Helft Siamese tweeling leeft al honderd jaar voor twee

André Vercruysse (100) schildert nog elke dag. © Kurt De Schuytener
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Ieder mens mag dan uniek zijn, de ene mens is dat al wat meer dan de ander. En weinigen zijn unieker dan André Vercruysse uit Kortrijk. Geboren als de helft van een Siamese tweeling moest hij verder zonder zijn broertje, maar hij bleek het verstand voor twee te hebben. Hij heeft ook voor twee geleefd en is goed op weg om dubbel zo oud te worden als een gewone mens.

Honderd jaar lang moet hij het al aanhoren: “Er zijn er geen twee zoals jij”. En nu is het weer van dat. Want geef toe, ook jij kent geen andere honderdjarige die nog zowat dagelijks tekent of schildert. De directie van het H. Hart in Kortrijk vond dan ook dat er een expo moest komen. Uit het leven gegrepen is de titel. Geen ander zoals André was misschien nog toepasselijker geweest. Want het levensverhaal van André Vercruysse is wel héél straf.

Kortrijkse eeuweling kwam ter wereld als helft van Siamese tweeling

“Ik werd geboren op 31 augustus 1921 in Luingne, deelgemeente van Moeskroen”, zegt André in zijn flatje in De Groote Broel, de residentie op de Dam, waar straks ook de expo plaatsvindt. Op het trouwboekje van Aloïs Vercruysse en Elisa Vancraeynest staat te lezen dat hun zoon op 1 september werd geboren. “Het was na twaalven toen ik ter wereld kwam, zei mijn moeder. Voor haar was het dus 1 september, maar op mijn identiteitskaart staat 31 augustus.” Het lichaam van zijn broertje hing toen nog aan hem vast. “Hij heeft nooit een naam gehad. Hij heeft maar een uurtje geleefd”, zegt André. “Zijn lichaamsdelen bleven nog een tijd gezond door mijn bloedcirculatie”, vertelde hij ons eerder.

Het zou nog drie maanden duren vooraleer een professor uit Leuven in het ziekenhuis van Oudenaarde dat broertje van hem lossneed. Een zware operatie waar toen eigenlijk nog niet de nodige apparatuur voor bestond. Over zijn hele lichaam had baby André diepe wonden. Van plastische chirurgie was toen nog geen sprake. “Ze hebben me dichtgenaaid met de zaterdagsteek”, lacht André als hij zijn rechterarm toont, waar je slechts een klein deel van zijn vele littekens ziet. Eigenlijk is die ene arm er twee. “Lange tijd kon ik er werkelijk alles mee optillen.” Nog dezelfde dag werd de verminkte baby zwaar omzwachteld meegegeven naar huis. De dokter ging ervan uit dat het kind niet zou overleven.

De pijn van het zijn

De eerste jaren kwam hij niet verder dan overleven. “Ik groeide op bij mijn grootouders in Vichte. Ik ben nooit naar een kleuterklas geweest omdat ik voortdurend verschrikkelijke pijnen moest doorstaan. Nu nog heb ik daar soms last van.” Het zou duren tot hij acht jaar was, zijn leeftijdsgenoten zaten intussen in het tweede leerjaar, vooraleer hij mocht aanschuiven op de schoolbanken. Lager en middelbaar onderwijs volgde hij in het Frans. In het College Saint-Joseph in Moeskroen. Al vlug bleek dat hij zo verstandig en gedreven was dat hij verschillende schooljaren mocht overslaan. Hij bleek een uitzonderlijk hoog IQ te hebben. “Mijn vader had me liever zien boeren, zoals hij. Maar de schooldirecteur kwam thuis uitleggen dat de staat jongens met zulke capaciteiten liever zag verder studeren.”

André Vercruysse viert straks zijn 100ste verjaardag en houdt een tentoonstelling met zijn schilderijen.
André Vercruysse viert straks zijn 100ste verjaardag en houdt een tentoonstelling met zijn schilderijen. © Kurt De Schuytener

“Aan de overkant van het hof van mijn grootouders was de textielfabriek van de familie Vanneste gevestigd. In de loop van de voormiddag kwamen de broers Vanneste altijd soep eten bij mijn grootmoeder. Toen ik een jaar of veertien was, liet Jozef Vanneste me het labo zien. Ze hadden daar ook een grote bibliotheek en ik snuffelde er graag in de boeken. “Als dat je zo interesseert”, zei Jozef, “dan moet je scheikunde gaan studeren.” En dat ben ik dan ook gaan doen.” Dagelijks tufte André met een boemeltreintje van Moeskroen naar Gent. “Het was twee uur en een kwartier onderweg. Een trein met drie wagonnetjes. Ik zat altijd in het laatste, te studeren. Tegen dat ik thuiskwam, moest ik geen boek meer opendoen.”

Bayer Leverkusen

André zat nog maar een jaar aan de universiteit toen de oorlog uitbrak. “Het duurde niet lang of ik werd ontboden op de Kommandantur. Ik moest me aanmelden bij het Arbeitsamt. Daar werd je gekeurd om in Duitsland te gaan werken. De bevoegde officier vroeg me: Waar werk jij? Ik zei: Ik werk niet, ik studeer. Toen hij vernam dat ik in de richting scheikunde zat, zei hij: Ik ga je papieren bezorgen waarmee iedereen je met rust zal laten. Maar als je afgestudeerd bent, moet je naar Leverkusen, naar Bayer. Maar tegen die tijd sloegen de Duitsers tot mijn grote geluk op de vlucht en was ik al aan het werk.” Eerst in de fabriek van diezelfde Vannestes die de inspiratie vormden voor zijn studies, maar al vlug stonden de grote fabrikanten om zijn gunsten te dingen. Het Belgische leger wou hem om een stof te ontwikkelen die tegen de regen bestand was, in de VS was hij de man die ervoor moest zorgen dat de linnen pakken, die men in de hete zomermaanden in de zuiderse staten droeg, niet zo snel kreukten. Hij maakte carrière bij Jozef Vandewiele, Union Cotonnière en vooral de firma Motte, een wolspinnerij waar hij directeur werd. “Ik hielp fabrieken uit de grond stampen in Frankrijk, Engeland, tot in Venezuela en Colombia toe, maar ik kwam ook in Algerije, Portugal, en noem maar op.”

Landschappen

Vandaar nog de vele exotische tafereeltjes die op zijn schilderijen voorkomen. Tegelijk blijft hij ook een jongen van de boerenbuiten. Vandaar de vele landschappen, de boer met zijn paard op het land en ook een heel gamma aan dieren. “Als kind deed ik niet anders dan tekenen. Als ik een stuk papier vond, begon ik te krabbelen. Ik hoor het mijn grootmoeder nog zeggen: Leg dat potlood nu eens even opzij en kom aan tafel.” Maar schilderen ben ik pas later beginnen doen. Op een gegeven moment heb ik een tweede verblijf gekocht op de Kluisberg, waar ik samen met mijn vrouw en kinderen hele weekends vertoefde. Er was geen telefoon, ik was er onbereikbaar voor zij die me anders constant aanklampten om professionele problemen op te lossen. Geïnspireerd door het landschap ben ik daar beginnen schetsen. Vervolgens trok ik ook naar kunstatelier VASA in Oudenaarde. Daarna trok ik met een groepje kunstenaars geregeld door de Vlaamse Ardennen en de Zwalmstreek om er te schilderen.”

Familiefeest

“Ik heb een aanvraag ingediend om 106 te worden, maar ik krijg geen antwoord”

Hij is blijven schilderen. “Nog zowat elke dag”, zegt hij. “Niet meer met olieverf, dat ruikt te hard en dat zou men hier niet op prijs stellen. Maar veel aquarel en acryl.” Zijn echtgenote, Mariette Vanmarcke, overleed twintig jaar geleden, nadat ze 58 jaar gelukkig getrouwd waren geweest. Ze was 78. Intussen heeft André al veertien jaar een vaste vriendin, Sonja, die verderop in de gang woont waar hij zijn flatje heeft. Maar ook zijn vijf kinderen komen geregeld langs. Zondag is er een groot familiefeest waarop zij allemaal aanwezig zullen zijn, net als die twaalf kleinkinderen en de twintig achterkleinkinderen. Eén van die kleinkinderen is VRT Nieuws-buitenlandcorrespondent Stijn Vercruysse. Als er geen rampen hem roepen, dan zal ook hij dat feest ongetwijfeld niet willen missen. En wat wij André intussen mogen wensen? “Dat ik volgend jaar opnieuw mijn verjaardag mag vieren”, lacht hij. “Ik heb een aanvraag ingediend om 106 te worden, maar ik heb daar nog geen reactie op gekregen.”