaat niemand op café omdat die dorst heeft”

Dominik en Renny lieten café De Meiboom rood kleuren. (foto Jan Stragier) © ©2020 Jan STRAGIER
Wouter Vander Stricht

Eigenlijk staat het café over te nemen. Maar Skippy en Renny hebben niet echt haast in het leven. Dus bood deze coronaperiode de kans om De Meiboom – ‘t Meiboomke zoals Skippy altijd zegt – een nieuw frakske aan te meten.

Café De Meiboom staat al sinds eind 19de eeuw – dus ruim twee eeuwen – te pronken op de hoogte in de Gullegemsestraat. “Eerlijk gezegd: ik denk niet dat er in al die tijd al veel veranderd is”, zegt Skippy, voor de burgerlijke stand Dominik Vanhoutteghem (61). Een likje verf kon de gevel dus wel gebruiken. Dat de Meiboom nu rood kleurt, is eerder toevallig. Dat vertrouwt zijn Renny Vanlerberghe ons toe.

“Café De Meiboom mag niet wijken voor appartements- blok, daarvan zijn er genoeg”

Wat geschiedenis brengt Skippy ons daar weer bij. “De Meiboom kennen we als de boom die geplaatst werd op een huis als de ruwbouw af was, maar vroeger was dat een versierde paal waarrond men danste en feestte om de goden gunstig te stemmen voor de oogst.”

Voor- en achterdeur

Bij ons bezoek baanden we ons een weg via de voordeur naar achter. “Ah, je bent langs voor gekomen. De meest mensen gebruiken hier de achterdeur.”

De Meiboom is altijd een volkscafé geweest. Op 1 juni 2011 veranderde Skippy van klant in cafébaas. “Ik heb altijd een stukadoorsbedrijf gehad. Mijn lichaam spartelde daar wat tegen. Daarom besloten we hier het café over te nemen van Christiane Seynaeve die al van 1967 achter de toog stond. Maar ondertussen staat het café eigenlijk over te nemen, maar dan wel enkel als café. Er staan hier al appartementen genoeg, we gaan er niet nog een café tegen de vlakte voor laten gooien.”

Baas trakteerde vroeger zijn volk

Decennia geleden waren er in de Gullegemsestraat alleen al 70 cafés, nu rest er nog weinig van. “Het is niet makkelijk meer in de horeca”, gaat Skippy verder. “Vroeger trakteerde ik mijn gasten ook al eens op een pint nadat we goed gewerkt hadden. Maar nu kun je dat niet meer maken. Er zijn die controles en als er iets gebeurt met je werknemer, ben je verantwoordelijk.”

Niettemin amuseren Skippy en Renny zich nog. “Het wordt een tikkeltje lastiger, maar het contact met de klanten maakt veel goed. Er komt hier van alles langs, van jonge gasten tot zelfstandigen die hier hun remmen dicht trekken na een dag werken. En ‘t stikt hier nie nauwe, met vuile schoenen mag je hier binnen. Wat ik wel onderschat heb, is het mentale aspect. De klanten vertrouwen je veel toe en dat is niet altijd makkelijk te verwerken. Als ik ‘s nachts thuis kom, dat moet ik de tv nog eens opzetten, anders zou ik niet kunnen slapen. Ooit stelde iemand dat je beter eerste drie jaar café houdt, voor je de studies psychologie aanvat.”

Ook ‘t Meiboomke is nu dus al negen weken in lockdown. “Met de maatregelen van de overheid zijn wij zeker gebaat. Wij hebben ook het voordeel mede-eigenaar te zijn van het gebouw, dus moeten we geen huur op tafel leggen. Maar als je een zaak hebt op de markt in Kortrijk, dan is die 4.000 euro maar een druppel op de hete plaat.”

Fake news op de ramen

Ook klant en vriend Bart ‘Publi’ Dupont helpt met het opsmukken van het café en solliciteert ondertussen zelf ook naar een artikel in de krant. Ook de ramen van De Meiboom verliezen straks hun veelbelovende opschriften. Met in het groot “Gratis Wifi” en daaronder nog wat grappig bedoelde fake beloftes als vloerverwarming en een orangerie met openschuivend dak. “De meeste mensen hebben dat wel door, al was er hier ooit een jonge gast die vroeg of hij op het terras mocht gaan zitten. Hij bestelde een pintje en viste naar de wificode. En toen die niet voorhanden bleek, vroeg hij of het niet erg was dat hij toch dat pintje niet hoefde.”

Leuke babbel

Skippy is ook pleitbezorger van het volkscafé. “Het is niet evident meer om er eentje te runnen. De maatschappij is op dat vlak veel veranderd. Maar het heeft zeker nog zijn plaats. De mensen komen hier voor een leuke babbel. Er gaat niemand op café, gewoon omdat die dorst heeft. Maar eens we weer open mogen, zal moeten blijken welke maatregelen we allemaal moeten treffen. Een café als het onze heeft geen ruimte op overschot en als er een hier een optreden is, staan ze schouder tegen schouder.”

Ook Skippy en Renny wachten af wat het nieuwe normaal zal worden. En Winkel Koerse? “De meet lag hier vroeger nog voor de voordeur. De Meiboom hoort bij Winkel Koerse. Het is ook een traditie die niet mag onderbroken worden. Als het geen groots volksfeest mag worden, dan zullen ze wel enkele paarden moeten laten draven om die traditie niet te onderbreken.” Maar dat zijn zorgen voor morgen.

Renny vermist bij de geboorte

Dominik Vanhoutteghem kwam als prille twintiger in de Lendeleedsestraat in Sint-Eloois-Winkel wonen. “Ik kende hier niemand en toen ik ‘s avonds – ja, ik was toen ook aan het schilderen – een pint wilde gaan drinken om de gemeente te leren kennen, kwam ik terecht in café Sint-Hubert, waar later jeugdhuis Chaplin nog zou huizen. Sint-Hubert, dat was toen bij Tjok Dessauvage. Ik zat er rustig aan de toog toen enkele gasten begonnen te vogelpieken. Je kent dat wel op zo’n kleine Vlaamse piekblok, het lijkt wel een dikke skelle van een boomstam. Plots riepen ze naar Skippy om mee te doen. Bleek dat ze mij hadden zien zitten, maar me verwarden met iemand uit Roeselare die behoorlijk uit de voeten kon met darts. Dus dat misverstand leidde tot mijn bijnaam, sindsdien ben ik Skippy.”

“In de materniteit was ik een tijdlang zoek terwijl mijn moeder beviel van mijn tweelingzus”

Partner Renny Vanlerberghe is dan weer een rasechte Winkelse. “En in Winkel geboren”, zegt ze vastberaden. “In school geloofden ze het vroeger niet altijd, maar er hangt een heel verhaal aan vast. Mijn oudere zussen waren in de materniteit geboren en dat was ook het plan voor mij. Maar mijn moeder was in verwachting van een tweeling zonder dat te weten. Toen ik wat te vroeger ter wereld kwam, snelde de huisdokter te hulp en werd ik thuis geboren. Maar er bleek er nog eentje op komst. De dokter bracht mijn moeder en ikzelf naar het ziekenhuis, waarbij ik zelf snel-snel in een dweil was gewikkeld. Je kent die wel, dat soort dweil met de Belgische vlag als logo. De dokter legde er me bij aankomst neer in een zetel, terwijl bij mijn moeder de bevalling van mijn zus werd ingezet. Toen dat alles achter de rug was, vertrouwde de verpleging mijn moeder toe dat haar dochter in de couveuse lag. Maar ze vroeg ook naar haar andere dochter. Dan zijn ze de zoektocht moeten starten en werd ik herenigd met mijn moeder.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier