Hilde Haerynck in Hongarije: “Ik ben nog niet klaar om al terug te keren”
KW.be maakt de hele zomer een reis rond de wereld langs 80 West-Vlamingen. Vandaag zijn we te gast bij Hilde Haerynck en Didier Chombaert in Hongarije.
Hilde Haerynck, geboren en getogen in Kortrijk, woont nu al 3,5 jaar in Budapest. Toen haar man Didier Chombaert in november 2011 de kans kreeg om in het buitenland te gaan werken, moesten ze daar niet lang over nadenken.
Hoe kwamen jullie in Hongarije terecht?
“Via KBC kreeg Didier een contract aangeboden van oorspronkelijk 3 jaar om in Budapest bij K&H te gaan werken. Voor ons een onbekende stad in een onbezocht land. Maar net dit lokte ons en we hadden alle twee het nu-of-nooit-gevoel. Na bijna 30 jaar onderwijs vond ik het niet zo erg mijn job even te verlaten. Elisa, de oudste dochter zat al enkele jaren op kot in Gent en Emma, de tweede was net begonnen in het eerste jaar Latijn.”
“Elisa moedigde ons idee aan: ze kende Budapest al van het Sziget festival – zeg maar het Pukkelpop van Hongarije, maar dan maal vijf – en vond zichzelf oud genoeg om haar plan te trekken. Emma reageerde eerder gelaten: ze voelde aan dat de kogel voor haar ouders door de kerk was en ze realiseerde zich dat het twee tegen één was. Even emotioneel doorbijten, voor alle drie. En ja, de vijf katten gingen, nee, ze moésten ook mee.”
Kwam er veel voorbereiding bij kijken?
“Alles wat we over Budapest te pakken kregen, werd gelezen, bekeken, onderzocht, gegoogled en gestreetviewed. We maakten een lijst met redenen om het niét te doen, een andere met redenen om het wél te doen. De eerste lijst bleef leeg. Familie? Die zouden wel naar ons toekomen, uit nieuwsgierigheid. Vrienden? Idem. Mijn job als lerares? Loopt niet weg. Dat er veel dingen anders zullen zijn? Het is te hopen, anders kunnen we even goed hier blijven. Dat het eten slecht is? Inderdaad nog nooit de vraag gehoord ‘of we naar Den Hongaar’ zouden gaan eten. Die bestaat nog niet. En of we ons kind zoiets konden aandoen? Euh, yep! Die ervaring – goed of slecht – kunnen we haar echt niet ontzeggen. Sterker van worden, culturen opsnuiven, vrienden van overal maken, blablabla. Dat ze het zelf niet zouden doen! Wiens probleem was dat?”
“In november trokken we naar Budapest voor een weekend, om een huis te zoeken. Spannend. Het eerste gevoel bij het binnenrijden van de stad: waw! Dit was liefde op het eerste gezicht. Dit kon niet fout lopen, dit zouden de drie jaren van ons leven worden: mindsetting. Laat maar komen, we waren er klaar voor! En daar waren we dan. Emma maakte vriendinnen op school, mijn man leerde mensen kennen op de bank. Voor de vrouwen werden er lunches en koffiekletsen gehouden door diegene met het meeste organisatietalent, en van daaruit werden er hechtere vriendschappen gesloten. We sloten ons aan bij de Nederlandse club – een Belgische bestond er niet – en hadden borrels en smartlappenfestivals, die we twee keer wonnen…”
Heb je daar intussen al wat vrienden gemaakt?
“Genoeg, soms zelfs te veel. Tijdelijk of voor altijd? Wie zal het zeggen, de tijd zal het uitwijzen. De expatfamilies komen en gaan, en dat is soms pijnlijk. Mensen die al heel lang expat zijn, investeren soms niet meer in nieuwe contacten, ze zijn toch niet blijvend. Of toch? Dit jaar zijn er veel vrienden van ons terug naar huis: Belgen, Nederlanders, Amerikanen… Als je niet investeert in nieuwe contacten, zou je je wel eens heel eenzaam kunnen voelen. Wij wonen in een klein dorp naast Budapest, dus hebben we wel contact met Hongaren, en Hongaren die met buitenlanders getrouwd zijn.”
“We hebben bewust gekozen om tussen de Hongaren te wonen. Op een goed half uur van de bruisende stad, maar toch het plattelandsgevoel waar ik zo van hou. In onze straat vallen in de zomer de pruimen, appels of perziken letterlijk op je hoofd. De zomers zijn zwoel en heet, of toch meestal. De winters zijn dezelfde die je ziet in een Disneyfilm: droog en wit, meestal.”
Hoe moeten we ons de stad voorstellen waar jullie wonen?
“Als een elegante oude dame, die aan een kleine correctie toe is. Ik hou van de vergane glorie en de onbetreden paden. Die zijn er nog. Met die toeristenbussen krijg je weliswaar een handig overzicht, maar meer ook niet. Maar ga naar Erkel voor muziek en ga de opera gewoon bekijken, da’s minder duur. Ga naar de ‘kerts’ om te fuiven en kom de wereld tegen…”
Hoe staat de lokale bevolking tegen een koppel Belgische inwijkelingen?
“Hongaren lijken stug en erg argwanend en als buitenlander moet je zelf wat moeite doen. Zo heb ik onszelf voorgesteld aan de buren, die ons uit zichzelf waarschijnlijk nooit zouden hebben aangesproken. Nu zijn we beste vrienden. Bij elke goulash/pálinka party zijn we van de partij. Samen met hun vrienden. We spreken alle talen, ons klein beetje Hongaars met Duits en gebarentaal.”
“Een doorsnee Hongaar verdient het zout in de pap niet. Het gemiddeld maandloon bedraagt zo’n 700 euro, en de prijzen in winkelketens zijn West-Europees. Best wel frustrerend is dat. En de Hongaarse politiek, die is verwarrend: iedereen klaagt steen en been, maar toch wordt dezelfde partij keer op keer verkozen.”
“Eens de Hongaar je in zijn hart heeft gesloten, kruip je er nog moeilijk uit. Ze verwennen je op huisgemaakte lekvár (confituur), zelfgestookte pálinka (soort schnapps), pogácsa (gezouten koekjes die met alles gegeten worden) en natuurlijk hun wereldberoemde goulash. Ze hebben tientallen namen voor goulash, maar het komt allemaal op hetzelfde neer; een ketel op een houtvuur buiten, met vlees – van alles als het maar geen huisdieren zijn – liefst met veel vet voor de smaak, en de groenten die voorhanden zijn.”
Hebben Belgen en Hongaren iets gemeen?
“Ze lijken op ons omdat ze graag eten en drinken, maar het hoeft allemaal niet zo verfijnd te zijn. Een Hongaar hangt er niet graag veel kak aan. Soms kan ik mij ergeren aan hun brute, onvriendelijke manier van doen, op het botte af. Het maakt het soms moeilijk om zelf vriendelijk te blijven. Vooral in de winkels word je er moedeloos van. Maar als je een gedicht van Pet?fi Sándor, hun grote dichter, als basis voor een schilderij kiest, dan leggen ze de hand op het hart en krijgen ze de tranen in de ogen.”
Mis je iets uit ons land?
“Eigenlijk niet, behalve misschien de grijze Noordzeegarnalen. Ergens weet ik ook wel dat dit verblijf hier tijdelijk is. Ik wil mezelf nu niet ongelukkig maken door te mijmeren over een land waar ik vroeg of laat toch weer naar terug keer. Ons contract is verlengd met nog drie jaar. Gelukkig, want ik was nog niet klaar voor een terugkeer. Dit is natuurlijk geen eigen keuze, maar de bank die het zo beslist heeft. Dus terug moeten we sowieso. En dan komt de kat op de koord: wat als je niet terug wil? Wat als ik er niet klaar voor ben? Zoals ik al zei: de lonen zijn hier laag, de daklozen ontelbaar, de gezondheidszorg pover als je je niet blauw betaalt aan een privékliniek.”
“Wie weet wil ik hier wel oud worden. Tenminste, als alles goed gaat, anders niet. Een bijensteek is mij hier bijna fataal geworden. Dan denk je toch even na op zo’n moment. Ik geniet van alles en geef mijn oren en ogen de kost, leer vriendinnen kennen, die op hun beurt met van alles bezig zijn en me aanmoedigen om te koken voor het weeshuis, iets te doen voor de daklozen, gratis bijscholing Frans of Nederlands te geven, te gaan gidsen in het museum…”
Bij jou maakt verveling duidelijk weinig kans.
“Ik had al veel om handen, maar ik zocht toch nog iets anders. Die passie. Ik had immers in ruil voor een expatleven mijn geliefde ‘toneel’ achtergelaten. Ik speelde al ettelijke jaren amateurtoneel en dat was een passie geworden. Daarvoor bleef je toch niet thuis? Alhoewel… Ik miste iets. Als vrouw van een expat mocht ik zelf niet betaald werken. Ik zou mezelf moeten zien bezig te houden, zonder school, zonder toneel. Maar toen ging ik kunstgeschiedenis studeren, hier, online, met een vriendin van mij. Het werd een wedstrijd. Ik vond het fantastisch. En dan waren we klaar. We kregen al onze punten. Letterlijk. Zou ik mijn schilderdroom nog eens uit de kast halen? Waarom niet? Ik kon les volgens op de school van mijn dochter bij een Engelse schilder.”
“Ik twijfelde. Ik zei het hem. Ik zei hem dat ik dacht dat ik niet goed genoeg zou zijn. Hij vroeg mij: ‘How bad do you want it?’ Alsof het een keuze was. Dat was het ook. Ik ben gaan tekenen en gaan schilderen. Alles. Handen, voeten, oren en ogen, poezen, planten, huizen, lichamen, landschappen, bomen, struiken en bloemen… Alles. Met alle materialen. En toen was ook dit klaar. En dan ben ik ‘mijn eigen ding’ gaan doen. Elke dag. Vier uur. Dag in, dag uit. Schilderen, schilderen en schilderen. Ik vond en vind het zalig om te doen. In mei dit jaar had ik mijn eerste tentoonstelling. Er hangen nu vijf schilderijen in Dallas, één in Dublin, vier in Hilversum en een tiental in België. En ik ben nog niet klaar! Ik ben nog maar begonnen!”
Heeft het verhuizen je veranderd als mens?
“Mijn leven als vrouw van een expat heeft mij veel geleerd. En ik heb mezelf gedeeltelijk gevonden. Mijn man heeft mij een mooie cadeau gegeven. Merci Didier!”
(FJA – Foto’s Hilde Haerynck)
Meer over de schilderkunst van Hilde via deze link.
Reis rond de wereld - 2015
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier