Gérard David (74) reed ooit de Tour: “Fiets nog 8.000 kilometer per jaar”

Gérard David met de originele Flandriafiets en -truitje, waarmee hij destijds schitterde. © foto Coghe
Redactie KW

74 jaar, maar nog niet versleten. Gérard David mag de koersschoenen wel al een hele tijd hebben opgeborgen, zijn Flandria-truitje zit hem nog als gegoten. Wat weinig mensen weten, is dat Gérard in 1970 en 1972 de Ronde van Frankrijk betwistte. Het wielerbloed vloeit ook vandaag nog rijkelijk door z’n aderen. Vanaf dinsdag 4 juni vind je Gérard en vele anderen terug in het Fransmansmuseum, in een tijdelijke voorstelling over West-Vlamingen in de Tour.

“Het is natuurlijk de droom van elke jonge coureur om de Tour te rijden, ook al in mijn tijd. Ik reed die in 1970 en 1972 met de topploeg Flandria, in dienst van de Nederlandse kopman Joop Zoetemelk. Ook met Roger De Vlaeminck en Willy Vanneste reed ik nog samen. Ik weet nog goed dat De Vlaeminck in 1970 na vijf ritten de groene trui droeg. Het was een ochtendrit – toen waren er nog twee ritten per dag – met aankomst in Brussel. Roger reed lek bij het binnenkomen van Rijsel en we moesten met de ploeg alle zeilen bijzetten om terug bij het peloton te komen. Toch kon hij die rit nog winnen, maar moest dan stomweg opgeven door een val in de tijdrit in de namiddag.”

Welke andere koersmomenten blijven je voor altijd bij?

“Ik heb zelf maar twee koersen gewonnen in mijn hele carrière. Wat ik nooit zal vergeten, is een etappe waarin Zoetemelk een lekke band kreeg op een colletje. We wachtten hem met z’n drieën op: Eef Dolman, Tino Tabak en ikzelf. Hoewel er potdikke mist was, ging Dolman als een gek tekeer in de afdaling. Tabak en ik moesten lossen en hebben de hele vallei moeten achtervolgen. Van je ploegmaten moet je het hebben.” (lacht)

“Ik heb op de Tourmalet in 1975 ook ooit gevreesd dat mijn handen eraf zouden vriezen. Het was ijsbijtende koud. Ik kon mijn stuur niet vasthouden, laat staan remmen. Met een krant onder mijn koerstruitje – want een regenjas bestond nog niet – stortte ik me met een klein hartje de afdaling in. Dat was eigenlijk onverantwoord.”

Zou je anno 2019 nog graag profrenner zijn?

“Dat is natuurlijk dag en nacht verschil met de jaren ’70. Wij moesten nog zelf stoppen om te bevoorraden, stel je dat eens voor. Het materiaal, de medische begeleiding en omkadering van vandaag is veel professioneler. Ik zou zeker nog willen fietsen, iedereen wil toch van een hobby zijn beroep maken? Het was een fantastische tijd, maar nu is het wel veel gevaarlijker geworden.”

Ook naast de fiets is er veel veranderd. Zoveel weg zijn van huis was wellicht niet evident?

“Daar werd in die tijd nog niet zo’n probleem van gemaakt. Ik was soms weken van huis en we hadden enkel af en toe telefonisch contact, maar dat lukte.”

“Vrouwen die meekomen naar de koers, dat was toen zeker nog niet de gewoonte. Mijn vrouw Jacqueline heb ik trouwens ontmoet op weg naar de training. Mijn grootste supporter woonde een eindje verder in haar straat en ik ging af en toe bij hem langs. Na een tijdje moest ik twee keer stoppen onderweg.” (lacht)

Fiets je ondertussen zelf nog?

“Wel, ik fiets eigenlijk opnieuw. Ik heb de eerste 30 jaar na mijn carrière geen tijd gehad voor sport, omdat ik het erg druk had met de fietsenwinkel, die mijn kinderen 15 jaar geleden hebben overgenomen in Gistel. Toen ik wat meer tijd had, heb ik me toegelegd op lopen en op mijn 63ste liep ik zelfs een marathon in 3u.45′. Niet slecht, hé!Nu fiets ik rond de 8.000 kilometer per jaar, drie tot vier keer per week als het weer meevalt. Met Jacqueline en een aantal andere fietsers trek ik in de zomer ook elk jaar voor drie weken naar de bergen om te fietsen, zij met een elektrische fiets en ik met de koersfiets. Dit jaar gaan we richting Tourmalet en Aubisque en komen onze zonen ook een weekje achter. We zijn met een vijftiental fietsers en haspelen de cols elk op ons eigen tempo af. Ik rij gelukkig nog altijd redelijk gemakkelijk bergop en kan daardoor nog als vierde of vijfde boven komen.”

Zijn outfit van toen past nog steeds perfect voor Gérard.
Zijn outfit van toen past nog steeds perfect voor Gérard.© foto Coghe

De Davids zijn een echte wielerfamilie. Hebben je kinderen ook gefietst op hoog niveau?

“Mijn oudste zoon werd in het veldrijden Belgisch kampioen bij de nieuwelingen, de jongste klopte op het BK voor junioren ene Sven Nys. Als eerstejaars belofte was hij nog heel goed, maar toen hij mocht proeven van het profbestaan, merkte hij al snel dat hij de opofferingen niet kon opbrengen. Het bleef bij één jaartje Palmans. Mijn kleinzoon Alessio, de zoon van mijn dochter Iris, fietst nu bij de junioren. Ik kan natuurlijk nu nog niet zeggen of hij top zal worden, maar hij is wel gedreven. Op de weg staat hij z’n mannetje, want hij reed een viertal koersen en verdween niet uit de top 15. Maar we pushen hem zeker niet.”

Je koerste in het Merckx-tijdperk. Wat heb je van ‘de kannibaal’ onthouden?

“Merckx koerste altijd en overal. Hij reed en bleef rijden, zelfs in de bergen bleef hij beuken tot hij iedereen uit het wiel had geknald. Heel zijn ploeg ging ook mee in Merkcx’ enthousiasme. Hij had amper slechte dagen en als dat eens het geval was, sloeg hij ‘s anderendaags keihard terug. Daarnaast was hij ook heel joviaal in en buiten de koers én zeer erkentelijk naar zijn ploegmaten toe, ook na zijn carrière. Via de fietsenwinkel hoorde ik hem nog af en toe omdat we ook een tijdje zijn merk verkochten, maar nu dus niet meer. Voor De Vlaeminck geldt eigenlijk hetzelfde. In de fietsenwinkel kwam ik veel meer mensen tegen, maar dat is ondertussen heel wat minder. Zoetemelk heb ik na mijn carrière nooit meer gehoord. Het is jammer om te zeggen, maar het zijn meer en meer begravingen van collega-renners waarvoor ik een rouwkaartje in de bus krijg.”

En wat herinneren mensen in de streek zich nog van jou?

“Die weten amper nog dat ik nog aan de Tour heb deelgenomen en ik kan het hen niet kwalijk nemen. In 2013 was er een tentoonstelling in Gistel over onder andere Sylvère Maes, Johan Museeuw en mezelf. Haast enkel door het kranten- en fotomateriaal van toen kennen ouderen en sommige jongeren me nog. Maar ik zoek de aandacht ook niet op.”

(Florin Decoster)

West-Vlaanderen in/en de Tour


Vanaf 4 juni tot en met 30 juli kan je in het Fransmansmuseum in Koekelare de tentoonstelling ‘West-Vlaanderen in/en de Tour’ bezichtigen. Het expomateriaal maakt deel uit van het Roeselaarse wielermuseum KOERS en brengt naar eigen zeggen een ode aan alle West-Vlaamse renners die naam en faam maakten in de Tourgeschiedenis. Wie of wat komt er allemaal aan bod? West-Vlaamse Tourwinnaars, ritwinnaars, dragers van gele, groene of bolletjestruien… Leuke memorabilia geven het geheel een extra cachet.

Enkele West-Vlaamse flandriens schreven geschiedenis in de Tour. Zo won Cyrille Van Hauwaert uit Moorslede in 1909 als eerste Belg een etappe en was Rumbekenaar Odiel Defraeye in 1912 de eerste landgenoot die de mythische rittenkoers wist te winnen. Poperingenaar Jef Planckaert was in 1962 dan weer de enige Westhoeker die ooit de gele trui droeg. Jef Demuysere uit Wervik won in 1929 de rit naar Perpignan en Lucien Storme uit Nieuwkerke won tien jaar later een rit met aankomst in La Rochelle. Daarnaast vertelt de expo ook het verhaal van heel wat West-Vlamingen die vroeger met de fiets de grens overstaken om er in Frankrijk hun persoonlijke ‘tour’ van de seizoenarbeid te vervolledigen. (FD)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier