In De Zoeten Inval in Oostduinkerke: “Geen beperking op alles met een b: bier, buiken, billen…”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijheid in de kan, deze week in ‘De Zoeten Inval’ in Oostduinkerke.

Ik zal de eerste niet zijn die de bedenking maakt dat ‘De Zoeten Inval’ in Oostduinkerke zijn naam niet gestolen heeft. Het café van Xavier Vanbillemont is al sinds 1956 in de familie. Het is van bij de bouw van het huisje op de Groenendijk in 1924 dat er bier wordt geschonken. Binnen 6 jaar is het café een volle eeuw oud.

“En dat moeten we dan vieren,” zegt Xavier. Hij en zijn vrouw Valerie baten al tien jaar ‘De Zoeten Inval’ uit, terwijl ze eigenlijk nooit van plan waren om café te houden. Maar geen van beide hebben ze er spijt van. Als kind leek Xavier nog voorbestemd om net als zijn grootvader en zijn vader als visser aan de slag te gaan. Nu nog geeft hij af en toe eens een vangstdemonstratie als paardenvisser, zoals opa Mang (Amandus) en papa Roland voor hem.

(Lees verder onder de video)

Tegen de muren hangen foto’s van boten en vissen en ander schoons dat herinnert aan het leven op zee. Een leven dat niet was weggelegd voor Xavier. “Van mijn moeder mocht ik geen visser worden,” zegt hij. “Er is geen boot die hem aan boord wilde,” gniffelt een man die aan zandwinning doet en graag een biertje lust als hij niet op het water zit.

Het is niet omdat je met een grote wagen rijdt dat je hier geen pint kunt drinken

“‘t Is waar, een varken op een boot, dat gaat niet,” grinnikt Xavier. “Trouwens, hoeveel vissersboten liggen er nog in Nieuwpoort? Eén?” Xavier is een boom van een vent met een stem als een klok. Als er gediscussieerd wordt, laat hij zijn stem horen. Zijn woorden winnen nog aan gewicht door de ton die hij ter hoogte van zijn maag heeft hangen. “Dat is hier een vrij café,” zegt hij terloops. “Als je vastzit aan een brouwerij, kan je er beter mee stoppen. Brouwerijen zijn bandieten.”

Er wordt gebulderd. Buiken schudden van de pret. Bij Valerie beweegt dan weer de boezem mee. Ze is ook welig voorzien van rondingen. “Op alles waar een b voor staat, is hier geen beperking,” legt een vaste klant uit : “Bier, buiken, billen en borsten.” Valerie, de joviale vrouw des huizes aan wiens lippen vele mannen hangen, vertelt dat het de mensen en hun verhalen zijn die de job zo mooi maken. Het gebeurt wel vaker dat mensen hun hart bij haar uitstorten, vertelt ze.

Opeens wordt haar hulp ingeroepen. Jerome Burggraeve uit Oostende heeft zijn wagen voor de deur geparkeerd en geraakt er niet uit. Hij besefte duidelijk niet dat zijn dikke Mercedes zo dik is. En zelf is hij ook niet mager. Wanneer we buitenkomen, zit hij geklemd tussen zijn voertuig en het portier, dat geblokkeerd wordt door de wagen die ernaast geparkeerd staat. “Ik zit vast,” zegt een rood aangelopen Jerome in lichte paniek. “Mijn gat is te dik en mijn buik alleszins”. Na wat wringen en trekken volgt de verlossing en is het opgelucht ademhalen.

“Er stoppen hier toch wel veel dikke karren,” merk ik op tegen Xavier. Hij schudt duchtig van neen. “Het is niet omdat je met een grote wagen rijdt dat je hier geen pint kunt drinken. Iedereen is hier welkom. Ook wie de straat veegt. Iedereen komt hier voor een teugje. Rang, klasse of stand kennen we hier niet. Iedereen is hier gelijk voor de wet.”

Intussen is Jerome binnen. Hij waggelt naar de tafel waar zijn maten zitten. Ze zijn al aan het likkebaarden. Guido Hauspie en Herman De Rese komen net als Jerome uit de vleesindustrie. En op vrijdag brengt de Oostendse slager brood, preparé (“de beste van de kust”) en paté mee, zodat ze een fond kunnen leggen en een pintje drinken zonder meteen dronken te worden.

Als Donald Muylle keukens kan verkopen, moet de vleesindustrie dringend Jerome Burggraeve inzetten

“Want tegenwoordig moet ge zo opletten, met al die controles,” expliceert hij. Intussen heeft Valerie hem een mes en een bord gebracht, en natuurlijk ook iets tegen de dorst, en hij is naarstig aan het smeren. Hij snijdt de boterhammen en biedt zijn collega’s een broodje aan. Ook een jongeman aan het tafeltje naast hem krijgt de kans om toe te happen. Maar die bedankt wegens ‘vegetariër’.

Jerome is nog aan het herkauwen wanneer hij zegt : “Vegetariërs? Dat zijn mensen die niet willen werken. Pascale Naessens? Allemaal goed en wel, maar je moet eens werken in de bouw, in een bakkerij, een beenhouwerij of bij de boeren, zonder vlees sla je dicht als een valies. En al die schandalen? Veel jaloezie.”

Herman knikt en vult aan : “Ze pikken er wat beelden uit en maken er televisie van. Ik zal je eens zeggen hé : de televisie, dat is vergif. Dat vertekent de realiteit en dat vergeeft niet. Er zijn tegenwoordig zoveel controles, dat er nog weinig kan mispeuterd worden.” Jerome heeft heeft intussen weer de mond vrij om te praten : “De warenhuizen die nu de vleeshandel betichten, pakken graag uit met slogans als ‘de laagste prijzen’. Ze maken winst door de handelaars op de knieën te dwingen. En dan gaan sommigen wel eens iets verzinnen om ook nog iets te verdienen. Nee, één raad, ga naar de ambachtelijke slager, waar je je biefstukje nog met de hand ziet afsnijden. Daar zie je wat je koopt. Een adres : Slagerij Burggraeve in Oostende. Hier, proef eens van mijn paté.”

Als Donald Muylle keukens kan verkopen, moet de vleesindustrie dringend Jerome Burggraeve inzetten. De redder van het vlees. En dat in het huis van een paardenvisser.