Eén op de acht leerlingen had na tweede coronagolf antistoffen in het bloed

© Olaf Verhaeghe
© Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

Eén op de acht leerlingen en één op de zeven personeelsleden van scholen had na de tweede coronagolf antistoffen tegen het coronavirus in het bloed. Dat blijkt uit onderzoek van Sciensano in samenwerking met de KU Leuven. De tweede coronagolf kwam echter niet harder aan in de klas dan in de rest van de bevolking, al zijn er wel grote verschillen tussen Vlaanderen enerzijds en Brussel en Wallonië anderzijds.

Nog het hele schooljaar worden leerlingen en schoolpersoneel uit meer dan 80 lagere en middelbare scholen getest op hoeveel antistoffen tegen het coronavirus ze in hun bloed hebben. Dat onderzoek ligt in handen van Sciensano en wordt samen met KU Leuven uitgevoerd. Op die manier willen de onderzoekers zicht krijgen op de evolutie van het aantal antistoffen tegen het virus.

Amper twee procent testte positief

Uit de resultaten voor het eerste testmoment, dat plaatsvond in december vorig jaar en januari 2021, blijkt dat 12,4 procent van de leerlingen en 14,8 procent van de leerkrachten en ander schoolpersoneel in België antistoffen in hun bloed hadden. In totaal werden 1.285 leerlingen en 818 personeelsleden uit 44 lagere en 40 middelbare scholen getest, een representatieve steekproef voor heel het land. Opvallend: slechts twee procent van de leerlingen en tien procent van de personeelsleden testten al voor de studie positief getest op covid-19.

Belangrijk is dat de hoeveelheid antistoffen in de scholen vergelijkbaarzijn met bevindingen in de algemene bevolking, zo benadrukt Sciensano. “We kunnen concluderen dat in die periode het percentage antistoffen dat werd gevonden bij schoolkinderen en schoolpersoneel gelijkloopt met het percentage elders”, klinkt het. Er zijn volgens de onderzoekers dan ook geen aanwijzingen dat de scholen tijdens de tweede golf plaatsen waren waar het virus zich meer verspreidde of meer kans maakte zich te verspreiden dan in de rest van de samenleving.

Regionale verschillen

Wel zijn er grote regionale verschillen in de aanwezigheid van antistoffen tussen Vlaanderen enerzijds en Wallonië en Brussel anderzijds, zeker voor de kinderen. Waar in Vlaanderen 8,7 procent van de leerlingen antistoffen had, lag dat cijfer in Wallonië op 15,4 procent en in Brussel zelfs op 24 procent. Bij het Vlaamse en Brusselse schoolpersoneel bleek 13,2 en 10,5 procent antistoffen te hebben, in Wallonië ging het om 17,7 procent van de leerkrachten en medewerkers.

Verrassend zijn deze verschillen niet, want de tweede golf in het najaar trof vooral Brussel en Wallonië. Wel moet de kanttekening gemaakt worden dat de cijfers voor Brussel gebaseerd zijn op een kleiner aantal leerlingen en personeelsleden.

Dezelfde groep leerlingen en personeel werden in maart een tweede keer getest. Een derde testmoment is gepland van half mei tot half juni dit jaar. De resultaten van die onderzoeken volgen later.