Harry Descamps: “Ik wou lang haar omdat alle muzikanten lange haren hadden”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Harry Descamps. De man met de lange haren.

Iedereen kent hem. Die wandelende kop krullen waar gewoonlijk een gitaar onder hangt waarmee hij mensen inpakt, omverblaast of laat zweven. Harry Descamps speelde lang bij The Lumbers, is tegenwoordig ook te zien en te horen bij Gesman, maar het is Whorses dat hem en zijn bandleden tot ver buiten de stadsmuren zal katapulteren. Vrijdag staat hij met beide bands op de Sinkenfeesten.

De werkdag zit erop en Harry zit op het muurtje van zijn voortuintje van een zelf gerold sigaretje te genieten en trekt een pilsje open. Zijn kindjes zijn met de kleuters van de buren aan het spelen. En dus kan hij wel even praten. “Ik ben muzikant,” zegt hij in de veronderstelling dat sommigen dat nog niet weten, “en ik werk in Tranzit.” Hij is er logistiek medewerker, vertelt hij. “Het is een job die me op het lijf geschreven is. Ik werk er graag. Ik heb er toffe collega’s. Ik zit daar echt op mijn plek. Je leert er voortdurend bij. Je bent bezig met schrijnwerk, de volgende dag mag je lampen ophangen en stopcontacten vervangen. Of klinken repareren. Zulke dingen. Heel leuk om te doen. Ik heb vandaag een microkist gemaakt. Dat kan meteen ook weer op mijn cv: ontwerper van microkisten.” De gedachte brengt hem aan het hinniken.

The Beatles

Hoezeer hij van job houdt, zijn eerste identiteit is muzikant, geeft hij toe. “Eigenlijk is dat mijn hobby. Hoewel, neen, het is mijn passie. Ik speel heel passioneel muziek.” Dat doet hij tegenwoordig bij twee bands. De eerste is Gesman. “Een oud-Kortrijkse groep waar ik ben bijgevoegd na twintig jaar. Een heel leuke band met een heel hoog je-m’n-fou-gehalte. Ik denk dat ik ook daar heel erg op mijn plek zit. Maar mijn tweede band is mijn persoonlijke prioriteit. Bij Whorses speel ik gitaar, zing ik en schrijf ik ook een groot deel van de nummers. Die band is gegroeid is uit een vriendschap en wat we doen gaat soms heel diep. We zijn heel gevarieerd bezig. Het gaat van beenhard tot heel zacht. Americana, countrysongs en zo. We hebben een heel breed palet. We kunnen eigenlijk doen wat we willen. Heel tof om die vrijheid te hebben.”

De eerste single van de band, ‘Rocky’, was best spraakmakend. De clip was al even geweldig als het nummer en werd met de nodige bombarie gelanceerd op de site van Humo. Zoek hem op en zie hoe Harry tijdens het refrein keer op keer in een regie van gehakt, bonen in tomatensaus en confetti terechtkomt. En hoor met eigen oren hoe de groep van zacht naar hard kan gaan en omgekeerd. “Eigenlijk was ‘Rocky’ een beetje ons pophitje,” lacht Harry. “Je moet weten dat The Beatles mijn favoriete band is. Ik heb heel veel van hen geleerd. Ik schreef dat nummer in een periode dat ik helemaal ondergedompeld zat in hun muziek. De song onderging een twist bij de uitwerking ervan en werd harder dan ik zelf had voorzien. Maar dat vond ik eigenlijk best wel cool.” En hij was lang niet de enige. Intussen heeft de band een tweede clip ingeblikt met Anton Coene, de befaamde fotograaf die ook al voor de eerste clip tekende. “Ik wil er nog niet veel over prijsgeven,” zegt Harry, “maar ik denk dat het weer redelijk spectaculair wordt. Het is een heel ander nummer dan het eerste.”

Muziek in de genen

Muzikaal kan hij alle richtingen uit. Harry heeft de muziek met de paplepel meegekregen. “Ja, mijn vader, Dick Descamps, is een heel erg goeie bassist. Hij speelt in redelijk wat groepen.” Harry steekt intussen een volgend sigaretje op met een aansteker van Idiots, één van de bands waarin zijn pa bast. “Ik heb de passie van hem en ook het vuur,” schatert hij. “Hij heeft me gitaar leren spelen. Ik heb het altijd heel moeilijk gehad met concentratie en met leren en zo. Toen ik op mijn twaalfde moest studeren voor de examens en het niet echt vlotte, stelde mijn vader al zijn instrumenten op in de living en maakte toen de afspraak: drie kwartier leren en een kwartiertje gitaar spelen, samen met hem. Dat was heel leuk. Zo ben ik daar wat in gerold. Ik ben ook vaak met mijn vader naar festivals en zo geweest. Zo heb ik de microbe te pakken gekregen. Je kunt zeggen dat ik een redelijk muzikale opvoeding gehad heb. En nog altijd. Intussen leren we bij van mekaar. Het is heel leuk om nu over muziek te praten met hem. Ja, muziek zit zeker in de genen bij mij.”

En het ziet er naar uit dat het bij zijn eigen zoon Fidel niet anders zijn. De jongen is nog maar een jaar oud en komt aanzetten met een speelgoedgitaartje waar verschillende melodietjes uitkomen, wanneer hij op de knoppen drukt. “Ook een cadeautje van mijn vader,” zegt Harry met een pijnlijke grimas. “Dat ding is een waar marteltuig. Jerina, mijn vrouw, en ik, wij worden er horendol van. Maar hij krijgt er maar niet genoeg van.” Fidel gaat tekeer met het gitaartje alsof hij de nieuwe Kurt Cobain is. “Laat hem maar begaan,” grijnst Harry. “Op die manier geraken we misschien toch nog snel van dat vervloekte ding verlost.”

Jonge vader

Harry is nu 24 en dus best een jonge vader. Zijn bloedmooie dochtertje Onno, een kind dat geboren lijkt om kleuterkledij aan te prijzen, is intussen drie. “Het ouderschap is ons wat overvallen,” geeft hij toe. “Maar we hebben heel snel de klik gemaakt. We waren toen al vijf jaar samen. En we zagen en zien mekaar nog altijd heel graag. Dus zijn we er gewoon helemaal voor gegaan. Het tweede was iets meer gepland dan het eerste.” Een uitspraak die hem licht laat grinniken. “En intussen loopt alles heel gesmeerd. Ik vind het eigenlijk wel cool dat ik zo vroeg vader ben geworden. Dat zal zeker zijn vruchten afwerpen, denk ik.”

Maar intussen kan je bezwaarlijk zeggen dat de hippe muzikant een rock ‘n’ roll-leven leidt. “Goh, een rock ‘n’ roll leven,” zegt hij op een toon die meteen weergeeft wat hij van zo’n jong, wild en liederlijk leven denkt. “Veel uitgaan zit er niet in bij ons, dat is waar. Optreden is mijn manier om uit te gaan. Ik doe toch niets liever dan spelen. Als je zelf op het podium staat, hoef je bovendien je drank niet te betalen. Ook dat is meegenomen.” Terwijl hij het zegt, stijgt uit één van de speeltuigjes van Fidel de klassieker ‘Alle eendjes zwemmen in het water’ op. ‘Falderalderiere’ weerklinkt het. Maar Harry maakt onverstoord zijn redenering af: “Het is niet dat ik helemaal afgesloten ben van de wereld, maar ik hou er niet van om de hele tijd op café rond te hangen. Daar hebben we tijd noch geld voor. Al wat we verdienen, gaat naar de kinderen en naar onze passies. Ik vind dat ook niet erg. Ik zit sowieso niet graag tussen het volk. Te veel prikkels doen me geen deugd.”

Misschien een verklaring voor die gigantische kop haar. Het lijkt een dik gordijn waarachter hij zich kan wegstoppen. En je herkent hem aan zijn kapsel. Er loopt in heel Kortrijk maar één iemand rond zoals Harry Descamps. “Da’s waar,” zegt hij, “niemand heeft dezelfde naam als ik.” Waarop een lachbui volgt. “Nee, al van toen ik een kind was en ik met mijn vader mee mocht naar concerten, wou ik lang haar. Alle muzikanten hadden haar tot op hun schouders. En ik wou ook muzikant worden. Dus liet ik mijn haar groeien zodra dat kon en mocht. Maar ik had nooit gedacht dat het zo zou worden. Mijn grootvader heeft ook krullen, maar hij liet zijn haar nooit groeien. Ooit ga ik het knippen. Toen we de vorige clip maakten, dachten we er even aan om mij kaal te scheren. Maar ik wou er zeker van zijn dat ik mezelf nog in de spiegel zou kunnen verdragen. Die zekerheid heb ik vooralsnog niet,” schatert hij.