Inge Vervaecke: “Ik wil nog meer mensen ontmoeten. We verliezen mekaar soms uit het oog”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Inge Vervaecke. Ze is tevreden met wie ze is, maar blijft ook zoeken en veranderen in haar leven.

Inge Vervaecke woont in de Noordstraat. Ze gebruikt een oude koersfiets om zich te verplaatsen. Die heeft ze voor haar 40ste verjaardag gekregen van haar man. Maar de banden voelen een beetje plat aan en zo komt het dat ze vlakbij Texture van de openbare elektrische fietspomp gebruik staat te maken. Waar we met elkaar aan de praat geraken.

“Dat is een fiets waar vroeger nog een echte renner mee gekoerst heeft,” vertelt ze. “De stond bij mijn schoonvader in de kelder. Mijn man heeft hem hersteld en sindsdien rij ik er overal mee naartoe.” Inge is lector en stagebegeleidster aan de Vives. “Ik moet daar iedere keer die berg op, en dat gaat stukken makkelijker sinds ik me met deze fiets verplaats. Allemaal dankzij mijn attente man.”

Wemeling in de stad

Inge is van origine van Heule, van de Peperstraat, bij het park. Ze heeft haar jeugd doorgebracht “op de bergen van de Kransvijver.” Een levendige gemeente waar ze zich nog altijd mee verbonden voelt. “Mijn ouders en mijn zus wonen daar nog. Ik ben de enige van het gezin die de stadsgrens heeft durven over te steken.” Ze moet er zelf om lachen. Heule ligt nog geen kilometer van waar we staan. “Maar ik heb ook een band met Kortrijk.

Er is hier heel veel wemeling hé. Als je hier ergens naartoe wilt, als je een muziekoptreden wil zien, als je een voorstelling wil zien, hup. Te voet naar het Wilde Westen. Vroeger deden we dat meer. Het is een goed voornemen. Kan ik dat hier laten vastleggen dat ik mezelf eraan kan herinneren,” schatert ze. Inge lijkt een lachtaart, een goedlachs iemand. Een persoon die positief in het leven staat. “Dat is ook wel zo,” beaamt ze. “Ik ben content met wat ik nu doe. En met mijn kinderen.”

Ze heeft een jongetje van acht en een meisje van elf. “ik ben de hemel te rijk met mijn twee kinderen. Het is niet dat ik er vroeger van droomde om een man, kindjes en een huis te hebben. Maar ik ben heel blij dat het zo is uitgedraaid. Ik heb een toffe job, ik ben met jonge mensen bezig. Ik doe aan stagebegeleiding in de opleiding sociaal werk aan de Vives. Ik kom nu net van twee studenten die hun stage opgestart hebben. Eén in Brussel, waar ik vanmorgen naartoe ben geweest, en één in De Stroate, hier in Kortrijk. Een heel toffe plaats waar ik een rondleiding gekregen heb. Echt tof om te zien wat jonge mensen doen en willen doen.”

Zelf heeft Inge ook sociaal cultureel werk gestudeerd, toen nog aan de Ipsoc, de voorganger van Vives. Daarna is ze nog criminologie gaan studeren in Gent. “Na mijn studies sociaal werk wist ik precies nog niet wat je daar allemaal mee kon gaan doen. Ik begreep de wereld nog niet goed. Nu is dat al wat beter, maar ik blijf nog zoeken. En ik zal blijven zoeken. Het zou erg zijn mocht ik dat niet meer doen. Tenzij ik natuurlijk iets heel groots zou gevonden hebben. Maar intussen besef ik wel dat we de wereld zelf maken. Voor een deel toch. Dat we dus moeten beginnen bij onszelf.”

Wijzer en grijzer

Inge is intussen een dagje wijzer. Ze is van het jaar 1977. “Dan ben ik nu al 41 zeker? Of 42? Ik word 42. Ik word 42 in september. Maar ik ben nog 41,” zegt ze. Je hoort dat haar leeftijd haar niet al te veel bezighoudt. “Behalve het feit dat mijn haar wat grijs wordt. Dat vind ik niet zo tof. Misschien ga ik het kleuren, ik weet het niet nog niet. Als je wat mooier ouder wordt, is dat toch wel leuk,” lacht ze.

Haar leeftijd houdt haar dan wel niet bezig, even later zegt ze wel dat je op je 40ste dingen moet gaan doen die je nog niet gedaan hebt. En daar is ze volop mee bezig.

“Sinds een jaar of drie heb ik gezegd: ik moet nu toch eens uitzoeken of ik wat

creativiteit in mij heb. Ik ben nog aan het zoeken wat ik allemaal mooi vind en graag doe. Vroeger had ik nog fotografie gedaan en ik ben daar weer mee begonnen. Ik volg nu drie jaar avondschool en ik vind het wel tof om op een andere manier te kijken naar de stad. Ik merk dat ik me toespits op dingen waar andere mensen misschien niet op letten. Dingen die op het eerste gezicht misschien niet mooi zijn. Maar waar je iets in ontdekt als je er beter naar kijkt: oude muren, rare combinaties. Als je door een lens kijkt, kijk je heel anders naar de wereld. Het is s een beetje als yoga ook. Een geconcentreerde vorm van kijken. Ja, yoga. Dat heb ik ook al eens geprobeerd. Ik wil dat weer gaan doen. Ik had niet gedacht dat dat iets voor mij was. Maar het is een goeie manier om te ontspannen. Je leert de dingen loslaten. In het begin vond ik dat wat zweverig. Nu ben ik een beetje van gedacht veranderd. Een mens verandert voortdurend. Ik heb daar wel vrede mee. Ik ga wellicht nog wel een paar dingen uitproberen.”

Mensen ontmoeten

En zo zijn we bij het hoofdstuk ‘grote dromen’ aanbeland. Wat wil ze nog gaan doen? Is er een groot plan? “Ik ben eigenlijk best content,” zegt Inge. “Ik heb al veel gedaan. Ik ben dat gaan beseffen. Ik zou wel nog graag iets meer van de wereld zien. Dat heb ik misschien in de eerste helft van mijn leven te weinig gedaan. Dus nog een beetje meer reizen. Ik wil ook nog meer mensen leren kennen, mensen met zotte ideeën die openstaan voor andere mensen. Want soms lopen we zodanig vlug dat we mekaar uit het oog verliezen. Het is wel jammer hé, als je dan ziet dat mensen alleen zijn of het gevoel hebben dat ze alleen zijn.

Ik ben zo onlangs eens een oudere man tegengekomen, toen ik foto’s aan het nemen was in het park. Hij was in de negentig. Hij had gezien dat ik bezig was en hij kwam met me praten. Hij was gelukkig dat hij even zijn verhaal kwijt kon. En ik was blij dat hij met mij wou praten. Negentig jaar en hij woonde op een appartement in Kortrijk. Als hij zich eenzaam voelt, gaat hij de deur uit en spreekt dan iemand aan die hij niet kent. Ik zeg: goed hé. Zo moet je het doen.”

De Noordstraat is ook niet per se haar laatste bestemming, zegt ze. Niet dat ze aan de Zuid-of de Weststraat denkt. “Ik wil niet vastgekluisterd zitten aan een huis. Maar zelf denk ik er soms aan om op mijn oude dag een huis te delen met bevriende koppels. Liever dan in een rusthuis te eindigen.”