Er zit een geurtje aan onze kippenstallen: provincie verstrengt normen

Wie voortaan stallen voor vleeskippen wil bouwen, zal zich aan strengere normen moeten houden.©PeopleImages Getty Images
Wie voortaan stallen voor vleeskippen wil bouwen, zal zich aan strengere normen moeten houden.©PeopleImages Getty Images
Hannes Hosten

Stallen voor vleeskippen stinken meer dan tot nu toe werd aangenomen. Dat blijkt uit een studie van het provinciebestuur, waarbij geoefende snuffelaars op het terrein gingen ruiken in de omgeving van acht bedrijven. De provincie besloot om de geurnormen voor het verkrijgen van een vergunning te verstrengen.

Dat slachtkippen kunnen stinken, weet Nicolas Verstraete maar al te goed. Zijn gerenoveerde boerderijtje staat op zo’n 200 meter van een kippenstal met 42.000 dieren in Zwevezele. “Wij wonen hier sinds 2009, de stal kwam er in 2016”, vertelt hij. “Het kweken van kippen duurt telkens zes weken. De eerste drie weken mogen we niet klagen, maar van de vierde tot de zesde week is het erg hinderlijk als de wind slecht zit. Maar dat is meestal zo, want de stal staat ten westen van ons huis. Dan smaak je het in je mond als je buiten aan het eten bent. Op de warmste dagen heb je nog de meeste geur. Je gaat eraan kapot als je er te veel aan denkt.”

De pluimveesector was in 2019 goed voor ruim 15 miljoen dieren in West-Vlaamse stallen, waarvan 9,7 miljoen vleeskippen. Bij het behandelen van vergunningsaanvragen hanteerde de provincie tot nu toe de theoretische modellen die ook de Vlaamse overheid gebruikt. Maar hoewel volgens dat theoretische model de reukhinder aanvaardbaar moest zijn, kwamen tijdens het openbaar onderzoek regelmatig ernstige klachten van de omwonenden aan het licht. “Bij vleeskippen niet bij andere soorten, ook niet bij leghennen hadden wij al langer het gevoel dat de theoretische modellen niet matchten met de geurhinder op het terrein”, zegt de bevoegde gedeputeerde Bart Naeyaert (CD&V). “In maart 2018 gaven wij daarom opdracht aan een gespecialiseerd bureau voor een studie, maar die nam veel tijd in beslag. In de periode 2018-2019 gingen mensen met gekalibreerde neuzen in geijkte omstandigheden rondom acht bedrijven ruiken hoe ver de reukpluim waar te nemen was. Uit die studie bleek dat de geurhinder veel erger is dan tot dan toe werd aangenomen.”

Normen strenger

De studie werd gevoerd rondom acht vleeskippenbedrijven, zowel met klassieke als met emissie-arme stallen, die varieerden van 49.500 tot 154.000 dieren. Begin oktober trok de deputatie zijn conclusies. “We verstrengden onze geurnormen”, aldus Naeyaert. “Om het eenvoudig te houden: waar we tot nu toe uitgingen van een geurhinder van 0,33 per dier, gaan we nu uit van 0,77 per dier. Het totaal dat we zo bekomen, wordt vergeleken met de bestaande normen, die verschillen voor woongebieden, woongebieden met een landelijk karakter en landbouwgebieden.” De provincie is dus strenger dan vroeger. “Er passeerde al een aantal dossiers waarin aanpassingen moesten gebeuren. Er moet meer geïnvesteerd worden in luchtwassers, of de stal moet anders geplaatst worden, of er kunnen minder kippen komen, of er kunnen helemaal geen kippenstallen komen. Zeker in de nabijheid van bewoning wordt het moeilijker. Natuurlijk kan de aanvrager tegen onze beslissing nog in beroep gaan bij de Vlaamse overheid, maar ook op Vlaams niveau lopen studies en zijn er aanpassingen aan de normen op komst.”

De strengere aanpak van de provincie is goed nieuws voor de omwonenden van toekomstige stallen, maar voor de sector is het geen pretje. Toch acht gedeputeerde Naeyaert ze noodzakelijk. “Veeteelt is belangrijk voor onze provincie. Juist daarom moet er een draagvlak bij de bevolking voor zijn en blijven. Een goed evenwicht is in ieders belang.”

“Wij juichen toe dat de provincie dit onderzoek liet voeren en er ook in zekere mate conclusies aan verbond”, zegt Groen-provincieraadslid Maarten Tavernier. “Vermoedelijk zal het toch wel moeilijker zijn om een vergunning te bekomen, zeker dicht bij woningen. Maar de studie nam twee jaar in beslag en de deputatie nam ook zijn tijd om tot een beslissing te komen. In die periode kwamen er twee miljoen kippen bij in West-Vlaanderen”, klaagt Tavernier aan. “De kippenkweek is sterk in opmars. Met runderen valt weinig te verdienen en de prijs van varkens stortte ineen. Bij de kippen is er voorlopig nog marge. Maar er moet is een evenwicht zijn tussen economische belangen en de leefkwaliteit van het platteland.”

En de andere uitstoot?

De conclusie van dit onderzoek is terecht. Er is duidelijk een verschil tussen de theorie en de praktijk. Onze vraag is alleen: voor wat is dat nog zo? De impact op de gezondheid kan erger zijn dan de stank. Het zou interessant zijn om ook eens voor fijn stof of stikstof het verschil te bestuderen tussen de theoretische en de reële uitstoot. Maar daarvoor is geen nieuw onderzoek gepland. Ja, er zijn luchtwassers, maar bij inspecties op het terrein blijken die regelmatig niet in werking. De studies gaan er natuurlijk van uit dat ze wel werken”, aldus Maarten Tavernier nog.

“Mensen beweren veel. Als verantwoordelijke voor omgevingsvergunningen moet je een en ander kunnen objectiveren”, reageert gedeputeerde Naeyaert. “Een drietal jaar geleden lieten we een onderzoek uitvoeren naar de impact van de veehouderij op de gezondheid. De conclusie was dat er op dit moment geen impact kon bewezen worden. Maar het is belangrijk om studies te blijven verzamelen. Ook op Vlaams niveau gebeurt verder onderzoek.”

Controle

Ook al paste de provincie zijn beleid aan na het onderzoek, in de hele provincie staan er wel al veel vergunde stallen. En die stinken dus meer dan gedacht. Of niet? “Ja en nee”, zegt Bart Naeyaert. “Er zijn ook heel wat stallen vergund die nog niet aan de marges zaten. Het ene bedrijf is het andere niet. Maar een vergunning verleent uiteraard rechten. Daar kan je niet op terugkomen, tenzij het de spuigaten uitloopt.”

“Als provincie staan wij niet zelf in voor de handhaving, dat doen de gemeenten en Vlaanderen. Dat zou voldoende moeten zijn, maar soms kan er door gebrek aan personeel en capaciteit wel een tandje worden bijgestoken op het vlak van controle. Ik zou bijna zin krijgen om als provincie die bevoegdheid op te nemen. ( lacht ) Niet om een heksenjacht te ontketenen, wel omdat een vergunningenbeleid goed in elkaar moet zitten. Je moet nagaan of de voorwaarden nageleefd worden.

Hans Mommerency (Boerenbond): “Nog beter onderzoeken”

foto a-JCR©joke couvreur
foto a-JCR©joke couvreur

“Ook voor ons is het belangrijk dat er draagvlak blijft voor de pluimveesector”, zegt Hans Mommerency, provinciaal secretaris van de Boerenbond. “Als blijkt op basis van nieuw wetenschappelijk onderzoek dat de geurcijfers aangepast moeten worden, dan aanvaarden wij dat als sector, ook al zal dit natuurlijk een belangrijke impact kunnen hebben op individuele bedrijven. Maar het meten en beoordelen van geur is niet zo eenvoudig omdat het een subjectieve beleving is. Deze cijfers zijn richtinggevend, maar het is belangrijk om de geurcijfers goed te onderbouwen met degelijk wetenschappelijk onderzoek. Voor ons was er beter gewacht op meer onderzoek, al hebben we begrip voor de keuze van de provincie om nu al strenger te zijn. Door af te wachten, zaai je ook maar ongerustheid.”

Bart Vanwildemeersch (West-Vlaamse Milieufederatie): “De stop is van de fles”

gf
gf

“Het is moedig van de provincie om dit onderzoek te voeren”, vindt Bart Vanwildemeersch van de West-Vlaamse Milieufederatie. “Positief is ook dat Vlaanderen zijn normen voor vleeskippen nu herbekijkt op basis van de West-Vlaamse studie. Maar er blijven veel vragen. Waarom volgt er geen onderzoek naar andere uitstoten, zoals fijn stof? Uit angst voor de uitkomst? Naast de reukhinder zijn er ook de gezondheidseffecten. Veel mensen zitten nu met een stal in hun omgeving op basis van foute cijfers. Maar de stop is van de fles. Ook andere emissies moeten herberekend worden. Zowel boer als burger moeten zekerheid krijgen. Want ze investeren allebei in hun eigendom.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier