Jessie De Caluwe verrast met voorstelling over schoonheid en troost in een crematorium

Jessie De Caluwe bij het graf van James Ensor in Oostende. © Jan Gheysen
Jan Gheysen
Jan Gheysen Opiniërend hoofdredacteur

“De dood hoort bij het leven, maar als er iets is waarover we niet willen praten, dan is het wel de dood. Het is nooit het moment om het erover te hebben, het past nooit.” Jessie De Caluwe staat voor het brede raam van haar appartement, acht hoog, op de zeedijk van Mariakerke. Voor haar strekt zich de Noordzee, een zee zonder strand, lijkt het, alsof het water onder de flat klotst. “Niet vreemd,” zegt ze, “dat ik mij hier soms op een schip waan.” Maar het voorbije jaar was de zee lang niet zo kalm en vlak als deze week. “Ik heb mensen verloren die me zo dierbaar waren, die heel veel voor mij hebben betekend. Het stopte niet…”

Uitgerekend na zo’n jaar vroeg het Kortrijkse crematorium Uitzicht haar of ze in een herdenkingsprogramma enkele teksten wou brengen. “Dat wou ik, maar niet voor een keertje. Ik had de voorbije maanden teksten geschreven voor mijn overleden vriendinnen en vrienden, ik kon er een hele voorstelling rond bouwen. Samen met Hilde Van Laere, de multi-instrumentaliste, met wie ik eerder al voorstellingen heb gebracht. Ik wou dat omdat er nood is aan spreken over dood en afscheid, in al zijn vormen”, legt Jessie De Caluwe uit.

Woensdag bracht ze de voorstelling Schoonheid en Troost in het crematorium. “Ik mis de rituelen van vroeger”, zegt ze. “Toen er bij het huis van iemand die overleden was een lantaarn werd geplaatst, toen familie en vrienden de tijd namen om herinneringen boven te halen, toen mensen nog rouwbanden droegen en je wist dat er kon over gepraat worden. Nu handelen wij dat snel en klinisch af en slagen we er niet in om gewoon over de dood te praten. Alsof dat niet bij het leven hoort. Terwijl het eigenlijk de enige zekerheid is die we hebben in dit leven: dat we doodgaan.”

Het leven omhelzen

“Het was een heftig jaar”, zegt ze. “Maar ik heb geleerd om het leven te vieren. Om het te omhelzen. Ik heb dat van mijn vriendin Caroline. Ze was een jaar jonger dan ik, ik had haar leren kennen toen ik Argus presenteerde op tv. Ze was toen de vriendin van cartoonist Zak en we waren sindsdien hartsvriendinnen. Ze leed aan kanker, maar dat verhinderde haar niet om het leven te omarmen, in het volle besef dat ze haar ziekte niet zou overleven. We hebben gefeest, heel veel gelachen, maar ook heel veel gehuild, wetend dat het alleen maar erger en zwaarder zou worden en dat ze haar leven zou eindigen in een rolstoel,” vertelt Jessie.

“Tegen het advies van haar artsen-oncologen bleef ze reizen, vond ze de kracht om mensen bijeen te brengen. Ze is drie keer bij me in Marokko op bezoek geweest. Ze was op reis in Frankrijk, met vrienden en vriendinnen die ze rond zich had uitgenodigd, toen ze de fatale klap kreeg en met spoed naar het ziekenhuis in Gent werd overgebracht, waar ze overleed. Ik was, voor ze naar Frankrijk trok, nog bij haar in Gent geweest. We liepen door Gent, zij in een rolstoel, ik daarachter als een volleerd begeleidster. We zijn gaan eten, we hebben, zoals altijd, champagne gedronken, in het volle besef dat het de laatste keer was dat we elkaar zagen.”

Als een octopus

En zoals het vaker gebeurt, was het een telefoontje die de onheilsmare over haar hartsvriendin bracht. “Enkele uren voor ik een interview had op de Mercator, voor jullie krant was dat. Dat was lastig, maar ik wou niets laten merken, ik wou dat kunnen, dat interview en beschouwde het als een ode aan Caroline. Ik ben ‘s avonds naar de Delhaize gegaan, ik wou ‘een Carolientje doen’ en heb er mijn mandje gevuld met het lekkerste wat de zee te bieden heeft. Het was een warme avond met een prachtige zonsondergang. Het leek zelfs alsof de meeuwen langer dan gewoonlijk bleven hangen. Ik heb thuis alles uitgestald, de champagne, de zeevruchten en ik heb met Caroline gesproken, heb alles opgenomen met mijn dictafoon en heb daarna een tekst geschreven. Ik noemde mijzelf bij haar Octopus – omdat ik acht armen nodig had om haar te omhelzen – en zij noemde zich goudvisje. Ik heb met haar die avond het leven gevierd.”

Het past ons nooit om het over de dood te hebben maar hij hoort bij het leven. Het is de enige zekerheid die we hebben

Maar het afscheid nemen, hield niet op. Kerstmis vorig jaar laat de Blankenbergse ereschepen van cultuur Cathy Verburgh Jessie weten dat ze nog 14 dagen te leven heeft. “Wij waren heel goed bevriend. Ik ben toen zo geschrokken van haar telefoontje dat ik meteen een vlucht heb geboekt om van Marokko naar het ziekenhuis in Gent te gaan. Ik wou haar absoluut nog zien. Toen ik bij haar op de kamer kwam, waarschuwde ze me: kom niet te dicht, maar na een kwartier riep ze mij bij haar en hield ze me vast. En we wisten, als ik hier vertrek, zien we elkaar nooit meer. Ik ben diezelfde dag teruggevlogen naar Marokko en belde daarna haar man Ralph met de vraag hoe het was. En toen vernam ik dat ze intussen overleden was…”

“Caluweetje, pas op…”

En nog was het niet gedaan, met de onheilstijdingen die via de telefoon binnenlopen ten huize De Caluwe in Marokko of in Oostende. “Zo vaak heb ik al telefoons gekregen van mensen die me waarschuwen. ‘Caluweetje, pas op, niet schrikken van wat ik ga zeggen, maar die of die is overleden… Toen ik in januari ineens Johan Braeckman aan de lijn had – het was een bijzonder slechte verbinding, letterlijk van over zee – wist ik: Etienne Vermeersch is overleden. Het afscheid zou in intieme kring plaatsvinden, ik werd uitgenodigd maar ik wist, ik haal het niet, ik zit in Marokko. Ik ben beginnen rondlopen in huis, ginds in Marokko. Heen en weer, zoals een ballon die leegloopt en rondvliegt, stuurloos. Uit onmacht. Ik had nog zoveel vragen voor Etienne, hij had mij nog zoveel te vertellen, maar je beseft dat hij nooit meer zal antwoorden. Nooit meer. Ik kon die woorden niet meer verdragen”, vertelt Jessie. “Tegelijk werd mij gevraagd om het overlijden nog niet rond te vertellen. De media zouden later worden ingelicht. Daar zat ik, helemaal opgesloten met dat verdriet.”

“Ik heb alle mails, van jaren ver, die ik van Etienne had ontvangen, uitgeprint en ik heb ze voor mijn vriend Pierre, terwijl ik ze las, vertaald. De hele avond. En dat bracht rust.”

Wijlen professor Vermeersch had Jessie per toeval leren kennen op een congres in Frankrijk, waar zij de presentatie verzorgde. Daar viel ze per ongeluk van het podium, werd er opgenomen in het ziekenhuis.

Professor met bloemen

“En ineens stond de professor daar met een immens bos bloemen. En we zijn vrienden voor het leven geworden. Etienne kwam geregeld eten hier in Oostende en we hadden gelukkig een restaurant gevonden waar ze ons niet buiten keken zodra onze borden leeg waren. Ontelbare keren zijn we blijven praten tot het restaurant met de volgende shift begon. En dan gingen we wandelen op de dijk en niet zelden begon hij dan hardop te zingen. In het Latijn…”

Er is altijd een laatste keer. Een zeldzame keer weet je het, wanneer je iemand voor het laatst ziet, maar meestal niet. “De laatste keer dat hij in Oostende kwam spreken, had hij me uitgenodigd. We zouden achteraf nog iets drinken. Maar zoals dat wel vaker gebeurde, kwamen andere professoren bij hem na de lezing. Om met hem verder te discussiëren. Maar toen pakte hij me bij de arm, zei tegen het gezelschap dat hij weg wou en we stapten op. Zo was hij wel…”

Zeven levens

De dood is nooit veraf, weet Jessie. Of ze wel eens over haar eigen dood nadenkt? “Ik ben er haast zeker van dat ik ooit doodval. Letterlijk. Ik ben al enkele keren van een trap gevallen. En recent nog van een rots in Marokko. Ik landde op anderhalve meter van een klif. Hoeveel levens heeft een kat? Zeven? Negen? Ik heb in elk geval al heel wat geluk gehad. Maar dat dank ik aan mijn ‘begeleiders’, mensen die me na aan het hart liggen en die overleden zijn. Ik denk dan vooral aan Guido Claus. Dat was de eerste man aan wiens sterfbed ik heb gezeten. Ik loste er zijn vrouw af, Motje. Ik had geen schrik van de dood, toen. En ik denk: nu zorgt hij voor mij. Hij is een van die ‘begeleiders’. Net als tante Maria, de zus van mijn moeder. Ik was voor haar de dochter die ze nooit gehad heeft.”

Thermae Palace

Toen Michel Kemp, de man die in 1996 weer de bekende boekhandel Corman in Oostende opstartte, op 70-jarige leeftijd overleed, vroeg de familie Jessie om een tekst op de afscheidsplechtigheid voor te lezen. “Ik ging geregeld langs in de boekhandel en Michel kwam ook altijd naar mijn voorstellingen. We zijn op die manier bevriend geraakt. Hij steunde mij ook altijd in mijn projecten. Die afscheidsviering vond plaats in de grote zaal van het Thermae Palace. Je kon er de zee zien. De stoelen hadden een witte overtrek gekregen. Het was sober, maar zo mooi, dat ik dacht, hier wil ik ook mijn afscheidsviering. Maar weet, er zullen geen stoelen staan. Er zal geen koffie worden geserveerd en er zullen geen broodjes gedeeld worden. Maar er zalwel champagne geschonken worden, er zullen hapjes zijn en iedereen staat recht, zodat iedereen vrij kan bewegen om herinneringen te delen. Zo zal het zijn, dacht ik toen…”

Op haar flat hangt heel wat werk van Franky Cane. De kunstenaar overleed totaal onverwacht. Nog geen zestig jaar. Jessie toont het overlijdensbericht dat wordt ingeleid met een werk van de kunstschilder. “Kijk”, zegt ze en ze wijst naar de muur, “uitgerekend het werk dat hier hangt…” De dood is nooit veraf. Ook niet acht hoog boven zee.

Jessie De Caluwe (63) is geboren in Sint-Gillis-Waas maar woont al bijna een kwarteeuw in Mariakerke. Een burn-out in 2010 bracht haar naar Marokko, waar ze haar Franse vriend Pierre leerde kennen en sindsdien pendelt ze tussen Mariakerke en Marokko.

BIO JESSIE DE CALUWE: Pendelen tussen Marokko en Oostende

Jessie begon haar mediacarrière bij omroep West-Vlaanderen van Radio 2 en was ook presentatrice op Studio Brussel. Op tv was te zien in TV Touché en in Argus dat ze samen met Jan Van Rompaey presenteerde. Daarna volgden nog de eigen tv-show en praatprogramma 3 uur Jessie en Zeg maar Jessie. Ze gold toen als de ‘leading lady van de BRT’.

Toen de regionale televisie WTV van start ging, werd ze er nieuwsanchor, samen met Johan Persyn. Ook bij de Oost-Vlaamse regionale zender Kanaal 3 presenteerde ze het nieuws.

Omstreeks 2000 toert ze met een muzikaal poëzieprogramma langs de culturele centra in Vlaanderen. Er volgen 4 cd-boeken (bij uitgeverij Lannoo) over afscheid, over liefde, over geborgenheid en over genieten. Ze schreef ook een opmerkelijk boek Leve de burn)out (uitgegeven bij Uitgeverij Bibliodroom) waarin ze vertelt over haar burn-out.

En nu is er dus Schoonheid en troost, dat deze week woensdag voor het eerst te zien was.

HAAR VOORSTELLING: Schoonheid en troost

In haar voorstelling die woensdag voor het eerst te zien was in crematorium Uitzicht in Kortrijk komen dood en afscheid in alle mogelijke vormen ter sprake.

“Het zijn teksten die ik schreef voor mijn overleden vrienden en vriendinnen, er is ook poëzie en Hilde Van Laere zorgt voor passende muziek die ze zelf componeerde.”

Het is een voorstelling die troost kan bieden. Voor nabestaanden van mensen die stierven aan kanker, die door Alzheimer werden getroffen of die het leven lieten bij een ongeval of die door geweld om het leven kwamen. Over euthanasie, over doodgeboren leven, over plotseling overlijden…

“De voorstelling was nu voor het eerst te zien, maar eigenlijk, vind ik, past ze beter in het voorjaar. Als alles weer ontluikt, als er weer licht is. We willen met de voorstelling licht brengen in de donkerte. We moeten het leven vieren…”

Info en data: http://www.jessiedecaluwe.be/

In crematorium Uitzicht brachten Jessie De Caluwe en Hilde Van Laere op de vooravond van 1 november voor het eerst hun voorstelling Schoonheid en Troost. Hier vind je de opinie van onze hoofdredacteur.