Hanne Swiers, de vrouw die haar volk rugby leert spelen

Hanne Swiers: “Ik wil de tegenstander vriendelijk kapotmaken” © Kurt Desplenter Foto Kurt
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Ook al het promofilmpje gezien waarmee Rugby Vlaanderen op Facebook de vele ontheemde sportievelingen de weg wil wijzen naar het rugbyterrein? ‘Huidhonger?’, ‘Knaldrang?’, ‘Grotsyndroom?’, ‘Contact gemist?’ zijn de vragen die op het scherm floepen terwijl we de Kortrijkse Hanne Swiers (26) in al haar sierlijkheid zien lopen. “Speel rugby” is het antwoord terwijl diezelfde Hanne in het volgende shot keihard omver wordt gemaaid. Het deert haar niet. Hoe hard ze ook wordt aangepakt, het kersverse lid van de nationale vrouwenploeg zegt steeds hetzelfde: “Speel rugby”.

Toch wel een verschil met de atletiekwereld waarin ze haar jeugd doorbracht. Precies omdat kleine Hanne haar energie niet kwijt kon in het leven zoals het was, zochten haar ouders naar een actieve vrijetijdsbesteding voor hun kind. Op ‘t Hoge in Kortrijk waar ze woonden, was Atletiek Zuid-West in Zwevegem vlakbij. Hanne groeide er op, deed er jaren aan competitiesport en behaalde flink wat ereplaatsen. Ze stond ooit zelfs op de Memorial Van Damme met de aflossingsploeg van AZW.

“Maar ik had geen doorgroeimogelijkheden. Ik was niet slecht, maar niet goed genoeg om Europees, laat staan wereldniveau te halen. Pas op, ik heb dat toch wel redelijk serieus gedaan, tot ik in het derde jaar hoger onderwijs zat. Toen liep ik een zware blessure op en profiteerde ik ervan om met vriendinnen naar Cuba te gaan. Ik mocht toch niet trainen. Terug in België was ik met Sien, Femke en Febe Louage op de zomermarkt in Kortrijk en was er iemand die aan ons vroeg of we geen zin hadden om eens mee rugby te gaan spelen. We deden een training mee en dat was heel tof. En ook, ik kon mijn snelheid die ik in de atletiek had opgebouwd gebruiken op het veld. Toen ik aan mijn ouders vertelde dat ik ging stoppen met atletiek, schrokken ze wel. Zij leefden al hun hele leven met me mee. Ik liet ze even bekomen en zei toen: en nu ga ik rugby spelen. Toen schrokken ze nog harder. Maar goed, dat competitieve is deel van mij. Ik zou niet kunnen stilzitten. Ik heb geen zittend gat”, lacht ze.

In alle soorten en gewichten

Haar ouders waren niet de enigen die schrokken. “Als ik zeg dat ik rugby speel, stoot ik vaak op verwonderde blikken. Ik krijg ook steevast te horen dat ik toch niet zo zwaar ben. Men gaat ervan uit dat je honderd kilo moet wegen om niet onder de zoden gelopen te worden. Maar het toffe aan rugby is juist dat men er mensen in alle soorten en gewichten nodig heeft. Je speelt met vijftien in een team en je hebt packspelers en lijnspelers. Je hebt krachtpatsers nodig die meer massa kunnen gebruiken en lichtgewichten die als vlinders over het veld dartelen. En alles tussenin. Sommigen hebben baat bij wat extra kilo’s waarmee ze de tegenstander omver kunnen rammen, anderen moeten net de gaten zoeken en daar doorheen trachten te glippen.”

Je mag niet bang zijn om je neus te breken. Die kan je trouwens makkelijk recht laten zetten

“Natuurlijk, de poppemiekes onder de vrouwen ga je niet snel op een rugbyveld zien. Je mag niet wakker liggen van een gebroken vingernagel, niet bang zijn om je eens vuil te maken of om je neus te breken. Die kan je trouwens makkelijk weer laten rechtzetten”, lacht ze. “Maar het gezicht blijft over het algemeen redelijk gespaard. Ik heb meer angst voor andere blessures, vrees om langer uitgeschakeld te zijn en niet te kunnen spelen. Meer dan ik vrees om er niet goed uit te zien. Dat risico moet je erbij nemen. Ik vind het intussen zelf zo gewoon om rugby te doen dat ik eerder schrik als mensen verbaasd zijn dat ik rugby speel. Maar inderdaad, dat idee zit er nog altijd ingebakken, dat ruige, harde sporten voor de mannen zijn en dat vrouwen bezig zijn met ballet en kunstschaatsen. Mijn zus speelt ook rugby en toen ze een tijdje geleden bij de huisarts kwam, kreeg ze de vraag of thuis wel alles oké was. Haar benen stonden vol blauwe plekken en de dokter vreesde voor huiselijk geweld. Zelf zit ik er ook niet mee in om met een shortje of een korte rok buiten te komen als mijn benen toegetakeld zijn.”

Geweldige sfeer

“Het kan er brutaal aan toegaan op het veld, maar het is ook een faire sport. Een gentlemen’s sport. Of gentlewomen’s sport”, legt Hanne uit. “Als er bijvoorbeeld op een verkeerde manier wordt getackeld – redelijk hoog of naar de nek toe – dan wordt er meteen gefloten. Dat is gewoon gevaarlijk. De faire manier is om elkaar op een nette manier naar de grond te brengen. Maar dat kan ook pijnlijk zijn. Ik heb tijdens een wedstrijd eens een kruisband gescheurd. Dat was meteen een serieuze blessure. Maar in voetbal of andere sporten waar je geen rechtlijnige bewegingen doet, komen zulke kwetsuren ook geregeld voor. Hoe hard en brutaal rugby ook kan zijn, op het terrein voel je altijd de liefde voor de sport en de liefde voor elkaar. Als iemand geblesseerd is en ze moet van het veld, dan wordt er altijd geapplaudisseerd. Er is een basisrespect voor elkaar, dat je elkaar op een mooie manier kapotmaakt.”

Hanne Swiers: “Curtryke staat ook wel bekend als hét team met een super sfeer, een geweldige ambiance. Je wordt er direct aanvaard. Ik heb me daar nooit als nieuweling gevoeld.”
Hanne Swiers: “Curtryke staat ook wel bekend als hét team met een super sfeer, een geweldige ambiance. Je wordt er direct aanvaard. Ik heb me daar nooit als nieuweling gevoeld.” © Kurt Desplenter Foto Kurt

“Ik weet nog hoe verwonderd ik was toen ik tijdens mijn eerste match al die meisjes mijn richting zag uitkomen om me te feliciteren omdat ik de bal een meter verder had weten te leggen. Iedereen was blij dat ik de ploeg een beetje vooruit had geholpen. Dat vond ik zo leuk, dat de hele groep met me meeleefde. RC Curtrycke staat ook wel bekend als hét team met een super sfeer, een geweldige ambiance. Je wordt er direct aanvaard. Ik heb me daar nooit een nieuweling gevoeld. Ook als blijkt dat het niets voor jou is, zal niemand het je kwalijk nemen dat je het probeert. Mede door die club is mijn liefde voor rugby zo gegroeid. En verder is het vooral het feit dat je je eigen kracht kunt gebruiken en zonder remmingen kunt spelen.”

Sevens en fifteens

RC Curtrycke is voorlopig nog geen topclub. De ploeg zit nog maar een paar jaar in eerste nationale en is nog volop aan het groeien. Het is het enige West-Vlaamse team dat op het hoogste niveau meedraait. “De toppers zijn meestal clubs uit het Brusselse, La Hulpe of Bosvoorde”, zegt Hanne. “De dichtste verplaatsing is Gent. De andere Vlaamse ploegen zijn Leuven, Antwerpen en Dendermonde, dat meestal aan de top meedraait.” Sinds kort maakt Hanne deel uit van de nationale ploeg. “Mijn coach had op een gegeven moment enkele namen van onze ploeg doorgegeven voor testtrainingen. Ik ben daar naartoe geweest en kreeg kort nadien een telefoontje om wat mee te trainen met de eliteploeg. Na enkele van die trainingen heb ik in de loop van augustus de vraag gekregen om het team te vervoegen. Het is allemaal nog heel pril. We zien wel hoe het verder loopt.”

Het zou mooi zijn, mocht de nationale ploeg naar de Olympische Spelen kunnen

“In de club en de competitie spelen we met 15 tegen 15. Bij de nationale ploeg is dat 7 tegen 7. Men spreekt van de sevens. Men wil nu ook een ploeg van fifteens opstarten, waarvoor ik ook in aanmerking kom, maar als ik moet kiezen, ga ik wellicht voor de sevens. Want die ploeg is intussen heel goed bezig en heeft de ambitie om zich te plaatsen voor de Olympische Spelen in Parijs in 2024. Lukt dat niet, dan is 2028 wellicht haalbaar. Dat zou mooi zijn. De Belgische rugbyfederatie steekt er alleszins tijd en energie in. We trainen in optimale omstandigheden in Tubeke, de thuishaven van de Rode Duivels. Het is allemaal prima omkaderd, we mogen daar blijven slapen op hotel. Je merkt dat er enig budget is vrijgemaakt om de ploeg naar een hoger niveau te tillen. We zien al waar het naartoe leidt. Ik ben al blij dat ik mee mag trainen en we zien dan wel of ik binnenkort ook matchen mag gaan spelen. We zijn nu met een kern van een 20-tal vrouwen en dan is het afwachten of ik opgeroepen word voor de stages of de tornooien. De focus ligt nu eerst op de start van de clubcompetitie. Die start op zaterdag 18 september met een thuismatch tegen Frameries, om 15 uur op de Weimeersen in Rollegem.

Er zijn trouwens nog enkele dames van RC Curtrycke die kans maken op een selectie voor de nationale ploeg: Eline Vercruysse zit in de development group, de ontwikkelingsgroep met doorgroeimogelijkheden naar het eliteteam en Romanie Vercruysse was geblesseerd toen ze eerder uitgenodigd werd voor testtrainingen.

Durven gaan

Hanne woont in Kortrijk en werkt als ergotherapeute aan het Yperman Ziekenhuis in Ieper. “Een heel toffe job met heel toffe collega’s”, zegt ze. “Hopelijk valt het allemaal te combineren met mijn sportcarrière. Voorlopig neem ik meestal mijn vakantiedagen op voor de trainingen in Brussel, maar als er echt internationale tornooien volgen, is het maar te hopen dat ze me op het werk laten gaan. Voor het geld moet ik het niet doen. Je krijgt wel een compensatie van de federatie voor de dagen dat je niet kunt werken, maar rijk zal je er niet van worden.”

De durf maakt ook een groot verschil. Durven gaan. En willen leren.

Gevraagd naar wat haar nu zo goed maakt als rugbyspeelster, zegt Hanne zonder aarzelen: “Mijn snelheid, maar vooral mijn wil om te gaan. Ik heb er zoveel goesting in, goesting om de beste te zijn, goesting om de andere ploeg kapot te maken. Vriendelijk kapot te maken dan”, relativeert ze met een zachte glimlach. “Goesting om te winnen. Je kunt met hetzelfde lichaam als het mijne even goed niets doen. Of je kunt met een lichaam dat tien keer beter is dan het mijne tien keer minder doen dan ik. Het hangt van jezelf af. De durf maakt ook een groot verschil. Durven gaan. En willen leren. Rugby heeft me als mens al vaak geholpen. Om assertiever te zijn bijvoorbeeld. Of gewoon om te gaan.”