Fotograaf Michiel Hendryckx: “De zee bood mij troost in donkere dagen”

© Davy Coghe
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Michiel Hendryckx (67) is een kind van de Westhoek. Van Adinkerke, meer bepaald. De baanbrekende fotograaf, die al jaren in Gent woont, worstelt echter met zijn roots, geeft hij toe in dit openhartige gesprek. Dat komt vooral door de ambigue relatie die hij had met zijn vader. “Ik kan je een gelukkige versie vertellen van mijn jeugd. Of een horrorversie.”

Het is een stralende Michiel Hendryckx die we ontmoeten op de Mercator. “Het is voor mij een prettig weerzien met dit schip”, vertelt hij. “Ik mocht als journalist van De Standaard eens meevaren, toen het voor renovatie naar Antwerpen moest. Dat was een schip vol oude knarren. Allemaal zestigers en zeventigers. Inderdaad, zoals ik. (knipoogt) Dat waren matrozen die vroeger op het schip gewerkt hadden. Ik herinner mij nog dat de vrees toen bestond dat Antwerpen het schip zou claimen na de restauratie. Hoe lang dat geleden is? (blaast) Zeker meer dan tien jaar. Ik weet nog dat ik toen net digitaal werkte.”

Hendryckx is een geboren verteller, een buitenbeentje in de wereld van de fotografen. Wie naar hem luistert, hangt aan zijn lippen. “Ik praat te veel, zeker”, excuseert hij zich meermaals. Maar hij meent het niet. Hij geniet ervan. “Wist je dat de Mercator eigenlijk niet zeewaardig was? Dat weet ik van een grootnonkel. Die voer heel zijn leven op de koopvaardij. De Mercator is een prachtig schip, zei hij, maar ook een rotschip. Het zeilt gewoon slecht. Het is onstabiel. Het verhaal gaat zelfs dat het schip haast kapseisde, toen het de stoffelijke resten van pater Damiaan ophaalde. Stel je voor.”

Jij bent een kind van de Westhoek, geboren in Adinkerke. Wat onthoud je van je jeugd?

“Veel. Ik heb het grote geluk dat ik goed kan onthouden. (droog) Wat wil je weten? Een gelukkige versie? Of een horrorversie?”

Zelfs op het einde van zijn leven zag mijn vader mij als een mislukkeling. Dat zei hij ook letterlijk

Eerst de horror dan.

“Mijn verste herinnering gaat terug naar de kleuterklas. Een beklemmende herinnering, aan een strenge non voor de klas. Dat was geen leuke tijd. Ook het eerste studiejaar was vreselijk. Voor de klas stond een oude conservatieve meester. Hij sloeg zijn leerlingen met de vlakke hand. Ik ben daar gecrasht. Ik was zelfs de laatste van de klas. Gelukkig zijn mijn ouders in die periode verhuisd naar De Panne. Daar kwam ik in een school terecht met jonge onderwijzers. Dankzij die mensen ben ik opengebloeid. Zij hebben mij gered. (even stil) Maar de horror zat ook thuis. Mijn vader was architect. Een goede architect. Maar wel met een collaboratieverleden. Hij had meegedaan met de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog en belandde nadien enkele jaren in de bak. Toen hij vrijkwam, zat hij vol drive om een carrière uit te bouwen. Het was een goede periode voor architecten. België, en dus ook De Panne, was aan heropbouw toe na die vreselijke oorlog. Helaas bezat hij niet diezelfde drive als vader. Idem voor mijn moeder. Zij werkte voor hem. (denkt na) Mocht mijn moeder vandaag leven, dan zou zij de pil pakken, zodat ze zeker géén kinderen zou krijgen. Die mensen waren totaal niet geïnteresseerd in kinderen. Mijn twee zussen en ik moesten vooral zwijgen.”

Ben je boos op je ouders?

“Neen, eigenlijk niet. Ik ben hen blijven bezoeken, ook op het einde van hun leven. Mijn vriendin zegt wel dat ik al eens ruzie maak met mijn vader in mijn slaap. Maar neen, ik voel geen wrok. Ik kan hen ergens zelfs begrijpen. Die mensen hebben moeilijke jaren doorgemaakt. Jij, met je felle bek, zou ook in die Duitse val gelopen zijn, zei mijn vader vaak. Hij werd als lid van de Vlaamse Jeugd eens uitgenodigd door het Duitse regime in een jeugdherberg in de Alpen. Dat was nog vóór de oorlog. Ze vlogen daar met zweefvliegtuigen boven de bergen. Adembenemend mooi. Ze kregen Duitse meiden te zien in naakt bovenlijf, die kwamen turnen in de zon. Dat nationaalsocialisme bleek wel wat anders te zijn dan het preutse Vlaanderen. Hij kwam overenthousiast thuis na die reis. Hij was erin getrapt.”

Was jij er ook in getrapt, zoals hij zei?

“Als ik nadenk over die vraag, dan word ik héél nederig. Misschien wel. Misschien ook niet. Ik weet dat niet. Maar misschien had hij een punt, ja.”

Wat was dan het geluk in je jeugd?

(resoluut) “De zee. Die bood troost in donkere dagen. Als ik daar vandaag aan terugdenk, dan heeft dat bijna iets religieus. Ik heb in die zin heel mooie herinneringen aan mijn jeugd. We speelden met vrienden in de duinen. Elke woensdagnamiddag. Of ik ging alleen wandelen op de dijk. Dan zei ik aan mijn moeder dat ik ging vliegeren. Dat was mijn excuus om de zee te zien.”

Fotograaf Michiel Hendryckx:
© Davy Coghe

Jij bent een andere richting uitgegaan in je leven, die van progressief kunstenaar.

“Dat zorgde óók voor conflict met mijn vader. Zelfs op het einde van zijn leven zag hij mij als een mislukkeling. Ondanks mijn boeken, mijn tv-programma’s, mijn werk voor De Standaard, zijn favoriete krant. Dat zei hij ook letterlijk. Ik heb vaak nagedacht over die woorden. (even stil) Dat was jaloezie. Dat zegt meer over hem dan over mij. Ik was ook een echte wijvenzot. Ik had veel vriendinnen. (lacht) Dat stak hem de ogen uit.”

Je zegt: ‘was’.

(lacht) “Jawel. Ik ben rustiger geworden. Ik word 68, hè. Ik ben al acht jaar samen met Sylvia, een ongelooflijke vrouw. Ik ben zeer gelukkig.”

Was jij een kind van Mei 68?

“Toch wel, ja. Maar ik was mild. Geen radicaal. Veel fanatiekelingen van toen zijn overgeslagen in de andere richting. De intellectuelen die toen in de fabrieken gingen werken, zijn vandaag de grootste kapitalistische etters. Ik vocht, figuurlijk, tegen de hypocrisie van die tijd. Ik was ook naïef, wou de wereld verbeteren. Ik wou dat doen met mijn fotografie. Ik wou de mensen schoonheid tonen, en zo zorgen voor een betere wereld. Dat heb ik van mijn moeder. Zij was ook sociaal. Ik koester dat, die sociale reflex.”

Wat mist Michiel van zijn roots?

De zee

“Ik mis de zee. Dat staat met stip op één. Vooral in de winter. Dan is de Noordzee grauw, groen en grijs. In De Panne woonden we vlakbij de zee. Ik hield ervan daar te spelen in de duinen, op het strand, aan de dijk. De stad was toen nog onaangetast door het toerisme en de vele verkavelingen. Toerisme bestond alleen in juli en augustus. Op 1 september liepen de dijken vol met schrijnwerkers om de ijssalons dicht te timmeren. Een surrealistisch beeld was dat.”

Oostende

“Ik vind dit een moeilijke vraag, omdat ik behalve de zee eigenlijk niets mis van De Panne. Ik ken daar geen mensen meer, dus ik kom er nog zelden. Of het zou moeten zijn om Sylvia iets te tonen uit mijn jeugd. Ik vind het ook spijtig dat het gemeentebestuur zoveel mooie belle-époquegebouwen heeft laten slopen. Neen, als men mij ooit wegjaagt uit Gent, dan ga ik in Oostende wonen. Vooral in de winter kom ik hier vaak wandelen op de dijk. Ik vind Oostende een fantastische stad. Maar ik moet eigenlijk bekennen dat Gent mijn thuis is geworden. Ik voel mij daar ongelooflijk goed. Ik word ook nooit gewezen op mijn West-Vlaamse roots. Dat zou in Antwerpen anders zijn.”

Brasserie Du Parc

“Als we naar Oostende gaan, dan eindigen we steevast in Brasserie Du Parc. Dat is de meest fantastische brasserie die ik ken. Zelfs Gent heeft zoiets niet. Een monument in een monument. En de bediening is perfect. De obers zijn een beetje afstandelijk, zoals dat hoort. En je kan er nog een koffie met filter krijgen. Waar vind je dat nog? Ik ben zeer nostalgisch. Wellicht ben ik daarom zo gek op deze brasserie.”

De ‘értelijkheid’

“Dat is een woord dat wellicht in geen enkele andere taal bestaat. Értelijkheid. De West-Vlaming bezit die karaktereigenschap als geen ander. Dat is uniek. Ik herinner me dat nog van vroeger. Als er mensen over de vloer kwamen bij ons thuis, dat mocht eender welk uur zijn, dan vroeg mijn moeder hen te gaan zitten, een koffie te drinken en een stutte te eten. Dat is die értelijkheid.”

Wie is Michiel Hendryckx?

Privé

Geboren op 19 november 1951 in Adinkerke. Zijn ouderlijk huis stond in de Stationsstraat. Woonde vanaf zijn zesde in de Ernest d’Arippelaan in De Panne. Verhuisde op zijn achttiende naar Gent en zou nooit meer terugkeren. Studeerde fotografie aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Vader van Louis (12).

Loopbaan

Fotograaf en columnist voor De Standaard. Auteur van verschillende boeken. Maker van televisieprogramma’s zoals Het Bourgondisch Complot. Was ook vele jaren docent aan de Academie in Gent.

Iets anders. Waar vaar je naartoe, als ik je dit schip in handen geef?

“Mooie vraag. Ik ben een reiziger. Dat zit in mijn DNA. (op dreef) Dat heb ik óók van mijn ouders. Reizen is bewegen, nieuwsgierig zijn, af en toe stoppen en kijken. (denkt na) Ik zou op de Noordzee varen. Engeland. Ierland. De westkust daar is fantastisch. Ik hou van de verlatenheid van de natuur. Al is het toerisme ook daar de natuur aan het verkloten. Ik zou ook aanmeren op het eiland Man. Aanmeren, een haven binnenlopen, héérlijk moet dat zijn. Weet je wat ik elk jaar doe? Met mijn zoon, die nu twaalf is, een week op vakantie gaan. Hij en ik. Wij hebben een goede band. Ik zou dat iedereen aanraden.”

Jij bent vader geworden, toen je al 55 was. Was dat moeilijk?

“Neen. Maar ik was daar wel bang voor. Ik vind dat veel ouders slecht omgaan met hun kinderen. Wie is er vaak de baas? De kinderen. Ik kan me daar zó aan ergeren. Wel, ik was bang om ook een etter op de wereld te zetten. Gelukkig is dat niet gebeurd. Louis is een fantastisch kind. Ik probeer hem streng, maar liefdevol op te voeden. Zijn moeder woont vlakbij, op 800 meter. Hij woont doorgaans daar, maar komt één à twee dagen per week bij mij. Hij is graag bij mij, want hij weet dat ik duidelijke lijnen trek. Kinderen houden daarvan.”

Ik heb een boeiend leven achter de rug. Een schoon leven. Dat meen ik, ondanks alles

Wie zou je meenemen op het schip?

“Louis natuurlijk. En mijn vriendin. Maar ik zou ook een goede crew meenemen. Professionele matrozen, geen zeveraars. En mensen die professioneel werken, zijn meestal ook aangename mensen.”

Jij bent ook eens te voet op reis geweest, naar de Griekse berg Olympus. Wie had je dat ingefluisterd?

“Ikzelf. Iedereen wandelt naar Santiago de Compostela. Ik wou een andere richting uit. Ik was toen 39 en in de fleur van mijn leven. Ik was gelukkig. Toch wou ik een sabbatjaar. Eens iets anders doen. Gaan stappen. Je moet zoiets niet uitstellen tot je 50 bent. Ik was geïnspireerd door de grote romanschrijver Bruce Chatwin. Hij schreef in een van zijn boeken: If you walk long enough, you don’t need another God. Je moet daar eens over nadenken. (zwijgt even) De bestemming was eigenlijk ondergeschikt aan de reis, aan het onderweg zijn. Ik heb een boeiend leven achter de rug. Een schoon leven. Dat meen ik, ondanks alles. Ik ben een gelukkig man. Ik ben zelfs blij dat ik ouder word. Maar dát jaar, dat was het schoonste uit mijn leven. Na anderhalve maand stappen kwam ik echt in trance. Een ongelooflijk gevoel.”

‘Oorlog aan Zee – 100 jaar later’, een nieuwe tentoonstelling van Michiel Hendryckx, is nog te zien in Westfront in Nieuwpoort tot 1 mei 2020.

Wat mist Michiel van zijn roots?

De zee

“Ik mis de zee. Dat staat met stip op één. Vooral in de winter. Dan is de Noordzee grauw, groen en grijs. In De Panne woonden we vlakbij de zee. Ik hield ervan daar te spelen in de duinen, op het strand, aan de dijk. De stad was toen nog onaangetast door het toerisme en de vele verkavelingen. Toerisme bestond alleen in juli en augustus. Op 1 september liepen de dijken vol met schrijnwerkers om de ijssalons dicht te timmeren. Een surrealistisch beeld was dat.”

Oostende

“Ik vind dit een moeilijke vraag, omdat ik behalve de zee eigenlijk niets mis van De Panne. Ik ken daar geen mensen meer, dus ik kom er nog zelden. Of het zou moeten zijn om Sylvia iets te tonen uit mijn jeugd. Ik vind het ook spijtig dat het gemeentebestuur zoveel mooie belle-époquegebouwen heeft laten slopen. Neen, als men mij ooit wegjaagt uit Gent, dan ga ik in Oostende wonen. Vooral in de winter kom ik hier vaak wandelen op de dijk. Ik vind Oostende een fantastische stad. Maar ik moet eigenlijk bekennen dat Gent mijn thuis is geworden. Ik voel mij daar ongelooflijk goed. Ik word ook nooit gewezen op mijn West-Vlaamse roots. Dat zou in Antwerpen anders zijn.”

Brasserie Du Parc

“Als we naar Oostende gaan, dan eindigen we steevast in Brasserie Du Parc. Dat is de meest fantastische brasserie die ik ken. Zelfs Gent heeft zoiets niet. Een monument in een monument. En de bediening is perfect. De obers zijn een beetje afstandelijk, zoals dat hoort. En je kan er nog een koffie met filter krijgen. Waar vind je dat nog? Ik ben zeer nostalgisch. Wellicht ben ik daarom zo gek op deze brasserie.”

De ‘értelijkheid’

“Dat is een woord dat wellicht in geen enkele andere taal bestaat. Értelijkheid. De West-Vlaming bezit die karaktereigenschap als geen ander. Dat is uniek. Ik herinner me dat nog van vroeger. Als er mensen over de vloer kwamen bij ons thuis, dat mocht eender welk uur zijn, dan vroeg mijn moeder hen te gaan zitten, een koffie te drinken en een stutte te eten. Dat is die értelijkheid.”