Een bloemetje voor Carla (52), die al 20 jaar voor kinderen zorgt: “We zijn de eersten en de laatsten die de ouders zien”

Carla Bossuyt (52), Jolien Vanthournout (26), Melissa Verfaille (31) en Romina De Craene (34).© CLL
Carla Bossuyt (52), Jolien Vanthournout (26), Melissa Verfaille (31) en Romina De Craene (34).© CLL
Christophe Lefebvre
Christophe Lefebvre Medewerker KW

De krokusvakantie staat voor de deur, een vakantie die niet zoals andere jaren zal verlopen. Heel wat werkende ouders kijken, meer nog dan anders, met haast wanhopige ogen in de richting van de enige plaats waar kinderen nog terecht kunnen: de kinderopvang.

Een vakantieperiode is voor de ontelbare mama’s en papa’s steevast een rekenoefening. De balans vinden tussen werk en de kinderen bezig houden, vergt vaak heel wat creativiteit en flexibiliteit. Vooral tijdens de coronacrisis speelde de kinderopvang hierin een cruciale rol, een levenslijn voor actieve gezinnen. Hoog tijd om hen in de bloemetjes te zetten. We klopten aan bij de kinderopvang van de Sint-Janschool in Menen.

“Uiteindelijk is geen job waarvoor je kiest enkel en alleen voor het salaris. Je doet dit omdat je kinderen graag ziet, omdat je ze kan zien evolueren in hun leven.” Carla Bossuyt (52) is al twintig jaar een vertrouwd gezicht bij heel wat kinderen en ouders, ouders die ze vaak zelf nog als kind heeft gekend. “We zijn vaak de eerste mensen die ouders zien ‘s morgens vroeg en we zijn vaak ook de laatsten die ze spreken na hun werkdag. Ze vertrouwen op ons om hun kinderen in de meest veilige omstandigheden op te vangen en dus was de babbel ‘s morgens en ‘s avonds van cruciaal belang. Nu wordt alles herleid naar een interfoon, een erg onpersoonlijke maar helaas ook noodzakelijke manier van werken.”

De dames van de kinderopvang in de Sint-Jansschool hebben zich dan ook, in recordtempo, weten aan te passen aan de allerstrengste regels maar deden dit zonder morren. “Vooral de mondmaskers waren een gewenning”, klinkt het. “Ouders begrepen ons niet goed en vooral de kleuters herkenden ons niet meer. Toch hebben we niet geaarzeld, zolang we de kinderen maar op een gezonde manier konden blijven opvangen.”