Kortrijkse schepen reageert op onthutsende cijfers daklozentelling: bijna 500 kinderen in onze regio hebben geen thuis

© Kurt De Schuytener
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Zuid-West-Vlaanderen is de eerste regio in onze provincie waar een dak-en thuislozentelling werd uitgevoerd. Er blijken 1313 mensen in onze regio te zijn die geen vaste woonplaats hebben. Cijfers die hoger liggen dan verwacht. Een schokkend groot deel daarvan, 479 om precies te zijn, zijn kinderen. Naast een verjonging valt ook een verkleuring en een vervrouwelijking van de dak-en thuisloze uit de statistieken op te maken. Dak-en thuisloosheid wordt dus helaas democratischer.

Vorige week werd in Kortrijk vanuit de Brug nog de eerste daklozenverpleegster van West-Vlaanderen voorgesteld, donderdagmorgen 17 maart loste de Koning Boudewijnstichting de cijfers van de daklozentelling die ze voor tweede opeenvolgende jaar door de universitaire onderzoeksteams van KU Leuven en UC Louvain liet uitvoeren. Het is voor het eerst dat er zo’n telling plaatsvindt in onze provincie.

De eerste telling gebeurde in 2020 in de steden Aarlen, Luik en Gent en in de provincie Limburg. Eind 2021 werd diezelfde oefening nog eens overgedaan in Charleroi en Namen, in de eerstelijnszone BraVio rond Vilvoorde en in Zuid-West-Vlaanderen.

Eerst de diagnose, dan de remedie

Zuid-West-Vlaanderen is dus de allereerste regio in West-Vlaanderen waar zo’n telling gebeurt. “We hebben daar zelf zeer hard op aangedrongen,” legt Philippe De Coene uit, voorzitter van Welzijn 13 en schepen van sociale vooruitgang en armoedebestrijding in Kortrijk. “U zult zien dat we in deze regio al lang op deze problematiek werken. Maar de voorbije jaren hebben we dat altijd gedaan zonder kompas. Laat het me anders zeggen: om een remedie te ontwikkelen moet je een diagnose stellen. En hoe langer je daarmee wacht, hoe groter het probleem.”

Op 29 oktober 2021 telden 45 diensten in Zuid-West-Vlaanderen het aantal mensen dat de nacht voordien dak-of thuisloos was. Het cijfer was ontstellend hoog. “1313 in totaal,” met al die dertienen zit het getal de voorzitter van W13 in het geheugen gegrift. In Charleroi zijn dat er 1159, in Namen 1146 en 229 in de eerstelijnszone rond Vilvoorde. “Maar wat ons vooral met de voetjes op de grond zet, is het aantal kinderen die in die statistieken opduiken,” geeft Philippe Decoene toe. 479 kinderen in onze regio hebben nergens een thuis. Ter vergelijking: in Charleroi zijn dat er 200.

Zorgende gemeenten

“Ik zou toch de nodige voorzichtigheid hanteren wanneer je vergelijkingen gaat maken tussen de verschillende regio’s,” waarschuwt professor Koen Hermans, die het onderzoek leidt. Een regio die over veel faciliteiten beschikt, kan net daardoor hogere cijfers vertonen. “Sommigen gewagen van een aanzuigeffect. Ik vind dat een heel lelijke term, want het klinkt alsof je een probleem creëert. Terwijl het net sterk is dat je dat aanbod hebt.”

Het aanbod creëert een vraag. Mensen van elders zakken sneller naar hier af.

Maar De Coene beseft het: “Het aanbod creëert een vraag. De gemeenten van onze regio hebben het profiel van zorgende gemeenten. Onze opvangfaciliteiten hebben een goeie reputatie. Mensen van elders zakken sneller naar hier af. Dat is misschien deel van de verklaring.”

Pascal Heytens van het CAW denkt dat de faciliteiten en de vele netwerken ervoor gezorgd hebben dat de telling heel grondig is gebeurd. “We hebben hier straathoekwerkers, buurtwerkers en tal van centra waar men de mensen weet te vinden. Als je niet de juiste contacten hebt, dan ga je zij die in garages wonen, in caravans of andere schuilplaatsen nooit opsporen. Soms liggen ze ergens in een portiek. Of in een seinhuisje dat midden tussen de sporen staat.”

Philippe De Coene wijst erop dat je in Kortrijk, in tegenstelling tot in veel andere steden, nauwelijks daklozen op straat ziet. “Zodra we iemand zien op een stuk karton in een winkelportaal, of ergens met een kind op de grond, treedt er een meldingssysteem in werking waardoor er zich binnen een paar uur iemand ontfermt over die mensen. Onmiddellijk wordt hun situatie bekeken en bieden we opvang aan.”

Een momentopname

Dat er de statistieken laten zien hoeveel kinderen er in Zuid-West-Vlaanderen op de dool zijn, kan misschien ook een positief effect hebben, hoopt De Coene. “Als volwassenen thuisloos zijn, wordt al snel gezegd: “Hebben ze het niet zelf gezocht?” Een vooroordeel waarmee kwetsbare mensen vaker krijgen te kampen.”

“Maar van kinderen kan je dat nooit zeggen. Kinderen kunnen nooit verantwoordelijk zijn voor hun situatie. In die zin is die telling een signaal om onze initiatieven nog uit te breiden.” Met het cijfermateriaal kan W13 aan de slag om nog gerichter werk te maken van de strijd tegen dak-en thuisloosheid.

Doordat zoveel verschillende instanties aan de telling deelnamen, is De Coene ervan overtuigd dat de cijfers van Zuid-West-Vlaanderen een redelijk accuraat beeld van de situatie geven. Toch waarschuwt Koen Hermans om met de nodige voorzichtigheid naar die getallen te kijken.

“Ik heb de metafoor van de ijsberg gebruikt. We brengen veel meer in beeld wat onder de waterlijn verborgen zit. We hebben niet de pretentie om te zeggen: dit is nu het absolute aantal. Ten eerste gaat het om een momentopname. Die cijfers schommelen ook voortdurend.”

“Voor ons is het even belangrijk om te kijken naar de patronen die achter die data zitten. Welke profielen zitten erachter? Ik benadruk heel sterk het belang van het doorbreken van het stereotype beeld van de dakloze. Deze cijfers bewijzen dat het beeld veel diverser is.

Nooddorpen

In oude volkscafeetjes zie je nog wel eens dat beeld achter de toog staan van een clochard tegen een lantarenpaal. Zo zag een dakloze er vroeger uit. Maar dat clichébeeld beantwoordt niet meer aan de realiteit. Uit het onderzoek van Professor Koen Hermans blijken 30 à 35 % van de getelde personen vrouwen te zijn. Zij brengen de nacht voornamelijk door in een tijdelijke opvang voor thuisloze personen, bij familie of vrienden. Kinderen verblijven dan weer in opvanghuizen, transitwoningen of tijdelijk bij familie of vrienden. 20 % van alle getelde personen op de dool zijn jongvolwassenen.

De aanleiding van hun thuisloosheid is vaak een conflict met de ouders of de familie. 20 à 40 % van de getelde bevolking bestaat uit mensen met een migratieachtergrond. En zowat 1 op 4 dak-en thuisloze personen heeft een instellingsverleden. Ze hebben in de psychiatrie, de jeugdhulp of de gevangenis gezeten. 20 à 30 % van de personen die in de tellingen aan bod komen, worstelen met geestelijke gezondheidsproblemen en verslaving.

“We moeten alle zeilen bijzetten om al die mensen te helpen,” beklemtoont Philippe De Coene. “En intussen moeten we om evidente redenen ook de mensen uit Oekraïne helpen. Er wordt gesproken over nooddorpen, terwijl we ook een nooddorp zouden moeten hebben voor alle dak-en thuislozen, als je deze cijfers bekijkt.”

”We zijn nu in alle gemeenten aan het zoeken naar woningen voor de Oekraïnse gezinnen die naar hier komen. Bij ons in het OCMW hebben we amper vier woningen beschikbaar. Al de rest is bewoond door mensen die structureel dak-of thuisloos zijn. Dat zijn eigen woningen. Voor de mensen die uit Oekraïne komen, kijken we dus ook naar huizen die niet van het OCMW zijn. We hebben tot nu toe 35 huizen klaar staan voor die mensen die op de vlucht zijn voor die wrede oorlog. En we blijven uitkijken naar andere mogelijkheden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier