Jean-Marie Bolle: “Blij met wat ik allemaal mocht meemaken”

Jean-Marie Bolle: “Ik voel me vooral moppentapper.”© Davy Coghe
Jean-Marie Bolle: “Ik voel me vooral moppentapper.”© Davy Coghe
Hannes Hosten

Jean-Marie Bolle (65), alias Moustache , viert in 2021 zijn 50ste jaar als entertainer. De bekende dj en moppentapper startte in 1971 op 15-jarige leeftijd als drummer in een orkestje. Zijn loopbaan had er nog anders kunnen uitzien als zijn ouders hem naar het conservatorium hadden laten gaan om professioneel muzikant te worden. Maar spijt heeft hij daar niet van. “Ik heb al een heel mooi leven gehad”, vindt hij. “Ik heb veel meegemaakt en ben overal geweest.”

Natuurlijk kent Moustache de Mercator. “Ik speelde hier al op veel feestjes”, vertelt de eeuwige lolbroek, die beweert ‘met de snor geboren’ te zijn en ook dit interview doorspekt met grappen en grollen. Waardoor je als journalist niet altijd meer weet wat er waar is en wat niet. “Ik ben jarig op 1 april. Maar natuurlijk dat niemand dat gelooft als ik het op café vertel. Waardoor ik ook nooit een rondje moet betalen. Nochtans is het echt waar dat ik op 1 april verjaar. Maar als ik serieuze dingen vertel, geloven de mensen mij niet. Dat is iets wat ik niet meer kwijt geraak.”

Hoe heette dat groepje waar je startte als drummer?

“The Yellow Stars. Ik speelde ook al sinds mijn twaalfde bij de harmonie van Bredene, eerst kleine bugel en later trompet. Later stichtte ik zelf een orkestje, The Plectrum, met drie gitaristen en ik als drummer. We zongen alle vier, zoals The Beatles. Later vroeg Freddy Feys me om in zijn dansorkest The Secrets te spelen. In Het Witte Paard in de Van Iseghemlaan speelde ik mee op de opnames van de eerste elpee van de Oostendse Revue. Later speelden we twee seizoenen in de Thalia in Blankenberge met conferencier Willy Lustenhouwer, voor mij een tweede Toon Hermans. Ik heb heel veel van hem geleerd.”

Wat vonden ze daar thuis van?

“Het was café bij ons thuis, de Rodenbach op Bredene-Sas. Met de kermis op het Sas speelde er elke avond wel een orkestje. Ik mocht dus naar het conservatorium in Oostende, waar ik zeven jaar studeerde en de eerste van de klas werd. Maar naar het conservatorium in Gent mocht ik niet van mijn ouders. Door mijn schoonvader, die visser-reder was van de O.148, kwam ik in de vishandel terecht. We deden een tijd de markten met een viskraam, later werd het een kraam op de Visserskaai en nog later een winkel.”

Spijt dat je geen professioneel muzikant bent geworden?

“Spijt kan je dat niet noemen. Ik ben blij met wat ik allemaal mocht meemaken. Ik speelde met de Zangeres zonder Naam en Vader Abraham, mijn legerdienst volbracht ik bij de Muziekkapel van de Zeemacht. We gingen op tournee in Duitsland en speelden overal in de mess van de officieren. Later speelde ik nog bij enkele dansorkesten. We deden shows overal te lande. Halfweg de jaren 80 werkte ik me om tot diskjockey. En dat doe ik nog altijd. Een instrument bespeel ik niet meer.”

“Als ik serieuze dingen vertel, geloven de mensen mij niet”

Een dansorkest, vandaag is dat helemaal passé.

“En hoe komt dat? Toen mijn vader omstreeks 1960 een orkestje vroeg in het café, kostte dat hem 350 frank (8,68 euro). Een pintje kostte 5,5 frank (0,13 euro). Vandaag betaal je 1,50 euro voor een pintje, we gaan nog niet overdrijven. Maar de groepen zijn in verhouding véél duurder geworden. Een cafébaas kan dat doen als geste voor zijn klanten, maar het is moeilijk om het zichzelf te doen opbrengen. Toen was dat wel het geval. En je gaf ze wat drinkgeld en ze speelden nog wat langer. Ik weet nog een leuke anekdote…”

Vertel.

“Ik was een jaar of zes. Hetzelfde orkestje speelde enkele dagen na elkaar in ons café. De instrumenten bleven staan en ik stond ’s ochtends op om volle neute met de drumstokken op de drum te spelen. Tot er een gat bleek te zijn in de tomtom , een van de trommels. Vader kwaad natuurlijk. ’s Avonds speelde dat groepje en achteraf, toen er betaald moest worden, bekende hij schoorvoetend aan de madam van het orkestje dat er een gat was in de tomtom. ‘Dat gat? Dat is er al twee jaar in. We plakken daar altijd een bierkaartje op’, antwoordde ze ( schaterlach ).”

Je bent ook een televisiebekendheid geweest.

“Ik kende Jean-Marie Aerts. Niet de muzikant van TC Matic, maar de maker van het tv-magazine Afrit 9 , waarin mensen werden opgevoerd die iets deden wat een ander niet deed. Ik kwam aan bod omdat ik 2.000 moppen kende. Daarna ging het snel: panellid in het programma Jan Publiek , moppentapper bij HT&D , een deelname aan Komen Eten die intussen al enkele keren heruitgezonden werd… Het is niet normaal wat één tv-optreden teweegbrengt. Eens je in dat circuit zit, blijf je gaan. Al dateert mijn laatste tv-optreden nu al van vijf jaar geleden.”

Wat ben je het meest: vishandelaar, muzikant of moppentapper?

“Het loopt allemaal door elkaar. Ook in de viswinkel was ik entertainer, want ik vertelde moppen aan de klanten. En ik voel me nog meer moppentapper dan muzikant. Mensen die mij zien, weten dat ze zich aan iets mogen verwachten. Mijn moppen zijn altijd voorbereid hoor. Ik hoor iets, plaats dat in een andere context, schaaf er nog wat aan… en maak er altijd weer iets anders van.”

Bio

Privé: geboren in Oostende op 1 april 1956. Opgegroeid in Bredene, woont nu in Oostende. Getrouwd met Marie-Christine Bogaert, vader van Kim en Ashley en opa van Ranko en Kathe.

Opleiding en loopbaan: grafisch zetter. Werkte bij Goekint Graphics, later vishandelaar op markten en op de Visserskaai, herstelde schepen op de slipway en had een viswinkel in de Nieuwstraat. Muzikant, dj, moppentapper, tv-figuur, biljarter bij OBA en webmaster van VTW, een website die de lokale economie in de Vuurtorenwijk promoot.