INSPECTEUR JPT (33): Roofmoord in Klerken brengt 600 frank en een trommel op

Redactie KW

Jean-Marie Delcroix (Roeselare) en zijn spitsbroeder Filip Van der Vurst (Diksmuide) sloegen Klerkenaar Johny ‘Smurf’ Vercaigne dood. De roofmoord leverde 600 frank, een videorecorder en een trommel op.

Elke week blikt onze gerechtsverslaggever Jean-Pierre Terryn alias Inspecteur JPT terug op een van de spraakmakendste gerechtelijke affaires in onze provincie.

Het West-Vlaams assisenhof veroordeelde in juni 1999 de toen 29-jarige Jean-Marie Delcroix uit Roeselare en de 34-jarige Filip Van der Vurst uit Diksmuide wegens roofmoord op Johny Vercaigne (41) uit Klerken tot dertig jaar cel.

Jezus Levend Water

“Ik wou Johny enkel een lesje leren en hem een pak rammel geven omdat hij het geleende geld niet wou terugbetalen. Het was niet mijn bedoeling hem te doden. Maar die nacht was de drank de baas. Ik heb spijt dat het zo ver is gekomen”, probeerde Van der Vurst op het proces onderuit te komen. Zijn excuses en spijtbetuigingen mochten niet baten. De jury in samenspraak met het hof ging in op de vordering tot de maximumstraf door de openbaar aanklager.

Filip Van der Vurst kwam na een tiental jaar vrij met elektronisch toezicht. Hij trouwde met Caroline die hem ‘het licht’ liet zien. De twee zijn trouwe bezoekers van de evangelische kerk ‘Jezus Levend Water’. De bruut en moordenaar van weleer komt nu tot rust bij het zingen van religieuze liederen. Het kan verkeren… Zijn spitsbroeder Jean-Marie Delcroix zat ook ongeveer een derde van zijn straf uit. Hij verdween in de anonimiteit.

Bloedsporen op de dorpel

De moord speelde zich op 16 juli 1997 in een marginaal milieu af, waar alcoholmisbruik aan de orde was. De ochtend na de feiten troffen buren aan de dorpel van Johny Vercaignes rijwoning in de Kerkhofstraat in Klerken bloedsporen aan. Toen zij door de brievenbus in het huis keken, ging de niet slotvaste voordeur open. In de gang troffen de buren het levenloze lichaam van Johny alias Smurf aan, badend in een plas bloed.

De opgetrommelde rijkswacht en arts konden slechts de dood van het slachtoffer vaststellen. Een buurtonderzoek bracht aan het licht dat er de voorbije nacht heel wat lawaai te horen was in de woning. Dit had de buren evenwel niet gealarmeerd, aangezien de bewoner geregeld ‘s nachts dronken thuiskwam en lawaai maakte.

Het slachtoffer was de oudste zoon van schoenmaker Camille Vercaigne uit Houthulst. Vanaf zijn veertiende werkte de in 1956 geboren Johny achtereenvolgens in een tabaksfabriek in Klerken en bij de plaatselijke bouwfirma Bulcke. In 1987 werd hij als invalide definitief arbeidsongeschikt verklaard. Zijn gezondheidsproblemen waren het gevolg van drankmisbruik, dat evenwel nog verergerde nadat hij invalide werd. Hij onderging ontwenningskuren, maar bracht het grootste deel van zijn tijd op café door. De uitbaters van zijn stamkroegen bestempelden Smurf als een eenzame drinker, die geen vlieg kwaad deed maar wel gierig was.

Twee belangrijke getuigen

Uit een eerste lijkschouwing bleek dat Johny Vercaigne zwaar toegetakeld was in het gezicht. Zware bloedingen in beide oogkassen hadden hersenletsels veroorzaakt, waardoor het slachtoffer in een diepe coma raakte en korte tijd later bezweek aan zijn verwondingen. Bloedsporen naar de woonkamer wezen erop dat het lijk verplaatst was. Bovendien bemerkten de speurders dat de woning doorzocht was door de daders. Ondertussen meldde de Diksmuidse melkboer Antoon Vandepoele zich als getuige bij de rijkswacht. Hij had de dag van de feiten samen met Johny Vercaigne naar de Tour de France gekeken, waarna beiden naar café Keizershoek in Diksmuide trokken.

In het café eiste ene Guido Ver Eecke, bijgenaamd Guido Vis, een geleende som van 500 fr. terug van Johny Vercaigne. De schuldeiser was volgens de melkboer in het gezelschap van Jean-Marie Delcroix en Filip Van der Vurst. Die dreigden Johny een fiks pak rammel te geven. Ook Van der Vurst had Johny Vercaigne destijds in april 1997 2.000 frank geleend in café Kapelhuis in Esen. Buiten de herberg werd Vercaigne nog een keer belaagd door de drie mannen, maar de waard kon hem ontzetten.

Eddy Delcroix, de broer van Jean-Marie, beweerde te weten wie Johny Vercaigne had gedood. Broerlief Jean-Marie had hem immers toevertrouwd dat zijn maat de vorige nacht iemand het hoofd had ingeslagen, omdat hij zijn schulden niet kon betalen.

De gezwollen vuist

Tijdens een huiszoeking in het logementshuis De Valk in Diksmuide, waar de drie verdachten woonden, trof de rijkswacht op de sportschoenen en op een t-shirt van Filip Van der Vurst bloedsporen aan. Bovendien was de vuist van deze verdachte erg gezwollen. Die beweerde dat hij daags voordien met zijn vuist tegen een paal geslagen had… Ook in de kamer van Jean-Marie Delcroix werden bebloede kleren gevonden.

Tijdens het verhoor gingen de twee daders – de dikke Guido Vis was niet meegegaan – vrij vlug tot bekentenisen over, al probeerde Jean-Marie Delcroix aanvankelijk zijn aandeel in de feiten te minimaliseren. Het duo wilde Johny Vercaigne enkele rake vuistslagen geven om hem te dwingen het geleende geld terug te geven. Naar eigen zeggen wilden zij het slachtoffer niet doodslaan, maar enkel een lesje leren. Het gevecht liep echter uit de hand, waarbij de ene belager zich door de andere liet meeslepen. Toen het slachtoffer dood bleef liggen, dronken zijn belagers nog een pint en namen 600 frank uit Johny’s portefeuille, een videorecorder en… een trommel mee. De twee daders gaven toe dat zij die avond wat gedronken hadden, maar dat geen van beiden echt dronken was.

Daders zijn sociaal gevaarlijk

Jean-Marie Delcroix (27 jaar op het ogenblik van de feiten) werd in Komen geboren als achtste kind in een landbouwersgezin. Deze kroostrijke familie vestigde zich in 1973 in Houthulst, waar financiële problemen beide echtgenoten uit elkaar dreef. Jean-Marie werd na de echtscheiding toevertrouwd aan zijn moeder. Vanaf zijn veertiende was alcohol zijn enige interesse. Telkens als hij dronken was, werd hij agressief. Hij oefende nooit een job uit, maar doolde van het ene onthaaltehuis naar het andere en viel terug op het bestaansminimum. Hij slaagde er niet in eenn ontwenningskuur succesvol te beëindigen.

Filip Van der Vurst (32) zag het levenslicht in Oostende en volgde de lagere school in Oudenburg. Ondanks vele inspanningen van zijn vader die samen met zoonlief in Oostende technische cursussen volgde, bleek Filip niet geïnteresseerd in studeren. Hij trok op z’n achttiende in bij de 17 jaar oudere vrouw Marie B., die ook aan de drank en op de dool was. De relatie eindigde met een brandstichting in zijn eigen woning, waardoor Filip Van der Vurst voor het eerst in de gevangenis terechtkwam. Van 1986 tot 1997 liep hij 27 veroordelingen op. De maanden die hij niet in de cel doorbracht, vertoefde hij in diverse opvangtehuizen. In het logementshuis De Valk in Diksmuide leerde hij Jean-Marie Delcroix kennen.

Hij was enkel de bagagedrager

Beide daders werden door gerechtspsychiater dr. Deberdt als ‘sociaal gevaarlijk’ bestempeld. Tijdens de wedersamenstelling gedroeg het duo zich erg cynisch en voelde zich de vedetten. “Het zijn monsters zonder waarde. Johny werd op crapuleuze manier afgeslacht”, aldus openbaar aanklager Jean-Luc Cottyn uit Brugge op het assisenproces.

Volgens mr. Eric Meeuwissen, raadsman van Jean-Marie Delcroix, waren de feiten niet meer dan een ontaarde dronkemansruzie. “Het gaat om een sociaal drama, dat zich afgespeeld heeft aan de rand van onze maatschappij. Mijn cliënt is geen slecht mens, maar wel zwakbegaafd. Hij heeft trouwens niks bij Johny gestolen. Hij was alleen de bagagedrager van Van der Vurst. Jean-Marie Delcroix was maar een meeloper, die de dood van Johny nooit heeft gewild. Het slachtoffer bezweek trouwens pas toen Filip Van der Vurst hem in een wurggreep nam en met zijn hoofd op tafel sloeg. Gezien Jean-Marie Delcroix niks gestolen heeft, is hij onschuldig aan roofmoord. Bijgevolg moet hij vrijgesproken worden.”

Spijt en medeleven!

Mr. Joachim Van Speybrouck, advocaat van Filip Van der Vurst, luidde een andere klok : “Het was Jean-Marie Delcroix die het initiatief nam om Johny Vercaigne een lesje te leren en het voorstel uitte om ‘s nachts naar het huis van het slachtoffer te trekken. Van roofmoord is geen sprake. Filip nam 600 fr. uit de portefeuille van het slachtoffer vooraleer de slagen toegediend werden. Ik eis een herkwalificatie tot opzettelijke slagen en verwondingen, zonder het oogmerk te doden, maar met de dood (ongewild) tot gevolg.”

Het laatste woord was zoals gebruikelijk, voor de twee betichten. Jean-Marie Delcroix hield de lippen stijf. Maar Filip Van der Vurst betuigde zijn spijt en medeleven tegenover de familieleden van het slachtoffer. De jury oordeelde dat beiden schuldig waren aan roofmoord en veroordeelde hen na overleg met de drie beroepsmagistraten de daders tot dertig jaar cel.