“Ik vrees de dag dat ik tegen pa moet zeggen dat ook hij naar het rusthuis moet”

Dirk Titeca uit Ieper. © Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

Georges woont nog kranig thuis in Ieper, zijn Elza niet meer. Hij is er deze week 88 geworden, zij viert eind januari haar 85ste verjaardag. Na een aantal kleine herseninfarctjes en waarschuwingen voor ernstigere hersenbloedingen werd de Ieperse in juni vorig jaar op aanraden van haar dokters opgenomen in het woonzorgcentrum vlakbij.

Is het woonzorgcentrum nog betaalbaar voor de West-Vlamingen? In een nieuwe KW Onderzoekt gaat De Krant van West-Vlaanderen op zoek naar antwoorden op de geldvragen die bij een rusthuis komen kijken. Ontdek het hele dossier via KW.be/rusthuisfactuur

“De specialist in het Jan Yperman Ziekenhuis gaf heel duidelijk aan: uw mama is niet iemand om nog lang zelfstandig thuis te wonen”, herinnert Dirk Titeca, 62 jaar en de enige zoon van het koppel, zich. “We moeten dat niet onder stoelen of banken steken, die man had gelijk. We zijn daarop beginnen uitkijken naar een plaats in een woonzorgcentrum. Met één belangrijke vereiste: het moest in Ieper zijn. (glimlacht) Na haar laatste ziekenhuisopname is ze niet meer naar huis teruggekeerd.”

“In het woonzorgcentrum is ze in goede handen, dat is voor ons de grootste geruststelling”, zegt Dirk. “Mijn mama heeft er intussen ook haar plek gevonden. Ze is er graag, ze neemt aan alle activiteiten deel, ze zit als een van de eerste in de eetzaal. Niet één keer heeft ze aangegeven liever weer naar huis te gaan. Ik ben echt blij dat ze het daar zo goed stelt. Op vlak van verzorging, van eten, van kwaliteit kunnen we niets zeggen. Chapeau, honderd procent, hé. Je zou haar moeten zeggen dat we een plaats hebben elders, ze zou niet willen wisselen. Daar ben ik van overtuigd.”

Klein blaadje

Dirk duikt heel even de keuken in en komt met een kleine papiertje terug aan tafel zitten. “Kijk,” zegt hij, “op dit blaadje heb ik toen zitten uitrekenen wat mijn ouders financieel zouden aankunnen. We moesten in onze zoektocht naar een woonzorgcentrum wel rekening houden met die financiële kant. Dat kon niet anders. Mijn ouders hebben altijd een benzinestation uitgebaat. Al die jaren hard gewerkt, met één sluitingsdag per week.”

“Maar het is krap nu, met een pensioentje van 1.800 euro. Voor hun twee, hé. Per maand betalen we nu ongeveer 1.900 euro voor het woonzorgcentrum. Dat pensioen gaat volledig naar mijn ma, mijn pa leeft van de zorgpremies die ze krijgen. Na de huur, de vaste kosten, wat eten en zijn krantenabonnement draaien we plat effen. Gewoon rond, break-even. Sommige maanden steek ik misschien zelfs een paar tientallen euro’s toe. Nu gaat het, maar wat als…”

© Olaf Verhaeghe

Dirk kijkt even rond en zegt dan: “Ik vrees de dag dat ik tegen pa moet zeggen dat het thuis niet langer kan, ja. Vandaag is hij goed en trekt hij, ondanks zijn 88 jaar, thuis perfect zijn plan. Wij hopen dat hij zolang mogelijk in zijn huizeke kan blijven. Maar het kan snel gaan. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Dat besef ik.”

“Stel dat hij ook moet worden opgenomen, dan spreken we over een factuur van makkelijk 3.500 à 4.000 euro per maand, zonder onverwachte of extra kosten. Het spaargeld dat er is, is in dat geval binnen het halfjaar opgebruikt. Ik stel me soms wel de vraag of en vooral hoe ik als enig kind dan zal moeten bijspringen. Ik durf er eerlijk gezegd niet te vaak aan denken.”