De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Het ‘Adieu café’ van Kurt

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele ging de voorbije maanden op zoek naar de wijsheid in de kan. Een terugblik.

Ik zal ze missen, mijn wekelijkse bezoekjes aan de volkscafés van onze provincie. Bijna een heel jaar lang heb ik me opgedrongen aan mensen die er misschien zaten omdat ze met rust wilden gelaten worden. Omdat ze er beschutting zochten tegen de wrede werkelijkheid. Maar nog veel vaker, zo merkte ik op, omdat ze mensen wilden zien. “Ik ging als kind op café met mijn ouders,” zei Tsjep in de Reisduif in Oudenburg, “en ik heb er leren praten, leren omgaan met mensen.”

Sommige cafégangers hangen aan de toog om er hun hart te luchten, anderen zijn er dan weer om mee te leven met andermans ellende. Troost wordt er in alle vormen geserveerd. Een knikje hier, een handdruk daar, een kusje, of gewoon een lief woord. Het is haast aandoenlijk hoe graag mensen in volkscafés willen praten. Wie wil horen, krijgt er prachtige, vaak ontroerende verhalen te verwerken. “Als alles wat je had, je wordt ontnomen, is het goed dat je café er nog is,” zei op een gegeven moment een man aan de toog.

Met uitsterven bedreigd

Dat sommigen hun leed verdrinken en verdringen op café, maakt van deze oorden soms een probleem, maar veel vaker zijn ze een oplossing. Onlangs nog vertelde Lena van De Helleketel in Watou dat zij aan haar toog meer en meer te horen krijgt wat vroeger in de biechtstoel gezegd werd. In echte volkscafés heerst er een verbondenheid, een samenhorigheid die je anders alleen nog vindt als de Rode Duivels op grote tornooien uitblinken. “Iedereen kent hier iedereen,” was steevast één van de antwoorden als ik vroeg naar de charme van het café.

Het is zoals Basiel zei, de toogfilosoof in ‘t Hazekasteel in Nieuwkerke: “Hier moet je zijn als je het dorp wil leren kennen, als je wil meeleven met de mensen. Wie buitenkomt, komt hier binnen.”

Ik zal ze missen, mijn wekelijkse bezoekjes aan de volkscafés van onze provincie

Helaas is het lang niet overal meer zo. Gezelligheid en authenticiteit lijken niet meer van deze tijd. “Onze vuiligheid past niet meer in het decor”, zei visser William in Café Végé, in de Oostendse haven. Hij klonk alsof we hem en zijn soortgenoten straksalleen nog in reservaten terugvinden. Het gemeenschapsleven gaat achteruit, en daarmee ook het caféleven.

Na mijn ronde van de West-Vlaamse huizen van troost en vertier, weet ik het zeker: de volkscafés zijn met uitsterven bedreigd. Bouwpromotoren liggen op vinkenslag om de oude bouwsels te slopen en er de mensen te verdrijven. In Jabbeke kon de bulldozer niet snel genoeg ‘De tijger’ van Marie-Jeanne met de grond gelijkmaken, bang wellicht dat de verweesd achtergebleven cafégangers het pand alsnog zouden laten beschermen.

Het was Basiel die er ons aan herinnerde dat Herman Van Veen destijds al zong van “Adieu Café” en hoe de wet alle bruine kroegjes kapotmaakte. Tegenwoordig lijkt de nultolerantie veel cafés de doodsteek te geven. Ook al merk je dat lang niet alle stamgasten hun pleisterplekje binnenstappen om er de dorst te lessen. De luchtdruk is er gewoon minder zwaar. Mensen kunnen er nog ademen. Velen zitten er gewoon te zitten, soms met een simpel glas melk. En heel vaak met bier zonder alcohol. Misschien moet de horeca eens nadenken over een speciale deal met de taxibedrijven. Waarbij cafés hun vaste gasten voor een prijsje kunnen laten thuisbrengen.

Voortgaan op de promille

Of misschien moet de wetenschap op zoek naar betere manieren om dronkenschap op te sporen. Want zoals Remi van In de Meiboom in Woesten zei: “Ze zouden beter kijken naar wie in staat is om te rijden. En niet alleen voortgaan op de promille. Als je alleen maar voortgaat op statistieken is er niets gevaarlijker dan achter het stuur kruipen wanneer je koffie gedronken hebt. De meeste mensen die verongelukken hebben die dag al koffie gedronken.”

Zelf drinkt hij sinds 1975 geen pint meer. Maar hij weet uit ervaring dat de ene mens na twee pinten op zijn kop staat, terwijl de andere na het consumeren van een volle bak bier zonder wankelen op een witte lijn zal lopen.

Of misschien is op café gaan gewoon niet meer van deze tijd. Cécile Ryon van Saint-Joseph in Haringe zei het destijds al: “De nieuwe generatie gaat niet meer op café. Als je het van hen zou moeten hebben, je mag bedelen om een boterham.”

Er is meer dan werken alleen

Suzanne van Café Stop in Oedelem heeft daar een verklaring voor: “De oude tijd is gepasseerd. Het is nu allemaal computer en gsm. De mensen moeten allemaal een eigen huis hebben en twee auto’s. Ze moeten allemaal op reis en ze gaan allemaal uit eten. Ze gaan gebukt onder de drang naar luxe. Alles is van moeten en voor de rest is er alleen werk. Terwijl er meer is dan werken alleen.”

André, de verteller uit In de Meiboom dacht er niet anders over: “De mooiste tijd is weg,” zei hij. “Mijn jonge jaren, dat was de gouden tijd. Je mocht ongestraft een pint drinken, je mocht roken op café, de mensen spraken met elkaar, de kinderen speelden op straat en de gsm bestond nog niet. Nu praten de mensen niet meer. Ze zitten allemaal op hun kalutjes te kijken,” en tegelijkertijd wees hij naar de gsm’s waarop enkelen aan toog aan het tokkelen waren.