Johan trekt met zijn metaaldetector op zoektocht naar ondergrondse oorlogsgetuigen

Johan Bert met een gevonden Belgische helm van een vuurkruiser. © Stefaan Beel
Peter Soete

Als kind kon hij geboeid luisteren naar de verhalen van zijn vader en grootvader over de Eerste Wereldoorlog. Maar pas toen Johan Bert vier jaar geleden met brugpensioen ging, kwam zijn passie in een stroomversnelling terecht. Nu trekt hij wekelijks met een metaaldetector door de Westhoek op zoek naar getuigenissen van de verschrikkelijke oorlog die meer dan 100 jaar geleden ook onze regio ferm hebben getekend.

Johan Bert werd op 2 maart 1959 geboren in Roeselare maar is een geboren en getogen Rumbekenaar. “Ik voelde me als twaalfjarige al aangetrokken door het oorlogsverleden en dan specifiek door WO I”, begint Johan Bert. “Dat komt vooral door de verhalen van mijn papa en pépé en door de plaats waar we toen woonden in de Oekensestraat. We woonden aan de overkant van het Sportpark in Rumbeke en op die plaats was vroeger een Duits militair kerkhof. En waar ons huis later werd gebouwd, was het mortuarium voor de Duitse gesneuvelde militairen. Inderdaad, het klinkt een beetje luguber maar door dat feit en door die verhalen was mijn interesse gewekt. Ik begon boeken te lezen over de Eerste Wereldoorlog en bezocht musea. Toen ik begon te werken ik heb 41 jaar bij Verstraete Bouw gewerkt en een gezin begon uit te bouwen, verminderde die interesse een beetje. Vier jaar geleden ging ik met brugpensioen en dat was het ogenblik om de draad weer op te pikken.”

Zaterdag in de Westhoek

“Ik heb dan een vergunning voor een metaaldetector aangevraagd. Dat duurt wel een tijdje want de eerste aanvraag gebeurt in Roeselare, dat moet dan opgestuurd worden naar Brussel en Erfgoed Vlaanderen voert dan nog een onderzoek en pas na een drietal maanden krijg je ook effectief de vergunning. Misschien lopen er inderdaad mensen rond met een metaaldetector zonder vergunning maar de controle is toch wel groot. De politie komt toch regelmatig een kijkje nemen als ik aan het zoeken ben in weides of akkers.”

“Ik ga meestal de hele zaterdag op stap in de Westhoek. Ja, slechts één keer per week trek ik er op uit met mijn metaaldetector. En de allereerste keer gingen mijn twee kleinkinderen mee. We vonden meteen twee geweren en een bajonet. Dat was natuurlijk een groot feest! Maar het is niet altijd zo. Het gebeurt ook dat ik een hele dag zoek en bijna niets vind. Maar iedere keer als mijn detector aangeeft dat er iets in de grond zit, gaat mijn hart toch sneller slaan. Je weet nooit wat je bovenhaalt. Vaak is dat gewoon ijzer en de grootste oorlogsvondst is munitie. Dat kunnen kogels zijn maar ook heel veel obussen, handgranaten of ontstekers.”

Johan Bert in 2013, actief in de Westhoek.
Johan Bert in 2013, actief in de Westhoek.© Stefaan Beel

“Alle oorlogsmateriaal uit de ploeglaag, dus tot zo’n 40 centimeters diepte, is bijna verdwenen. Maar er zit nog heel veel materiaal onder die ploeglaag. Of als je geluk hebt, ontdek je een weide die nog nooit bewerkt is en dan kun je oorlogsmateriaal vinden net onder het gras. Dat is dan meestal in een licht- of zwaar golvende weide of een weide met bijvoorbeeld een verzakking. Dit kan op vroegere loopgraven duiden en daar kun je ook veel vinden. In Sint-Juliaans heb ik op zo’n plaats eens helmen, geweren, drinkflessen en mooi gestapelde munitie gevonden. Er lagen maar liefst 105 obussen op die plek.”

Helm met bolle kant

“Als je iets vindt, probeer je dat zeer voorzichtig bloot te leggen en blijf je er vooral af. Is het munitie dan verwittig je de politie die dan DOVO belt om de munitie te komen ophalen of onschadelijk te maken. De vinder mag alles houden wat hij of zij bovenhaalt met uitzondering van munitie en nog vuurgevaarlijke wapens. De best bewaarde stukken vinden we in kleigronden.”

“Ik vind het altijd een zeer spannende bedoening wanneer ik een helm met de bolle kant naar boven uitgraaf. Je weet nooit of de drager van die helm op die plaats ook zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Neen, ik heb nog nooit een gesneuvelde soldaat naar boven gehaald.”

Smalspoor

“Wel heb ik eens een lepel uitgegraven waarop NF 923 gegraveerd staat. We hebben dat opgezocht en dat bleek de lepel te zijn van Edward Owen Ryan van de Northumberland Fusiliers. In 1914 kreeg korporaal Ryan de 1914 Star-medaille en na de oorlog ontving hij als sergeant de British War en Victory Medals. Hij had dus de oorlog overleefd en in het compagniedagboek lazen we dat ze op 18 en 19 augustus 1917 in het Dirty Bucket Camp in Langemark zijn gepasseerd. Daar is hij dan zijn lepel verloren.”

“Verleden week heb ik trouwens ook een mooie ontdekking gedaan. Ik heb een Duits stuk smalspoor blootgelegd in de Moortelweg in Ieper. Het is 60 cm breed en dat smalspoor diende om munitie en voedsel vanuit de laatste bevoorradingskampen naar het front te vervoeren. Ik weet zeker dat het een Duits smalspoor was want alle Engelse oorlogsmateriaal heeft steevast een oorsprongsplaatje. Op die manier heb ik trouwens de eigenaar van die lepel kunnen achterhalen.”

“Ondertussen heb ik bij mij thuis al een klein museum verzameld. Ik heb een tiental geweren en helmen, drinkflessen, kogelzakjes, gamellen en zelfs een Duitse glazen zakfles die nog voor meer dan de helft gevuld is met wellicht schnapps. Ik wil ze niet openen want ik vrees dat de kurksluiting het niet zou overleven.”

“Mijn echtgenote Carine steunt me volledig in mijn hobby en vindt het niet erg dat er steeds meer zaken bij komen in mijn klein museum. Het blijft een privé museum maar wie het eens wil zien, is altijd welkom in de Karel de Ghelderestraat in Rumbeke.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier