Jacob Leysen: “Mijn ouders verwachten van mij dat ik een tevreden mens ben die zich gedraagt”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Jacob, een rasechte Kortrijkzaan wiens ouders veel gepresteerd hebben, maar van hun zoon gewoon verwachten dat hij zich gedraagt en een tevreden mens is.

Het is zondag 17 februari en de eerste zon wekt zelfverzekerd de illusie dat de winter al vervlogen is. Aan de verlaagde Leieboorden troepen zich jonge mensen samen die zich graag even in de lente wanen. Een van hen is Jacob Leysen, een rasechte Kortrijkzaan. Hij is zelfs een tikkeltje fanatiek op dat vlak. Zonder enige aarzeling bestempelt hij zijn Kortrijk als ‘de mooiste stad van ‘t land’.

Wellicht zou zijn moeder van mening verschillen. Dat is ze aan haar rol als oppositielid verplicht. Al mag Christine Depuydt als ex-schepen wellicht ook enkele pluimen op haar hoed steken voor haar aandeel in de schoonheid van die stad.

Van zichzelf zegt Jacob dat hij ambities heeft, maar dat hij er nog niet uit is of die ambities zich ook op politiek vlak situeren. Want “het is een mooie, maar een harde stiel”, weet hij nu al.

Vader Jan Leysen mag dan weer andere pluimen op zijn hoed steken. Hij is die advocaat die je af en toe in het nieuws ziet passeren. Met andere woorden, Jacob is van goeden huize. Van de druk die zo’n afstamming met zich meebrengt, valt die namiddag bij de jongeman geen spoor te bekennen. “Mijn ouders verwachten van mij dat ik een tevreden mens ben, die zich gedraagt. Ze verwachten niet dat ik voor een ander ga presteren. Het zijn zeer fijne mensen die me goeie vleugels hebben gegeven om uit te vliegen.”

Als hij uitvliegt dan is het dezer dagen vooral met vlag en wimpel. Jacob werkt voor de firma Waelkens in Oostrozebeke en moet ervoor zorgen dat het commerciële textielwerk van het Vlaamse bedrijf van Rijsel tot Bordeaux hangt te wapperen. Handig daarbij is dat hij een mondje Frans praat. Nog niet lang geleden verslikte hij zich wel vaker in de taal van Molière. Nu verkneukelt hij zich in het idee dat mijnheer Keulen, zijn oud-leraar Frans aan de Pleinschool, misschien zal vernemen dat Jacob hele dagen zaken doet in het Frans.

En af en toe durft Jacob al eens verder te kijken dan waar zijn vlaggen waaien. Ooit hoopt hij zelf een firma op te richten. Meer kan hij voorlopig nog niet zeggen. Hoewel. “Ik zou me graag amuseren en zorgen dat de mensen rond mij zich ook amuseren”, geeft hij nog mee. En tot slot: “Zorg voor mekaar. En zorg ook voor mij. Zorg dat je je amuseert.” We kunnen niets beloven, maar we doen ons best.