Eigenaars beschermde barak in Ieper reageren op kritiek erfgoedliefhebbers

Schrijnwerker Jelle Dehaene (32) en zijn partner Helien Demey (31).© TP
Schrijnwerker Jelle Dehaene (32) en zijn partner Helien Demey (31).© TP
Redactie KW

Een houten barak in het Iepers dorp Sint-Jan moest onderdak bieden aan teruggekeerde streekbewoners tijdens de wederopbouw na WO I. De tijdelijke noodwoning staat er 100 jaar later nog en is intussen beschermd als monument. Het barakje ligt er nu verkommerd bij en dat is een doorn in het oog van de Vrienden van het In Flanders Fields Museum, die de eigenaars viseerden. “Dat kwetst, een likje verf volstaat niet”, reageert het koppel dat achter de barak kwam wonen in een zelfgebouwde woning uit hout.

“Het kan toch niet dat wij zo onachtzaam omgaan met ons erfgoed.” Met een foto op de cover en een kritische editoriaal klaagden de Vrienden van het In Flanders Fields Museum in hun magazine de toestand aan van het barakje bij de Bellewaerdebeek aan de Brugseweg in het Ieperse dorp Sint-Jan. Het gaat om een houten noodwoning, die wellicht in 1920 gebouwd werd door het Koning Albertfonds. De woning is aangeduid als beschermd monument en vastgesteld bouwkundig erfgoed.

Laatste exemplaar

“Bijzonder schrijnend”, stelt Gilbert Ossieur in het magazine. “Het laatste exemplaar van een noodwoning van net na WO I op Ieperse bodem verkeert in een erbarmelijke toestand. Het lijkt erop dat de eigenaar het het liefst ziet verdwijnen. Ramen werden weggehaald om het nog vlugger te laten verkrotten. En niemand ziet ernaar om!”

Het artikel werd onlangs nog eens verspreid via de Facebookpagina Wonderlijkheden van de Wederopbouw in de Westhoek. Schrijnwerker Jelle Dehaene (32) en zijn partner Helien Demey (31) verslikten zich in hun koffie toen ze dit lazen. “Dit werd helaas niet genuanceerd geschreven, aangezien er geen contact opgenomen werd met ons, de eigenaars”, vertellen ze. “We ontkennen niet dat de noodwoning er slecht aan toe is, maar insinueren dat we die opzettelijk laten verkommeren, dat kwetst.”

Likje verf volstaat niet

De noodwoning werd jarenlang gebruikt als atelier door een schoenmaker. “Wij kochten dit vijf jaar geleden kochten om erachter een nieuwe woning te bouwen”, verklaart het koppel. “Door de tijdrovende bouw, onvoorziene omstandigheden en gebrek aan het nodige kapitaal kreeg de barak even minder aandacht. Een likje verf volstaat echter niet meer om dit uniek en bijzonder stuk erfgoed mooi te bewaren. De onderliggende structuur en het skelet van de noodwoning bevinden zich in slechte staat en werden in al die jaren nooit echt aangepakt. Wij verkiezen een duurzame restauratie boven wat ondoordacht oplapwerk.”

Dat het koppel zo’n project wel aankan, bewijst de nieuwbouw achter de noodwoning. “We hebben onze woning zelf gebouwd, volledig uit hout.”

Bestemming gezocht

Het koppel denkt nog na over een bestemming en zoekt inspiratie uit de streek. Een andere Ieperse noodwoning uit beton werd vorig jaar bijvoorbeeld gerestaureerd tot vakantiewoning ‘Barak de Vinck’. “We vinden het bijzonder jammer dat mensen die gepassioneerd zijn door WO I en dagelijks met erfgoed bezig zijn niet even aankloppen voor een gesprek. Dat zou ideaal zijn om ideeën uit wisselen. Enkel door een sterk samenhorigheidsgevoel en vele helpende handen lukte het 100 jaar geleden om de streek te doen opleven. Laat ons ook die verbindende groepsmentaliteit van toen levendig houden”, besluit het koppel.

“Het doet mij als schepen van onroerend erfgoed plezier dat de eigenaars zich bewust zijn van de erfgoedwaarde van de naoorlogse WO I-barak alsook van de verplichtingen die zij op zich namen bij de aankoop van het perceel met de unieke noodwoning erop”, zegt Philip Bolle (SP.A). “Als professioneel schrijnwerker kan de eigenaar er wellicht voor zorgen dat het beschermd monument volgend jaar in volle glorie op de cover van het magazine van de Vrienden van het IFFM prijkt!”

(TP)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier