3.209 kinderen groeien op in jeugdhulp, Lou (17) is één van hen: “Hier heb ik leren zien dat ik wél iets waard ben”

Lou Vansever: “Ik ben gewoon eerlijk en open over waar ik woon. Waarom zou ik me moeten schamen?” © Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

Met 3.209 zijn ze, de West-Vlaamse kinderen en jongeren die opgroeien in een jeugdhulpvoorziening omdat ze tijdelijk niet bij hun ouders terechtkunnen. De 17-jarige Lou Vansever is een van hen. Zij koos, na een aantal moeilijke jaren en meerdere opnames in de jeugdpsychiatrie, bewust voor vzw Oranjehuis in Kortrijk. Vandaag maakt ze zich klaar om op eigen benen te staan. “Ik heb hier leren zien dat ik wel iets kan, dat ik wel de moeite waard ben.”

De topjes van haar kortgeknipte haren kleuren blauw en geven haar diepe donkere ogen nog net dat tikkeltje meer glans. Met haar enthousiasme en luide babbel vult ze de hele kamer. Evident is dat niet, zegt ze. Het verschil met hoe ze een dik jaar geleden Oranjehuis voor het eerst binnenstapte, is extreem.

“Ik kom van ver. Dat weet ik. Er is heel veel gebeurd in een jaar, maar ik ben trots op waar ik vandaag sta.” De Blankenbergse Lou Vansever (17) is een van de meer dan 3.200 kinderen en jongeren die in onze provincie opgroeien in een jeugdhulpvoorziening. “Iedereen die hier verblijft, heeft zijn of haar eigen verhaal. Een eigen rugzakje”, vertelt Lou. “De ene blijft hier misschien twee weken, een ander kan hier maanden wonen in de studio’s.”

De gemeenschappelijke deler is dezelfde: thuis wonen is voor deze jongeren, om welke reden dan ook, geen optie. Dat is ook voor Lou zo. Ruim twee jaar lang ging ze in en uit opname in de jeugdpsychiatrie omwille van ernstige angststoornissen. “Maar eens je er opnieuw buiten komt, sta je daar. Plots moet je het alleen zien te redden. Thuis lukte dat niet, omdat ik met mezelf eigenlijk echt geen weg wist. En ik zat ook op tal van verschillende scholen, zonder me daar goed te voelen”, vertelt Lou.

© Olaf Verhaeghe

“Aan de start van de lockdown voelde ik dat het niet goed zou komen en heb ik zelf, via het crisismeldpunt, de stap gezet. Zo ben ik hier in crisisopvang terechtgekomen. Na twee weken kwam vanuit het crisismeldpunt het voorstel om opnieuw naar de psychiatrie te gaan. Alleen was dat wat zij wilden, maar niet waar ik mezelf zag. Ik kon dat niet meer. Hier wel. Een jaar later is gebleken dat het voor mij de juiste keuze was.” (glimlacht)

Duwtje in de rug, zij aan zij

In vzw Oranjehuis, die onderdak vindt in het oude Fatimaklooster op de grens van Kortrijk met Heule, verblijven jongeren tussen 15 en 19 jaar. Carl Grooteboer werkt er intussen 16 jaar als leefgroepbegeleider. “Onze rol kan je op verschillende manieren zien. Soms is het dat duwtje in de rug, soms is het wat trekken en sleuren, soms is het zij aan zij, hand in hand de volgende stap zetten”, zegt hij. “Onverstoorbaar pushen of strikt dwingen, dat helpt niemand. Het gaat vooral over samenwerken, op hun tempo.”

Dit is voor mij voorlopig de beste plaats om op te groeien

“Beeld zonder klank, dat gebeurt wel eens hé”, lacht Lou. “Het belangrijkste is dat ze hier vertrekken vanuit de jongere. Wat wil die? Wat heeft die nodig? Welke ondersteuning moet er zijn? Voor mij is een omgeving als deze cruciaal. Hier heb ik leren zien dat ik wel iets kan, door betrokken te worden, door mijn stem te kunnen laten horen. Nu zie ik dat ik wel de moeite waard ben.”

© Olaf Verhaeghe

In september wordt Lou 18, begin januari volgend jaar kan ze de zoektocht naar een eigen thuis starten, in eerste instantie onder begeleid wonen. “Een hele stap verder, maar ik krijg er de tijd voor. Ik kies bewust voor die begeleiding, om toch ergens op terug te kunnen vallen”, zegt ze. “Ik start ook aan de hogeschool, graduaat orthopedagogie aan Vives. Ik kijk er wel naar uit, al is het maar om een eigen netwerk op te bouwen en nieuwe mensen te leren kennen.”

“Je bent langzamerhand klaar voor die volgende stap”, knikt Carl. “Dat voel je. Je komt er. Sowieso.”

Taboe?

Het onderwerp jeugdvoorziening of instelling bespreken, is lang niet altijd makkelijk. Dat ziet ook Melanie Reynaert, jeugdwelzijnswerker bij vzw Ajko, een partnerorganisatie van Oranjehuis. “Ik merk vooral onwetendheid”, zegt ze. “Velen hebben het idee dat in een voorziening het crapuul van de straat wordt geplaatst. Dat is net het jammere, want heel vaak komt het niet door toedoen van de jongere zelf. Het is soms wel taboe, al wordt het stilaan beter.”

“Ik zeg meestal wel open dat ik bij het Oranjehuis woon”, aldus Lou. “Ik ben er gewoon eerlijk over, ik ga me er ook niet voor schamen. Waarom zou ik? Ik ben net blij en dankbaar dat ik hier kan en mag zitten. Ik ben hier niet geplaatst door een jeugdrechter, ik mag terug naar huis en mijn mama mag hier komen en blijven slapen als dat nodig is. Dat die band met het gezin er nog is, is net van cruciaal belang. Alleen is dit voor mij voorlopig de beste plaats om op te groeien.”

© Olaf Verhaeghe

Eén op de vier is tussen 15 en 17 jaar

“In sommige gezinnen lopen de spanningen (te) hoog op of kampen ouders zelf met problemen waardoor de opvoeding van hun kinderen in het gedrang komt”, zegt Niels Heselmans van het Agentschap Opgroeien. “Eerst wordt samen met de ouders of het familiale netwerk gekeken voor een oplossing, maar dat lukt niet altijd. Kinderen en jongeren kunnen dan terechtkomen in een pleeggezin of een leefgroep waar anderen uit een lastige thuissituatie voor beperkte dan wel langere tijd verblijven.”

In West-Vlaanderen wonen 3.209 kinderen en jongeren in zo’n jeugdhulpvoorziening. Nog eens 1.606 kinderen wonen in een pleeggezin. Opvallend: één op de vier jongeren die in een leefgroep woont, is tussen 15 en 17 jaar oud. Bij pleeggezinnen is die leeftijdscategorie goed voor slechts 16 procent.

Het aantal kinderen en jongeren in crisissituaties bleef in 2020, ondanks de zware coronacrisis, stabiel: 785 versus 795 aanmeldingen in 2019. “Dat is best opmerkelijk, gezien de grote impact van corona op het mentaal welzijn”, aldus Heselmans nog. “Anderzijds merken we de eerste maanden van 2021 wel een duidelijke stijging. De coronacrisis blijft nazinderen bij kinderen en jongeren.”