Franky Bostyn blijft nieuwe plekjes ontdekken: “Die kleine Westhoek betekent wel iets”

(foto TOGH)
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

Na acht jaar in Brussel keert Franky Bostyn terug naar Ieper om de leiding te nemen de Commandobunker in Kemmel, de Dodengang in Diksmuide over het nieuwe belevingsmuseum op de site van de kazerne. De ex-conservator van het Memorial Museum Passchendaele 1917 is ervan overtuigd dat het nieuwe museum een nieuwe impuls zal geven aan het oorlogstoerisme in de Westhoek.

Franky Bostyn (46) mag dan wel geboren zijn in Izegem, hij noemt zichzelf “passioneel Westhoeker”. Hoewel hij de afgelopen acht jaar in Brussel werkte, bleef hij altijd in Ieper wonen. Zijn carrière als oorlogshistoricus bouwde hij immers in de Westhoek op.

Privé

Franky werd geboren op 29 december 1974 in Izegem. Hij is de zoon van Henri Bostyn en Magda Decuypere en heeft een zus Francisca. Hij is getrouwd met Annick Temperman en papa van Emmily (20). Hij woont in de Dikkebusseweg.

Opleiding

Kleuter- en lagere school deed Franky in Roeselare. Het middelbaar volgde hij in de vrije middelbare school in Roeselare. Vervolgens studeerde hij moderne geschiedenis aan KU Leuven, met als specialiteit militaire geschiedenis aan de Koninklijke Militaire School.

Loopbaan

Hij werkte eerst vier jaar bij KBC in Zillebeke. Vervolgens ging hij werken voor de gemeente Zonnebeke, waar hij aan de basis lag van het Memorial Museum Passchendaele 1917, dat hij tien jaar leidde tot hij in 2014 voor Defensie ging werken. Hij lag aan de basis van War Heritage Institute, waarvan hij adjunct-directeur is. Franky schreef ook (mee) aan verschillende boeken.

“Ik werkte eerst vier jaar in een bankkantoor in Zillebeke. Intussen restaureerde ik in mijn vrije tijd al oorlogssites zoals Bayernwald in Wijtschate en de Lettenberg in Kemmel”, vertelt hij. “In 2002 startte ik in het streekmuseum van Zonnebeke dat toen nog 3.000 bezoekers had. We maakten een nieuw museum, het Memorial Museum Passchendaele 1917, waarin we focusten op de militair-historische dimensie. Dat heb ik tien jaar gerund, waarbij we eindigden op bijna 100.000 bezoekers per jaar.”

Waarom ben je in 2013 gestopt in Zonnebeke?

“Alles wat ik kon realiseren, had ik daar gerealiseerd. Ik was toe aan een nieuwe uitdaging. Ik maakte de overstap gemaakt naar Defensie en deed de coördinatie voor 100 jaar Eerste Wereldoorlog. In 2015 heb ik ook gewerkt rond 200 jaar Waterloo. Ik heb ook een masterplan gemaakt voor de verschillende instellingen en diensten van Defensie die met erfgoed te maken hadden, zoals het Legermuseum, het veteraneninstituut, Breendonck… In 2017 is daar dan War Heritage Institute uit geboren, waarvan ik sindsdien adjunct-directeur ben.”

Je hebt heel wat herdenkingen in goede banen geleid. Waar leg je de focus op?

“Herdenken is in herinnering brengen. Als je dat niet doet, dan zijn we geneigd om dat toch te vergeten. De taak van herinneren is ervoor zorgen dat zaken zoals de Eerste Wereldoorlog niet echt geschiedenis worden, dat het blijft voortleven, dat je daaruit kan leren, dat je daar actief mee bezig bent. Een dagelijkse Last Post bijvoorbeeld, ik vind dat zeer belangrijk. Honderd jaar geleden kwamen mensen uit alle hoeken van de wereld naar de Westhoek om elkaar af te maken. Maar vandaag komen ze naar hier om te herdenken. We zijn dan wel de kleine Westhoek, maar we betekenen wel iets.”

Ongetwijfeld heb je veel onder de Menenpoort gestaan. Wat is je mooiste herinnering?

“Het leukste vind ik vaak dat je na de plechtigheid links en rechts tegen mensen praat en hun verhaal hoort. Ik ben al veel mensen tegengekomen voor wie ik dan eens kijk wat er met hun grootvader of grootoom gebeurd is. Wat die mensen het liefst willen, is gewoon eens staan op de plaats waar hun voorvader gesneuveld is. In het verleden heb ik me beziggehouden met opgravingen waarbij we stoffelijke resten vonden.”

“Dat heeft verschillende keren tot identificatie geleid. Het geeft enorm veel voldoening als je iemand een naam kan geven, ervoor zorgen dat een naam van de poort weggeraakt en dat die persoon een grafsteen krijgt. Er zijn nog ongeveer 101.000 vermiste soldaten, 55.000 op de Menenpoort, 35.000 op Tyne Cot Cemetery en 11.000 in Ploegsteert. Laat ons rekenen dat de helft een graf heeft als onbekende soldaat. Dat betekent dat de andere helft nog steeds in de velden ligt.”

Je noemt jezelf passioneel Westhoeker. Is dat puur voor dat oorlogsverleden?

“We hebben ook een prachtige landschap en rijke geschiedenis, die veel ouder en rijker is dan alleen de Eerste Wereldoorlog. We zien de Menenpoort, maar ze staat wel tussen historische vestingen van Vauban uit een vorige oorlog, toen we tijdelijk geannexeerd waren door de Fransen. Ook het onontgonnen karakter, de mensen… Ik zou hier nooit weg willen. Ik ben zeker dat ik sterf in de Westhoek.”

Heb je nog andere hobby’s dan geschiedenis?

“Ik ben een gepassioneerd boekenverzamelaar, bibliofiel dus, en heb thuis een heel grote bibliotheek met naar schatting 12.000 à 15.000 boeken, vooral over de streek, militaire geschiedenis, molens, landschap, herbergen, het Oude Bisdom Ieper… Ik denk dat ik bijna alles heb wat ooit over de Westhoek gepubliceerd is. Wat ik heel graag doe, is lezen over een plaatsje in de Westhoek en als het eens mooi weer die plaats bezoeken en er rondwandelen. Daar kan ik echt van genieten.”

Wat zijn de verdere toekomstplannen?

“Nu is het alle hens aan dek om mijn overgang naar Ieper voor te bereiden. Dan gaan we aan de slag. Ik zou in de toekomst ook graag meer boeken willen schrijven. Ik heb verschillende dingen in voorbereiding. Een publicatie waar ik mee bezig ben, is de munitieproblematiek. Een ander half afgewerkt boek gaat over de Mijnenslag van 1917. Het enige probleem is dat ik nooit de tijd ervoor vind.”

(TG)