Het rusthuis waar een op de vijf stierf aan corona: “Onze openheid maakte ons kwetsbaar”

Ann Herpels, directeur van De Meers: "Ik hoop dat onze medewerkers deze zomer ontspanning en zuurstof kunnen vinden." © Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

Dat ze het meest helse halfjaar van haar carrière achter de rug heeft. Dat het overlijden van meer dan 60 rusthuisbewoners er stevig heeft ingehakt. En dat ze haar personeel bewondert voor hun bodemloze inzet. Ann Herpels, directeur van het Waregemse woonzorgcentrum De Meers, maakt tijd om terug te kijken op hoe het coronavirus keihard toesloeg aan de Gaverbeek. “Net onze openheid, vroeger onze sterkte, heeft ons extra kwetsbaar gemaakt.”

In de binnentuin fluiten de kanarietjes, achter de grote ramen genieten de bewoners van de zomerzon. Het is stil en rustig in De Meers. “Als ik vandaag door de gangen wandel, voel je dat iedereen wat relaxter is. We zijn coronavrij en dat lucht ergens wel op. Maar de angst blijft wel. We hebben gezien hoe snel het kan evolueren en welke schade op korte termijn kan worden aangericht. We zijn nog altijd heel voorzichtig. Weet je, het coronavirus is een mijlpaal in het woonzorgcentrum. Er is een tijdperk voor en een tijdperk na covid.”

Met 300 erkende bedden is het Waregemse woonzorgcentrum een van de grootste in Vlaanderen. In maart, april en mei sloeg het coronavirus er ongenadig hard toe: 62 mensen stierven als gevolg van het virus, op enkele weken tijd viel een vijfde van het aantal bewoners er weg. Nergens anders in onze provincie was de tol zo ontzettend hoog. Ann Herpels (60) is al sinds 2002 directeur van De Meers. Ze komt uit de ziekenhuissector, heeft tonnen ervaring en had zowat alles al gezien. Tot corona kwam.

“De lockdown in de woonzorgcentra is afgekondigd op 12 maart, maar bij ons was het virus toen al binnen. Vermoedelijk zelfs al eerder”, zegt Ann. “Wij hebben vooral zorgbehoevende en hoogbejaarde ouderen, vaak met verschillende onderliggende aandoeningen. En zeker de helft van onze bewoners zijn ouderen met dementie. Op de derde verdieping waar die laatste groep verblijft, doken de eerste zieken op. Het was bijzonder moeilijk om aan die mensen de situatie uit te leggen. Dat ze anderen konden besmetten en dus op hun kamer moesten blijven bijvoorbeeld, dat begreep men niet. Als het net bij hen start, dan kan het virus zich razendsnel verspreiden. Voor velen was covid bovendien de druppel. Die ziekte er nog eens bij was té veel voor het lichaam om te dragen.”

Valt de coronacrisis érgens mee te vergelijken?

“Neen… Dit was absoluut het meeste helse halfjaar van mijn carrière. Je kan je niet instellen op wat op je afkomt. Je rolt daar in, je kan niet anders. Covid-19 was een totaal nieuw virus. Niemand wist wat de gevolgen zouden zijn. Ik hoor Maggie De Block nog zeggen: ‘t is een ernstige griep. Maar het bleek veel meer. In het begin moest je ook geen masker dragen, enkel bij mensen die ziek waren. Om de andere dag kregen wij van de overheid ook nieuwe richtlijnen. Je zit op een rollercoaster. Zonder zicht te hebben op het einde. Je draait op adrenaline. Constant.

Is het extra moeilijk om zo’n grote organisatie als De Meers voortdurend aan te passen?

“We hebben vrij snel intern een goede communicatiestructuur op poten gezet, zodat alle hoofdverpleegkundigen en verantwoordelijken telkens meteen op de hoogte werden gebracht. Wekelijks hebben we ook een brief gestuurd naar de families. Van de ene dag op de andere gingen de deuren hier onherroepelijk dicht. Je vader of moeder woont hier wel en opeens kan je niet meer binnen. Dat komt binnen, hoor.”

Voelden jullie begrip bij de families?

Zeker in de maanden dat we verplicht dicht waren, kregen we veel berichtjes om ons te bedanken of ons moed te wensen. Dat wel, absoluut.”

Hebt u enig idee hoe het virus het woonzorgcentrum binnen raakte?

“Je weet dat natuurlijk nooit zeker. Maar we hebben wel een vermoeden dat het via bezoekers is gebeurd. De krokusvakantie was net voorbij, mensen keerden terug van vakantie, ook van Noord-Italië waar achteraf toch brandhaarden van het virus bleken te zijn. Velen onder hen zijn in de dagen na hun reis op bezoek gekomen bij hun familielid in het rusthuis… Je kan dat niet hard maken, en ik wil ook zeker niemand met de vinger wijzen. Ik denk eigenlijk zelfs dat het nergens honderd procent uit te sluiten viel.”

“We hebben pas na drie weken de toestemming gekregen om te testen”

“Weet je, wij waren een heel open voorziening. Iedereen mocht hier binnenkomen, ook in onze cafetaria en restaurant bijvoorbeeld. We deden dat heel bewust voor onze bewoners. Die interactie, dat contact met de buitenwereld is heel belangrijk. Alleen heeft net die openheid, toen onze grote sterkte, ons in deze crisis extra kwetsbaar gemaakt.”

In het begin van de lockdown konden jullie niet testen.

(komt tussen) “We móchten niet testen. Oké, er waren onvoldoende testkits beschikbaar, maar we hebben pas na drie weken van de overheid toestemming gekregen om van vijf bewoners testen af te nemen.”

Vijf?!

“Ja… Op een totaal van 300 mensen. We wisten dan natuurlijk zeker dat het virus binnen was, maar ondertussen was het al verder verspreid. Pas vlak voor Pasen, dan waren we al een maand verder, hebben we de toestemming gekregen om al het personeel en alle bewoners te testen.”

Frustreert dat niet?

“Uiteraard. Je ziet mensen ziek worden, je ziet dat je personeel ziek wordt… Maar je kan hen niet testen. Ook in de triagecentra moest je op dat moment vrij zware symptomen vertonen vooraleer je mocht getest worden. Vandaag kunnen we iedere bewoner die binnenkomt of wie begint te werken als vakantiejob of na vakantie wel testen. We kunnen veel vroeger ingrijpen en indien nodig isoleren. Dat kon toen simpelweg niet.”

“Jaren geleden werd al eens een draaiboek opgesteld, de Vlaamse overheid is daar toen niet op ingegaan. Te duur”

Voelt u zich in de steek gelaten door de overheid?

(denkt na) “Zoals ik zei: het was een totaal nieuwe situatie. Maar jaren geleden werd al eens een draaiboek opgesteld rond de uitbraak van een of ander virus. Door virologen en vrij specifiek voor de ouderenzorg. De Vlaamse overheid is niet op die voorbereiding ingegaan omdat dat een behoorlijke kost met zich meebracht. Achteraf gezien is dat natuurlijk doodjammer.”

“Het virus zat in China. Het zou, net als SARS, wel daar blijven. En het was niet zo ernstig. Het was maar een griepje… Tot het toch tot hier raakte. Ik denk dat men het verkeerd heeft ingeschat, ja.”

Heeft onderschatting onnodig mensenlevens gekost?

(fel) Ja, dat denk ik dus wel, hé. Zeker weten. Maar het heeft weinig zin om boos te zijn. We helpen daar niemand mee. Ik hoop vooral dat men nu de juiste lessen trekt. De kans op een tweede golf, of een ander virus in de toekomst, is toch groot.”

Schrikt u van alle rapporten en getuigenissen uit woonzorgcentra die de jongste dagen en weken naar boven komen?

Als ik lees dat mensen nog voor ze zijn overleden in een lijkzak worden gelegd… Dan moet ik toch slikken.Dat is not done, hé. (even stiller) Heel die periode was bijzonder moeilijk. Bewoners die komen te overlijden, hun familie die amper op bezoek mag komen en hen niet meer mag aanraken… Om je partner, vader of moeder zo te moeten afgeven… Dat hakt er stevig in. Het was dan aan ons om, ondanks alle noodgedwongen kilte en ondanks alle maatregelen, alles toch zo menselijk mogelijk te houden. Makkelijk is dat allerminst, geloof me.”

Het rusthuis waar een op de vijf stierf aan corona:
© Olaf Verhaeghe

“Er zijn heel wat traantjes gevloeid, je voelde dat verdriet hier”

Kan u inschatten hoe groot de impact op het personeel is?

“Wij hebben zoals u weet heel wat sterfgevallen gehad. Dat doet wel iets met een mens. Zeker omdat je veel van die bewoners al lang en goed kent. Je kent ook hun families, je kent hun verhaal. Dat bewoners op hun kamer in hun kist werden gelegd bijvoorbeeld komt heel hard binnen. De impact op het personeel is absoluut heel groot. Nog altijd. We hebben daarom ook bewust psychologen ingeschakeld, om onze medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen.”

“Er waren ook een aantal mensen die bang waren dat zij het virus mee zouden hebben binnen gebracht. Ik ben toch niet de ‘schuldige’, hoorde je dan. Het testen van medewerkers is op dat vlak ergens een geruststelling. Op een bepaald moment hadden we toch een 30-tal personeelsleden, op 280 in totaal, die positief testten. Maar iedereen die kon en mocht, is altijd blijven gaan. Voor onze bewoners, voor hun families. Ik heb niets dan bewondering voor onze medewerkers.”

De voorbije dagen organiseerde De Meers drie herdenkingsvieringen voor de 62 coronaslachtoffers. Die kwamen er op vraag van het personeel?

“Veel van onze medewerkers hebben het lastig met het feit dat ze op korte tijd zoveel bewoners hebben moeten afgeven. Er zijn hier heel wat traantjes gevloeid, je voelde dat verdriet. Ergens moet je dat pijnlijke verlies een plaats proberen geven. Vandaar het voorstel om deze periode op een serene manier af te sluiten. Samen met de familieleden van die bewoners. Ik denk dat dat velen wel deugd doet.

Het applaus en de witte vlaggen. Wat betekenden die voor u?

“Ook ik heb elke avond mee geapplaudisseerd. (glimlacht) Dat helpt wel, het toont appreciatie. Maar iedereen weet dat zulke dingen vrij kortstondig zijn. Wat ik hoop is dat er structurele veranderingen komen in de woonzorgcentra. Op dat vlak zou toch van overheidswege iets mogen komen.”

“De restaurantcheque van 300 euro die men federaal al toekende aan het zorgpersoneel…. Persoonlijk denk ik dat men dat geld beter zou kunnen inzetten om structurele maatregelen te nemen. Het is niet omdat je mensen in de zorg een waardebon geeft, dat je iets doet voor de ouderenzorg an sich. Ik ben zeker dat onze medewerkers liever extra ondersteuning krijgen op de werkvloer. We hebben stafmedewerkers nodig, we hebben psychologen nodig, zowel voor personeel als bewoners, we hebben verpleegkundigen nodig… Dat hebben we nu absoluut gemerkt. Op dat vlak is er nog meer dan genoeg werk aan de winkel.

“De onderschatting van dit virus heeft onnodig mensenlevens gekost, zeker weten”

Hoe kijkt u naar de toekomst, op korte en langere termijn, in woonzorgcentra?

“Je hoort en leest nu vaak dat er moet ingezet worden op kleinschalig wonen. Mensen moeten in kleinere voorzieningen verblijven. Dat is allemaal heel mooi, maar voor de 300 mensen die hier wonen, heb je ten eerste veel meer plaats en gebouwen en ten tweede veel meer personeel nodig. Ik denk wel dat je zelfs in een grote voorziening kleinschalig kan werken. Wij werken nu bijvoorbeeld met bubbels van vijf bewoners, binnen de leefgroepen. De activiteiten worden gedaan met dat kleine groepje. Mocht een van die vijf besmet raken, kan je die bubbel makkelijker isoleren. Dat is een grote verandering, zowel voor het personeel als voor de bewoners, maar ik denk wel dat je zo persoonlijker kan werken.”

Alleen is die openheid die jullie enigszins typeerde wel voorgoed verdwenen.

“Nu zeker, dat klopt. En naar de toekomst toe zullen we dat absoluut goed moeten herbekijken. De cafetaria en het restaurant zullen we wellicht niet meer voor iedereen kunnen openstellen.”

Vindt u dat jammer?

“Zo’n vraagstuk heeft altijd twee kanten. Het is leuk om veel mensen over de vloer te krijgen, er was hier altijd beweging. Maar anderzijds krijg je ook mensen die hier misschien niet meteen horen. Je krijgt een publiek dat hier elke dag kwam aperitieven bijvoorbeeld. Dat zal in de toekomst wellicht moeten veranderen.”

Wat mogen we u wensen voor de zomer?

“Ik hoop vooral dat al onze medewerkers ontspanning kunnen vinden. Dat ze rustig kunnen genieten van hun vakantie, dat ze de voorbije maanden enigszins los kunnen laten en zuurstof opdoen. Om er dan met frisse moed opnieuw in te vliegen.”

En voor uzelf toch ook?

(lacht) “En voor mezelf ook, ja.”