Hans en Lien: “We willen onze kinderen niet in Amerika zien opgroeien”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Hans, beter gekend als Rich du Bois, en Lien, de opvoedster in het MPI.

Een woensdag in de vooravond in Rollegem. Hans Ryckebosch en zijn vrouw Lien Baert slenteren van de plaatselijke krantenwinkel naar Elckerlyc Inn, het volkse café annex hotel in de straat waar Lien opgroeide in een gezin van elf kinderen. Net als haar man is Lien een joviale verschijning. Beiden zijn gretig om hun verhaal te vertellen. Soms door elkaar en vaak van de hak op de tak, maar dat belet niet dat we ons na een poosje een beeld kunnen vormen van de warme mensen die ze beiden zijn. Belangrijke details in hun levensverhaal: zij werkt al jaren in MPI Pottelberg, hij is een ingenieur elektronica die ooit onder de naam Rich du Bois enkele hits had, waarmee hij in het voorprogramma van De Kreuners en The Scabs stond.

“Ik werk al mijn hele leven als opvoedster in het MPI Pottelberg, bij gehandicapte kindjes,” zegt Lien. Ze is nauwelijks een zin ver in haar betoog of haar lieftallige echtgenoot onderbreekt haar: “Met uitzondering van de de periode dat ik je meegenomen heb naar Amerika.” Ze knikt. “Dalton, Georgia.” Hans beaamt: “Daar was ik voor Beaulieu aan de slag. Dat heeft maar een jaar geduurd. Daarna zijn we verhuisd naar Charlotte, in South Carolina.”

Blijkbaar was hij toen al langer aan het popelen om er op uit te trekken. “Drie jaar eerder kreeg ik al de kans om voor de PTT in Pretoria, in Zuid-Afrika te gaan werken. Maar Lien moest toen nog studeren…” Zelf studeerde hij ook nog. Maar eigenlijk had hij er niet zo’n zin in. “Ik ben nooit graag naar school gegaan. Maar omdat ik iets moest doen, heb ik dan maar gedaan wat mijn broer deed. Die kon kapotte versterkers herstellen en soms hielp ik hem daarbij. Hij was ingenieur elektronica en dus ging ik dezelfde richting uit.”

Vreemden

Lien pikt weer in. “Zo gaat het vaak. Bij ons was het niet anders. We zijn thuis met 9 meisjes en 7 ervan zijn verpleegsters. Ik zou dat ook geworden zijn, maar toen kwam ik tijdens een stage als opvoedster in contact met gehandicapte kindjes en wist ik dat dit mijn roeping was. Al van voor we naar Amerika vertrokken, zat ik in het MPI Pottelberg en toen we zijn teruggekeerd, ben ik er onmiddellijk weer aan de slag gegaan.”

De twee dochters van Hans en Lien zijn geboren in Amerika en hebben de dubbele nationaliteit. Toen ze vier en vijf waren, kreeg Lien de uitdrukkelijke vraag van de Amerikaanse autoriteiten om het land te verlaten. Haar dochters mochten blijven. “We spreken over de jaren 1986 en 1987, maar ook toen al was je als buitenlander niet echt welkom om in de States te werken. Ik kreeg er geen werkvergunning. Ik weet nog heel goed dat ik op een dag een brief ontving waarin stond dat ik het land moest verlaten. Mijn kinderen mochten blijven. Ik moest het doen met een toeristenvisum. En nu en dan de grens oversteken.”

“Je moest minstens al ingenieur zijn om te mogen werken in Amerika”, herinnert Hans zich. “En dan nog maakte je voortdurend toestanden mee. Zoals die keer dat ik van Kortrijk naar Atlanta vloog met prints van Barco en aan de douanes meteen rechtsomkeer mocht maken. De directeur belde me en zei: ‘Hewel, kom je niet?’ Ik zei: ‘ik ben er geweest, maar ik heb meteen het vliegtuig terug mogen nemen.’ Uiteindelijk geraakte ik het land weer binnen via de luchthaven van New York, waar ze toen nog wat soepeler waren.”

Wilde haren kwijt

Na zijn terugkomst belandde Hans bij Dewaele Technical Agencies in Waregem waar hij intussen als elektronica-expert al 30 jaar interventies doet in Nederland, België en Noord-Frankrijk. De voorbije weken was hij even buiten strijd wegens een kataraktoperatie en enkele daaropvolgende complicaties met een netvliesloslating.

Hoe de conversatie van zijn ogen opeens verspringt naar zijn kapsel, is achteraf nog moeilijk te zeggen, maar In elk geval loopt Hans nog niet lang met die korte jongensachtige coupe rond. Zijn haar reikte ooit tot aan zijn achterwerk, toont hij. Enkele weken geleden kwam het nog tot aan zijn oksels. “Maar moeder zei dat ik naar een Turk moest gaan om het te laten knippen”, blaast hij. Lien pleit onschuldig. “Ik zei het om je te helpen. Je haar was dood. Ik zei: ‘Laat het eens knippen dat het weer kan groeien.’ En dat het een beetje net is aan je oren.” Hij bijt terug: “Dat ik het allemaal achter mijn oren kan steken, zoals dat van jou.” Hij wijst naar haar oren: “Kijk, ze heeft eigenlijk wel grote oren, hé.” Het zijn de oren van haar vader, zegt ze. Roger heette ie. Blijkbaar een heel vrome ziel. Of hoe verklaar je anders dat hij elf kinderen heeft gemaakt. “Hij was wever en werkte in ploeg”, is het antwoord van Lien. “We zijn allemaal van dezelfde vader, we gelijken allemaal op elkaar,” zegt ze nog. “Ge zijt alleen zeker dat ge allemaal van je moeder zijt”, lacht Hans.

Eeuwige liefde

Intussen rijden de wagens aan de overkant van de straat af en aan: Nederlanders, Fransen, Duitsers, iedereen stopt aan de Elckerlyck Inn. “Guido van de Elckerlyc verhuurt achterin huisjes voor gasten. Hij serveert ook dagschotels. Je moet daar echt eens binnengaan. Altijd ambiance”, zegt Lien. “Ze hebben er ook een goeie aperitief. En Andreaatje maakt de beste picons van West-Vlaanderen.”

Zodanig steekt ze de loftrompet van de zaak dat ze bijna ingehuurd lijkt om promotie te maken. “Maar nee”, wuift ze de verdachtmakingen weg, “ik ken hier iedereen in de straat. Ik ben hier opgegroeid.” Hans gelooft haar. “Ik herinner me nog dat we hier nog binnen zijn geweest toen we elkaar pas kenden, bij Vonne Barms. Ik was van Kuurne. We zaten wat te dicht bij elkaar en ze zei: ‘Ge moet hier niet komen vrijen hé.’ Weet je het nog schat?,” richt hij zich tot zijn geliefde. Eigenlijk zegt hij ‘skat’. Op zijn Kortrijks. Als je dat na al die jaren nog kunt zeggen.

Rich du Bois

“Het is goed dat je af en toe eens ruzie maakt of elkaar irriteert. Dat betekent dat de ander je nog interesseert”, aldus Hans. Die er meteen aan toevoegt dat hij zijn vrouw na al die jaren nog graag ziet. “Ik gie wok wè” is haar repliek.

Waarna hij vertelt dat hij iets verder in de plaatselijke sporthal jaren aan cyclobal gedaan heeft. Zijn vrouw beeldt simultaan uit hoe dat er moet uitzien, voetbal op de fiets. De man die de fietsen toen herstelde was Eric Wyckaert. “Ken je Eric Wyckaert?” vraagt Hans.

“Een levende legende in Rollegem. Hij heeft nog bij Eddy Merckx gereden bij Molteno.” Merckx reed voor Molteni. Dat allemaal terzijde. Eric Wyckaert blijkt nog te leven en woont nog in Rollegem.

“Aan het kasteeltje”, zegt Lien. “Richie, Richie”, bootst ze hem na. Dat blijkt die Wyckaert altijd te zeggen als hij Hans ziet. “Hij zegt dat hij al mijn platen heeft. Daarom heb ik er geen meer”, schatert hij. En zo komen we te weten dat Hans Ryckebosch ook een verleden heeft als popzanger. Hij was Rich du Bois. Ooit stond hij in het voorprogramma van bands als De Kreuners en The Scabs. Wanneer hij zomaar op straat zijn bekendste songs ‘Best Days of my Life’ luidkeels ten beste geeft en daarbij in zijn Lien een uitstekende tweede stem vindt, komen de vroege ‘nineties’ even terug. “Ik zing nog elke dag”, zegt hij. “Ik heb vanmorgen nog een song geschreven.”

Karakters

Lien vertelt trots hoe hij voor elk van zijn vier kleinkinderen een eigen nummer heeft geschreven dat bij hun karakters past.

Toch lijkt het niet meer zijn ambitie om ooit nog in Vorst Nationaal of Madison Square Garden te staan. Gevraagd naar toekomstdromen, zegt hij: “Ik heb onlangs mijn vaarbrevet behaald, ik zou eens een boottocht willen maken met de kinderen en kleinkinderen.” Ook Lien lijkt wel van het idee te houden. Maar voor haar is alles best oké zoals het is: “Dat we nog lang samen mogen blijven, dat de gezondheid goed blijft en we plezier blijven hebben.” Hans knikt. “En dat we nog veel onnozel mogen doen en veel mogen reizen.”