Leander schreef boek over aanslepende kinderwens: “Een leven zonder kind? Dat was geen optie”

© Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

Hij was 23 toen een tumor in zijn neus zijn leven een eerste keer overhoop gooide. Hij was 25 toen de diagnose ‘onvruchtbaar’ dat een tweede keer deed. En er zouden nog ettelijke zulke momenten volgen. Vandaag is Leander Verdievel 38, getrouwd met Karen en papa van twee adoptiekinderen. Maar hij is vooral gelukkig. Leander vatte zijn verhaal en dat van zijn gezin samen in een pakkend boek: ‘Het volgend jaar gezin’. “Ondanks alle tegenslagen en verdriet, zou ik het exact op dezelfde manier opnieuw doen.”

Het is warm in Tielt, uitzonderlijk warm voor de tijd van het jaar. Achteraan in de tuin spelen Andrew (8) en Angelica (6) samen met hun neefje Emiel. De chocolade van het ijsje dat ze net hebben gegeten, drupt nog langs hun mondhoeken naar beneden. “Zij is een kleine diva. En ze is heel sterk met woorden en schrijft graag. Net als ik. En hij… Hij weet zo goed wat hij wil. Een beetje koppig soms, dat wel. Helemaal de mama.” (lacht) Dat Leander Verdievel (38) en zijn vrouw Karen Marijsse (40) papa en mama zouden zijn van die twee schatten van kinderen is verre van een evidentie. Om dat verhaal te vertellen, moeten we een kleine 15 jaar terug in de tijd.

Dorre akker

Op z’n 23ste krijgt Leander te horen dat hij een non-hodgkinlymfoma heeft. Een zeldzame tumor in zijn neus. Bestralingen en chemotherapie maken komaf met de tumor, maar Leander hervalt. Een tweede, nog zwaardere behandeling volgt. “Voor de therapie start, overloopt de dokter de mogelijke risico’s. Onvruchtbaarheid is er een van. Of ik al nagedacht had over kinderen, vroeg hij mij. Hij raadde mij aan om mijn zaadcellen in te laten vriezen. Natuurlijk is dat surrealistisch. Ik had daar toen nog geen moment bij stilgestaan.” Leander beslist zijn zaad te laten analyseren – geen Olympische zwemmers, maar ze gingen vooruit (lacht) – en invriezen. Of hij ze ooit nodig zou hebben, weet hij niet. Kanker verslaan, is op dat moment de prioriteit.

Toen we die wachtzaal binnenstapten, zagen we plots dat we niet alleen zijn – Leander Verdievel

Na de loodzware strijd nemen Leander en Karen zich voor om de draad van hun leven voor kanker opnieuw op te pikken. Terug naar hoe het vroeger was. “Ik dacht: we zijn er vanaf. Maar die tentakels van die ziekte reiken zo ver… Mijn hypofyse, een kleine klier net onder de hersenen die instaat voor de hormonenregeling, bleek verdwenen. Volledig weg. Verschroeid door de radiotherapie.”

“Onvruchtbaar. Dat woord, die bom van een diagnose. Dat is alsof ze een stuk van je zijn afpakken. Ge zit ne vint é, een man van 25 jaar. Net in de periode dat al je vrienden aan kinderen beginnen, weet jij: ik ga dat nooit kunnen. Toch nooit op de normale manier. Ik voelde mij volstrekt nutteloos. Een dorre akker. Ik maakte mezelf ook voortdurend verwijten. Hoe vaak Karen ook zei dat niemand er iets kan aan doen.”

Plechtige toon

“Wat me ook enorm frustreerde: er zijn geen voorbeelden, geen verhalen van anderen. Je moet erectieproblemen of onvruchtbaarheid eens intikken op Google… Het enige wat je krijgt, zijn foto’s van mannen, liefst een stuk in de 60, op de rand van het bed, de handen in het haar en een vrouw op de achtergrond die onbegrijpend of een beetje nors zit te kijken.”

De allereerste keer dat Leander het tegen iemand vertelt, voelt aan als een enorme opluchting. “Alsof die molensteen van rond je nek plots aan je voeten belandt. Natuurlijk babbel je daar niet makkelijk over. Wanneer is ook het goede moment om zo’n onderwerp op tafel te gooien? Aan de toog na het minivoetbal? Aan tafel bij je ouders? Uiteraard heb ik daarmee geworsteld. Ik voelde niet de behoefte om dat aan de grote klok te hangen.”

Maar zijn onvruchtbaarheid verstoppen? Nee, dat niet. “Als mensen me vroegen naar onze toekomstige kindjes, was ik eerlijk: het is wat moeilijker bij ons, ik ben onvruchtbaar. Dan zie je hun gezicht veranderen en hoor je hen luidop slikken. (lacht) Mensen verwachten dat als het over serieuze onderwerpen zoals kanker, onvruchtbaarheid of ivf gaat, dat je daar op een heel plechtige toon over praat. Liefst met het hoofd gebogen, starend naar je schoenen. Maar voor mij is het leven nooit zwart of wit. Ik probeer altijd het streepje licht, het streepje humor te zien. Natuurlijk zijn er enorm trieste momenten en is er vaak pijn. Maar even vaak kijk je naar elkaar en denk je allebei: waar the fuck zijn wij mee bezig? (lacht)

17 ivf-pogingen

Hij heeft zijn goedgekeurde zwemmers zoals hij ze zelf noemt, in de vriezer liggen. Ook Karen is kerngezond. Er zijn dus nog opties om eigen kinderen te krijgen. “We hadden een onwrikbaar geloof in de medische wetenschap. Maar tegelijk was er een zekere behoedzaamheid, een zekere schaamte. Die eerste keer dat we naar een fertiliteitskliniek gingen, voel je dat enorm. Ik dacht altijd: ik ben een van de weinigen op deze planeet die dit doormaakt. Tot je die deur van de wachtzaal opentrekt. Die zit stampvol, geloof me. Eén op de zes koppels in Vlaanderen heeft problemen om een kind te krijgen. Dat is gigantisch, hé. Pas toen we die wachtzaal binnenstapten, zagen we plots dat we niet alleen zijn. Het is al minder een taboe dan vroeger, maar het is er nog. Terwijl dat voor niets nodig is. Absoluut niet.”

Leander schreef boek over aanslepende kinderwens:

Het koppel begint aan het ivf-verhaal met hoge verwachtingen. We gaan hier niet te vaak moeten komen, denken ze. En dat geloof blijkt initieel ook terecht. Bij de eerste poging komt er goed nieuws: Karen is zwanger. “Je bent euforisch, je zit op die heerlijke roze wolk. Zie je wel, denk je. We kunnen het toch!” (glimlacht) Jammer genoeg loopt het fout. Het gaat om een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, het vruchtje blijkt niet levensvatbaar.

Maar liefst 16 keer probeert het koppel daarna opnieuw zwanger te raken. In het ziekenhuis van Brugge, in dat van Gent en uiteindelijk ook in Jette bij professor Paul Devroey, de godfather van de ivf, zeg maar. “Elke keer hoorden we: in principe zou het moeten lukken om zwanger te raken. Je komt in een vreemde routine terecht. Heel je leven wordt overgenomen, en je beseft het niet. Je leeft bijna op automatische piloot: telefoon krijgen, fuck mislukt, rouwen, proberen we opnieuw?, afspraken maken. Dat is zot. Je zit in een tunnelvisie: geen kind krijgen, is geen optie. Dus doe je het opnieuw. En opnieuw. We zijn de tel letterlijk kwijtgeraakt, ik heb moeten opzoeken hoeveel keer we effectief een ivf-poging hebben ondernomen. Toen professor Devroey zich over ons dossier boog en zei: ik vrees dat het een kwestie van bad luck is, moest ik even slikken. Op dat moment kwam die sneltrein tot stilstand en zeiden we voor het eerst luidop: dit willen we niet meer, dit kunnen wij niet meer aan.”

Angstige adoptie

Dokters raadden het koppel al langer aan om na te denken over andere opties. “We wilden allebei een kindje, absoluut. Maar we moesten sneller ingezien hebben dat het niet per se eentje van ons moest zijn. Het idee van jouw genen doorgeven… Waarom zou dát het belangrijkste zijn? Ik denk dat wat je leert, welke waarden je meegeeft aan je kinderen een veel grotere rol speelt. We hebben het er wel nog over gehad: hoe zou hij of zij eruit hebben gezien? Het kind dat er nooit is gekomen, is tegelijk altijd wel bij ons. Je moet op een bepaalde manier afscheid nemen van het idee van de perfecte symbiose, ontstaan uit liefde tussen mijn vrouw en ik.”

De start van de adoptieprocedure biedt Leander en Karen nieuw perspectief. Hun kinderwens is meer dan groot genoeg om zich aan dat nieuwe, onwennige te wagen. “Adoptie is zeer surrealistisch. Lessen volgen, een vonnis krijgen, je wordt aan psychologische testen onderworpen. Je moet een diploma halen dat aangeeft dat je geschikt bent om mama en papa te worden… Stel je voor dat je dat allemaal doet bij iedereen die een kind wilt. Ik snap wel dat men dat bij adoptie doet. Om misbruik tegen te gaan, uiteraard. Maar het ontmoedigt wel. Adoptie is een ongelooflijk lang en moedeloos proces. Het is heel hard, angstaanjagend ook. Ik herinner mij die eerste infosessie: wij vol enthousiasme, tot ze die grafieken van de wachttijden tonen. Van drie jaar tot meer dan tien jaar voor binnenlandse adoptie. En dan spreek ik nog niet over alle negativiteit. Alle mogelijke aandoeningen of beperkingen passeren de revue. Je krijgt daar uppercut na uppercut. Zo houden ze enkel de mensen over die zeker zijn van hun stuk. Wij hadden al littekens, wij hadden al een pantser. Maar dat de focus zo op het donkere en het negatieve ligt, dat snap ik niet.”

Dat ze bleven doorgaan, heeft volgens Leander veel te maken met een bezoek aan een koppel dat zelf twee kindjes adopteerde. Daar zagen ze voor het eerst dat het ook gewoon heel goed kan lopen. “Daar was het gewoon normaal. Een gezin met een huis dat overhoop lag en een tuin vol speelgoed. En vooral twee kinderen die hun ouders gewoon graag zien.”

Vier jaar staan ze op de wachtlijst. De woestijn van het wachten, zoals Leander het omschrijft. “Vandaar ook Het volgend jaar gezin, de titel van het boek. Elk jaar vieren we oudejaarsavond met vrienden in een huisje in de Westhoek. En jaar na jaar kwamen daar meer kinderen bij. Wij kwamen telkens toe met een lege achterbank. Als het dan middernacht is, komen de wensen en felicitaties. In het begin hoorden wij: volgend jaar is het aan jullie. We konden dat zeker appreciëren, omdat het goed bedoeld was. Wij hebben zulke goede vrienden dat ze het op den duur niet meer zeiden. Ze pakten ons gewoon vast.”

Compleet

Op 18 april 2018 ontmoetten Leander en Karen broer en zus Andrew (bijna 6 toen) en Angelica (4 jaar) in Zuid-Afrika. De dag die hun leven écht voorgoed verandert. “Er is niets, geen boek, geen goede raad, geen lezing die je daarop kan voorbereiden. Het is vallen en opstaan, elke dag. Maar ze doen het fantastisch. Als je ziet wat voor stappen ze gezet hebben… Dat is fenomenaal. Ze hadden niets, letterlijk niets. De wereld door hun ogen zien, is voor ons ook een les in nederigheid geweest. We zijn de eerste vier maanden samen thuis gebleven, voor de hechting, om elkaar te leren kennen. Dat is echt wel nodig. Zowel voor hen als voor ons. Van geen kinderen naar twee kinderen mét karakter en een voorgeschiedenis, dat is een wereld van verschil.”

Die voorgeschiedenis sluit het koppel wel bewust af. “We hebben meteen gezegd: we gaan dat parkeren. Nooit vergeten, altijd eerlijk zijn als er vragen komen. We praten zelf ook over Zuid-Afrika. Maar we willen hen niet behandelen als onze precaire adoptiekinderen. Het zijn onze kinderen. Met de ups en downs. Ze zijn gelukkig, denk ik. Dat is voor ons het belangrijkste.”

“Andrew en Angelica zijn een ongelooflijke verrijking. Dat meen ik. Alles wat we hebben meegemaakt, is het waard. Al het geld, al het wachten, elke tegenslag en al het verdriet. De eerste keer dat ze zeggen ik zie jou graag, papa of als je samen de Poelberg op fietst, dan weet je waarom je het deed. Is ons leven, ons gezin, nu compleet? Ik denk het wel, ja. Als ik naar Karen kijk, weet ik dat ze gelukkig is. En ik ook. Ik stond vroeger helemaal anders in het leven, ik ben helemaal veranderd. Maar ondanks alles zou ik het exact op dezelfde manier opnieuw doen. Alles onderweg, hoe moeilijk die weg ook was, heeft me ongelooflijk veel geleerd.”

‘Het volgend jaar gezin’ is uitgegeven bij Lannoo.