Eva Daeleman giet existentiële vragen in een boek: “Ik ben soms wereldvreemd, ja”

Eva houdt een pleidooi voor meer kwetsbaarheid, al blijft het naar eigen zeggen moeilijk om daar een balans in te vinden: “Mijn empathie is te groot. Ik kan het soms niet los van mezelf zien.” (foto Christophe De Muynck) © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Doe ik het wel goed, het leven? Dat is de vraag die Eva Daeleman zich luidop stelt in haar nieuw boek. In één klap staat ze ook stil bij het jonge moederschap, haar plaats in de wereld en hoe we kijken naar elkaar. Want in een jaar waarin de coronacijfers, polarisatie en onzekerheden de pan uit rijzen, is niets meer wat het lijkt. Of toch wel? “Sinds ik zwanger werd, is mijn ‘bullshitradar’ op scherp gesteld.”

We spreken af met Eva in haar thuisbasis Koksijde wanneer ze volop de koffers aan het pakken is voor Portugal, waar ze met haar man en dochtertje Moon van net één jaar overwintert. “Nu Moontje nog niet vasthangt aan school, kan dat perfect. Puur praktisch kunnen wij perfect werken op locatie. En met de camper, die we net kochten voor de coronacrisis, kunnen we letterlijk alle kanten uit. Dit wordt het hoogtepunt waarvan we niet wisten dat het eraan zat te komen.”

Met drie in één camper, geen schrik dat het beklemmend gaat aanvoelen?

“Nee, het is een kwestie van mindset, denk ik. Voor mij is het net vrijheid. Vaak duurt het even voor men een vakantiegevoel kan ervaren. Bij ons start de vakantie wanneer we thuis voor de deur vertrekken. We blijven wat langer op een leuke camping in Zuid-Portugal staan. Met de fietsen ben je mobiel en voor je camper kan je perfect een eigen terrasje maken. Voor mij is dat net allesbehalve beklemmend. Je wordt wel heel hard geconfronteerd met je onzekerheden.”

Waarom?

“Je hebt veel op je gevoel te vertrouwen. Is deze plek veilig, bijvoorbeeld. Of die gejaagdheid omdat die vrijheid lonkt. Af en toe het begrenzen van mijn enthousiasme is cruciaal. Mocht ik vandaag weer in Antwerpen wonen, zit ik in geen tijd weer midden dat circus, en haast ik me van a naar b naar c. Eigenlijk is het voor mijn eigen veiligheid dat ik naar zee verhuisd ben. Ik moest leren vertragen. Want als je stilstaat, komen er gedachten en gevoelens naar boven waar er lange tijd geen ruimte voor geweest is. Dan word je geconfronteerd met wat er vanbinnen speelt.”

En dat is heel wat, aan je boek te merken. Het voelt heel hard aan alsof je aan je computer ging zitten en alles er in één keer uit gulpte.

“Dat was ook zo. Het boek is een ongecensureerde woordenstroom van wat er in het afgelopen jaar in mijn hoofd gespeeld heeft. Nu was het een uitdaging. Bij mijn vier vorige boeken kon ik mijn creatieve flow volgen, of die nu midden in de nacht of om 14 uur ’s middags kwam. Plots is er dat kind dat je nodig heeft. Maar ik had er wel deugd van. Ik had het idee dat ik tijdens het schrijven naast mama ook opnieuw vrouw werd, weer wat meer mezelf.”

Want hoe je ook je leven op orde denkt te hebben, een kind gooit alles overhoop.

“Zeker in de huidige samenleving. Het afgelopen jaar was een soort cocktail. Waarschijnlijk stonden de sterren op allerlei gekken manieren, maar er was de coronacrisis, een verhuis, je relatie met je partner die een nieuwe richting uitgaat. Het was… veel. Eigenlijk was het een transformatieproces, iets wat ook mensen zonder kinderen zullen herkennen. Het is alsof je alle laagjes van jezelf pelt.”

Eva voelt zich thuis in West-Vlaanderen, maar blijft tegelijkertijd ook zichzelf: “We zijn een beetje het tegenovergestelde van de hardwerkende West-Vlaming die zwijgt wanneer het moeilijk wordt en doordoet.” (foto Christophe De Muynck)
Eva voelt zich thuis in West-Vlaanderen, maar blijft tegelijkertijd ook zichzelf: “We zijn een beetje het tegenovergestelde van de hardwerkende West-Vlaming die zwijgt wanneer het moeilijk wordt en doordoet.” (foto Christophe De Muynck) © Christophe De Muynck

Hoe meer je pelt, hoe naakter en kwetsbaarder je staat.

“Dat geeft net een zekere vrijheid. Je hoeft niet meer te doen alsof. Het is een cliché, maar je hebt alles al wat je nodig hebt. Het enige waar mensen dan nog commentaar kunnen op hebben, is je kern. Niet op alles wat er rondhangt. De vraag is: hoe erg is dat? Mijn bullshitradar is heel scherp afgesteld, sinds ik zwanger werd. Ik hoef dat toneeltje niet meer mee te spelen. Als jij zegt: ik vind uw mensenpak lelijk. Oké, dan zijn we geen vrienden meer, dáág! De helderheid in die boodschap kan wel pijn doen, maar Hollanders zijn daar veel beter in. Vlamingen gaan dat eerder wollig verpakken.”

Dan helpt het vast ook niet dat je in West-Vlaanderen komt wonen. Je hebt het in je boek over spijt, schroom, schuld en schaamte… laat dat nu net in ons DNA zitten.

“Ik merk dat het heel moeilijk is om hier connecties te leggen, ja. Ik heb dat echt onderschat. Van zodra de winter begint, gaan de kragen hier omhoog en kruipen de West-Vlamingen wat in zichzelf. Misschien heeft het ook te maken met het feit dat de gemiddelde leeftijd in Koksijde iets hoger ligt dan onze leeftijd, maar we staan er wel voor open. Ik ben wel het type dat een koffie gaat drinken en zo makkelijk aan de praat geraakt. Op dat vlak zijn we wat atypisch. We zijn een beetje het tegenovergestelde van de hardwerkende West-Vlaming die zwijgt wanneer het moeilijk wordt en doordoet. Wij maken lawaai, kloppen op tafel en willen niet hard werken. Alsof altijd maar hard werken en dan twintig dagen vakantie normaal is. Dan zeggen ze: meiske, dat hoort bij het leven. Euh, I don’t think so.”

Om het eens te fraseren als Conner Rousseau: dat is voor pakweg een kassierster of een alleenstaande schooljuf niet even vanzelfsprekend.

“Dat begrijp ik. Het is ook absoluut geen oordeel. Als je kijkt naar de behoeftenpiramide… je kan niet beginnen met persoonlijke ontwikkeling als je je zorgen moet maken over je veiligheid of een dak boven je hoofd. Maar net als jij niet minder gaat eten omdat kinderen in Afrika honger hebben, proberen wij ook ons verhaal te volbrengen. Iedereen doet dat op zijn eigen tempo. Ik denk dat ik ook heel veel kan leren van die alleenstaande mama die het moeilijk heeft. Tuurlijk begrijp ik dat.”

Eva Daeleman: “Ik ben iemand die gas geeft en remt tegelijkertijd. Als je dat doet, dan gebeuren er heel gekke dingen met je auto. In mijn hoofd is dat ook zo. Dat is best vermoeiend.”
Eva Daeleman: “Ik ben iemand die gas geeft en remt tegelijkertijd. Als je dat doet, dan gebeuren er heel gekke dingen met je auto. In mijn hoofd is dat ook zo. Dat is best vermoeiend.” © Christophe De Muynck

Maar heb je dan geen schrik om in een soort bubbel terecht te komen?

“Ik ben een beetje wereldvreemd, ja. Ik lees geen kranten, we kijken geen televisie meer, laat staan nieuws. We leven zeker in een bubbel. Maar ik geloof dat andere mensen ook in een bubbel zitten. Toen ik in de media hard werkte, leek iedereen rondom mij ook hard te werken. Je omgeving verandert daar in zekere zin in mee.”

Veel mensen zitten vast in een negatieve bubbel, boordevol frustratie.

“Ik denk dat het vooral gaat om wat meer af te stappen van die automatische piloot, om wat bewustere keuzes te maken. Er zijn meer mensen die op de klassieke manier in het leven staan dan wij. Een voorbeeld: je kan hier in elk restaurant op de dijk stoofvlees met frietjes eten, maar wij eten plantaardig en dat kan niet overal. Wel, dan moet je wat verder zoeken. Bij mensen is dat ook zo. En aan de ene kant geniet ik er heel hard van om in onze eigen bubbel te zitten, anderzijds wil ik soms ook wel eens weer wat meer doorsnee zijn.”

Wat beschouw jij vandaag als de grootste uitdaging?

“In de huidige maatschappij is dat positief blijven, en niet al het gezeik laten binnenkomen. En niet toe te geven aan de polemiek, dat gebrek aan nuance en tegelijkertijd ook blijven vertrouwen dat het goed komt.”

Doe ik het wel goed? Wanneer stelde je jezelf die vraag voor het eerst?

“Ik denk dat ik nog geen tien was, toen ik de Miss België-verkiezing op televisie zag en geloofde dat schoonheid gelijkstond aan succes. Vanaf toen vond ik al dat ik moest voldoen aan bepaalde standaarden. Eigenlijk is dat een beetje schrijnend. Mijn zus heeft daar ook veel last van, van dat perfectionisme. Ik denk het soms als ik naar Moontje kijk: je kan je toch niet voorstellen dat ze op een dag gaat denken dat ze niet perfect is? Dat komt wel binnen. Toen we zwanger waren, hebben we daar als partners heel goed in overlegd, kwestie van op dezelfde lijn te zitten. We willen een dochter die kritisch naar de wereld kijkt, die haar eigen pad durft te bewandelen en die met vertrouwen in het leven staat. Dat is heel goed aan het lukken. Als ze een moeilijk eetmomentje heeft, zeg ik dan tegen mezelf: denk aan het hoger doel, ze weet gewoon goed wat ze wil. (lacht) Ook voor jezelf is dat eigenlijk een goed idee om jezelf de vraag te stellen wat je doel is in het leven. Ik ben eigenlijk heel blij dat ik een kind heb gekregen na mijn awakening, om het zo te zeggen. Dat ik me zeer bewust ben van de patronen die ik zelf had, om die niet door te geven. Ik probeer bij haar heel hard het positieve te benadrukken. Dan staan we voor de spiegel: wie is de sterkste, wie is de mooiste? Ik wil af van die clichés, dat een meisje vooral mooi en een jongen dan weer sterk moet zijn.”

Of de klassieker: flink zijn. Kinderen moeten vaak in een uniform kader passen.

“Als iemand zegt dat Moon een flinke is, zeg ik: Moon is altijd flink. Of als het gaat om een dikke buik: nee, het is een zachte buik. Daar ben ik heel bewust mee bezig.”

Het is wat dansen op een slappe koord. Als je ‘dik’ niet durft benoemen, hang je aan dat woord een negatieve bijklank.

“Maar die buik is niet dik. Het ís ook effectief een zachte buik. (glimlacht) Het goeie is dat wij als ouders voor een stuk uit dat verwachtingspatroon zijn gestapt. Zo stellen we ons nu de vraag: naar welke school gaan we ze sturen? Je moet daar ergens wel in vertrouwen, maar toch…”

Je moet als ouder tegenwoordig best sterk in je schoenen staan.

“Zeker als moeder. Ik denk maar aan die onnozele moedermaffia op sociale media. Dat was effectief lastig met een kind dat niet sliep. Iedereen had de oplossing. Alsof we zelf nog niet alles hadden geprobeerd. Echt? Alsof wij nu met plezier tien keer per nacht opstaan, een jaar lang? Nu, we zijn uiteindelijk goed geholpen dankzij een slaapcoach. Blijkt dat ze overdag een te grote dromer is en te weinig at, waardoor ze ’s nachts haar schade inhaalde en dus niet sliep. We zijn erin geslaagd om dat patroon te doorbreken, maar in het begin kreeg ik daar afschuwelijk veel stress van. Mijn kind eet niet genoeg! Oh my god, ben ik nu een slechte moeder? Ik verwaarloos haar toch niet? Dan ga je plots van nul naar honderd. Hetzelfde met borstvoeding. Zolang je dat doet, gaat ze nooit doorslapen. Bullshit. Ik heb het afgelopen jaar geleerd om van die denkwijzes af te stappen, maar het moederschap legt wel alle tere plekken bloot, heb ik gemerkt. Moon ging pas laat naar de crèche en lang niet elke dag. Niet simpel om te kiezen voor die moeilijkere weg, zeker als je doodop bent. Maar ik ben nog altijd dankbaar dat we dat deden. Elke stap, elke ontwikkeling hebben we van dichtbij meegemaakt. En dan nog denken we: hebben we van elk moment bewust genoeg genoten?

Dat lijkt me niet simpel als het nooit stil is in je hoofd.

(knikt) “Ik begin die balans wel steeds beter te vinden. Maar ik hou ook wel van die impulsen. Ik ben een high sensation seeker. Ik ben iemand die gas geeft en remt tegelijkertijd. Als je dat doet, dan gebeuren er heel gekke dingen met je auto. In mijn hoofd is dat ook zo. (lacht) Dat is best vermoeiend, ja.”

Heb je het gevoel dat je ooit in die ‘slow living-modus’ zal geraken?

“Ik kom regelmatig nog in contact met mensen die volop in die hectiek zitten. Die heel snel babbelen, heel weinig tijd hebben en leven met een deadline. Het is moeilijk om te zien of je goed bezig bent, als je niet meteen een ijkpunt hebt. Onlangs was ik op een feestje en kreeg ik te horen dat wij zo chill en relax zijn. Dat vond ik heel fijn. Dat is een teken dat het werkt wat we aan het doen zijn.”

Dat was niet altijd zo, want in je boek komen ze ook aan bod: de tegenslagen waar je mee te maken had, van een burn-out tot posttraumatisch stresssyndroom. Is het dan niet moeilijk om positief te blijven?

“Onlangs hoorde ik het verhaal van een koppel dat hun kind verloren is. Ik flip daarop, hé. Kindjes die sterven op een oprit door een stom ongeluk, of vrouwen in Afghanistan die hun kind verkopen om te overleven. (blaast) Mijn empathie is te groot. Ik kan het soms niet los van mezelf zien. Of die Netflix-reeks Maid (over een alleenstaande moeder in de armoede, red.). Man, superongelukkig word ik daar van. Dan slaap ik ’s nachts niet, en loop ik overdag nog te grienen. Mijn therapeut vroeg me waarom ik keek. Je weet toch dat het bestaat? Is het dan niet beter dat je naar iets kijkt als Friends?

Het is wel goed om min of meer dat perspectief te houden.

“Ik hoef de miserie niet te zien om te weten dat ik een goed leven heb. Ik spreek het elke dag uit waarvoor ik dankbaar ben. Zelfs voor de slechte dingen. Sommigen zeggen dat ik het wel gemakkelijk heb, maar ik denk dat dat deels is omdat ik het voor mezelf zo weinig mogelijk moeilijk maak. Want dat doen we met zijn allen zo vaak: het onszelf zo moeilijk maken. Ik spreek vaak met vrouwen in mijn praktijk en denk: wow, wat we van onszelf allemaal verwachten. Dan bouwen ze maar beter een goeie robot, want dat is niet meer menselijk. Het is een enorme vrijheid om daarvoor uit te komen. Loslaten is angstaanjagend. (denkt na) Hoe zou je leven eruitzien als je niets te verliezen hebt?”

Denk je dat je dat ooit helemaal onder de knie hebt, dat loslaten?

“Ja. De dag dat ik doodga. (lacht) Als ik zie wat voor onzekerheden ik had toen ik twintig was… Serieus, als je kijkt naar foto’s van toen, denk je toch: hoe komt het dat ik mezelf toen zo’n mottige trol vond? Dat is toch spijtig? Ik probeer het los te zien van dat schoonheidsideaal. Ik kan met mijn dochter spelen, koffie drinken en voor mezelf zorgen. Als je dat niet meer kunt, dan pas merk je hoe bijzonder het is om het wél te kunnen.”

Je klinkt soms als iemand die erg haar best doet om de wereld te verbeteren. Dat is niet altijd even realistisch.

“Dat is een beperkende gedachte. (lacht) Het systeem is er niet naar, nee. Maar elke tiener die ik kan meekrijgen in die gedachte, is er eentje gewonnen. De wereld verbeter je niet door het allemaal in één keer aan te pakken, maar zandkorrel per zandkorrel. Ik wil gewoon wat meer licht binnenlaten. (denkt na) Zouden we van mensen geen werkwoord maken? Gewoon, ik doe mijn ding, ik ben wat aan het mensen, ik laat negatieve gedachten toe, maar laat ze ook weer weggaan. Als je een beetje menst, dan kom je er wel.”

Zijn er nog taboes die je wil aanpakken?

“Het taboe om als vrouw altijd te moeten pleasen. Het taboe dat je altijd bezig moet zijn om goed bevonden te worden. We mogen simpelweg ook wel eens groots dromen. Een Vlaming denkt al snel: doe maar normaal.”

Nog eens: wat doe je dan in godsnaam in dit eerder conservatieve West-Vlaanderen?

Changing the world, baby! (lacht) Ik merk gelukkig dat er steeds meer mensen in die richting denken. Koksijde voelt ook aan als een soort kunstenaarsdorp. Die eigenzinnigheid, die neiging om niet per se in een plaatje te passen. Dat vraagt wat moed, ja. Jongens wenen niet, zeggen ze. Tot ze vader worden. Dat zijn dingen waar we vanaf moeten, van zo’n gedachtegangen. Dat is wat ik de wereld wil insturen.”

‘En dan vraag ik me af: doe ik het wel goed, het leven?’, 22,99 euro, 224 pg’s. Uit bij Overamstel Uitgevers.