Dixie Dansercoer: “De droom moet zo sterk zijn dat het alles overstijgt”

© Davy Coghe
Hannes Hosten

Dixie Dansercoer (56) is een avonturier pur sang. De in Nieuwpoort geboren poolreiziger bedwong zowel de Zuid- als de Noordpool en maakte van poolexpedities zijn beroep. “Je moet kunnen kappen met luxe en gezelligheid om te vervallen in niets”, legt hij uit. “Ik ben ook maar een Belg die graag warm heeft en lekker eet. Maar de droom moet zo sterk zijn dat het alles overstijgt.”

Dixie Dansercoer heeft een winterse dag uitgekozen om naar Oostende te komen. Oostende, de stad waar hij bijna 40 jaar geleden voor het eerst op een surfplank stond en waar zo zijn eerste grote microbe zich installeerde. Ik vraag hem of hij het niet te koud vindt voor een interview op het schip, maar bedenk meteen dat het een vraag is die je aan een poolreiziger niet moet stellen. De nochtans koude officiersmess van de Mercator is voor Dixie meer dan warm genoeg.

Betekent het iets voor jou, een schip?

“De zee zit in mijn bloed. Enerzijds omdat ik geboren ben aan zee, maar ook omdat van de vier elementen water mij het meest ligt. Onder meer door mijn grote passie voor het windsurfen van weleer. Na mijn studies vertaler-tolk trok ik onmiddellijk naar Hawaï om er de grote mythe van het surfen te kunnen beleven.”

Was het je eerste grote passie?

“Eigenlijk niet. Daarvoor was er nog de muziek. De passie om te musiceren uitte zich in een queeste, een zoektocht die me op mijn 18de voor een jaar op uitwisseling in de Verenigde Staten bracht, toch de bakermat van veel bands. Mijn oorspronkelijke naam Dirk of Durk bekte daar niet goed. Daarom werd ik er, muzikant zijnde, ‘Dixie’ genoemd. Maar! De grote desillusie was dat ik in een stadje in Idaho terechtkwam, waar geen muziek te vinden was. Toch werd dat jaar geen tegenvaller, helemaal niet. Ik bouwde daar de funderingen voor de kwaliteiten van een poolreiziger.”

En dat zijn?

“Aanvaarding, opportuniteiten vinden en omarmen waar ze zijn, zelfs al komen ze uit het niets of het onbekende. Ik heb er gelopen, rotsen beklommen, buitensporten beoefend, de puurheid van de Rocky Mountains ontdekt. Je laat het ene varen om het andere te omarmen.”

Naar de States, naar Hawaï… Kreeg je een vrije opvoeding?

“Het was aan mij om het telkens aan mijn ouders uit te leggen. Want ik moest het natuurlijk gefinancierd krijgen. Mijn eerste voetbal- of loopschoenen, mijn eerste windsurfplank… betaalde ik allemaal met de opbrengst van vakantiejobs. Ik deed er een goeie 50. Om naar Hawaï te kunnen, werkte ik een jaar in de McDonalds in Gent. Ik vertrok met 200 dollar. Maar bij aankomst in Los Angeles bleek dat niet voldoende om het land in te raken. Ik kreeg de keuze: rechtsomkeer of in ‘t cachot bij de illegale Mexicanen.”

Wat koos je?

“Als je drie jaar van iets droomt en een beetje avontuurlijk ingesteld bent, verkies je voor een avontuurtje met de Mexicanen in de gevangenis boven terugkeren. Ik moest er een dag en een nacht blijven. Het kwam misschien door net iets te veel tv te kijken, maar ik gooide de oneliner op tafel: I have the right to one phone call. Ze lieten me telefoneren naar mijn gastouders uit Idaho van drie jaar eerder en zij waren bereid om garant voor mij te staan.”

Was je altijd al zo avontuurlijk?

“Ik denk het. Mijn ouders zeggen dat ik van jongs af alles durfde, vrij onafhankelijk mijn ding wou doen en altijd klaar stond om het onbekende te omarmen. Het scoutisme ook hé. Daar moet je je mannetje leren staan en krijg je af en toe op je neus. De natuur, kamperen… Super vond ik dat.”

Ik ben een hardy personality: iemand die serieus op zijn bek kan gaan en met een hoge pijngrens

Uit wat voor thuis kom je?

“Mijn ouders waren doodgewone burgers. Mijn vader was een militaire carrière gestart in het Kamp van Lombardsijde, moeder was daar secretaresse. Mijn vader kreeg plots een vaste job als leraar in Leuven. Hij pendelde twee jaar, tot ze hun pas gebouwde huis verkocht hebben om de stap in het onbekende, naar het Leuvense, te zetten. Ik was toen net geboren. Maar de band met Nieuwpoort is altijd gebleven. We brachten er onze vakanties door en hadden veel contact met de familie.”

Hoe werd je poolreiziger?

“Na mijn semiprofessionele windsurfcarrière op Hawaï werkte ik 13 jaar als steward voor Sabena. Toen was Sabena nog een platform om je passies uit te oefenen. Je bleef soms vijf, zes, zeven… tot tien dagen op een plaats. Daar kreeg ik de kans om de bergen in te trekken, overal ter wereld. Zo werd ik verkozen tot vertegenwoordiger van Sabena op een expeditie naar de Himalaya met Alain Hubert als expeditieleider. Daar ontsproot de collegialiteit tussen ons. Een diepe vriendschap is het nooit geworden.”

Ondanks al die poolexpedities, in barre toestanden, soms maanden lang?

“Onze paden liepen altijd weg van elkaar. Maar we zijn de perfecte collega’s op de ijsvloer, al bijna 30 jaar. We zitten soms meer dan 100 dagen na elkaar samen in een tent. Dan komt van alles boven. Maar vriendschap is nog iets anders. Dat houdt in dat je elkaar toch enkele keren per jaar ziet, grote confidenties doet… Dat doen wij niet en dat hoeft ook niet. Vergelijk het met goede collega’s. Je moet wel in staat zijn om discussies over peanuts uit de weg te gaan.”

Als Dixie voor lange tijd op reis zou gaan…

Atollen

“Met de Mercator zou ik alle atollen bezeilen. Die heb ik voor een stuk gezien als windsurfer, maar ik heb er nog veel te ontdekken. In tropische wateren… Wie ik zou meenemen? Sowieso familie en vrienden, en wat goed gekozen vrienden en collega’s die voor mij iets betekenden in al die jaren. Zeker ook mijn expeditiegenoten: Alain Hubert, Sam Deltour uit Brugge, met wie ik in 2011-2012 het record brak van de langste niet-bevoorrade en niet-gemotoriseerde expeditie op Antarctica…”

Bijpraten

“Tijd is sowieso een heel groot cadeau op zo’n reis. Je hebt plots een zee van tijd. Tijd om bij te praten, want dat doen we nog amper. We zouden ook tijd maken om te kiten en voor andere watergebonden activiteiten. De reis mag lang duren. Maar daarover zou ik beslissen samen met de medereizigers. Sowieso is de afstand groot. Als je rond Australië trekt of op de Stille Oceaan rondtoert, ben je voor een serieuze tijd weg.”

Schuldgevoel

“Als ik op expeditie ga, draag ik het juk van een schuldgevoel omdat ik mensen achterlaat. Mijn familie. Maar behalve mensen is er niets dat ik mis. Want er is iets anders, en iets nieuws. Maar op reis met de Mercator zou ik familie en vrienden meenemen. Er is dus niets dat ik mis. Iets wat ik zeker zou meenemen? Op expeditie kunnen we bijna niets meenemen, elk grammetje is te veel. Als ik dan iets meeneem, is het een soort fetisj. Een touwtje met drie knuffeltjes van de kinderen en bovenaan een popje van Julie, die er als een parapluutje boven hangt. Dat gaat dus ook mee op de Mercator.”

Gewoon naar huis

“Bij aankomst zou ik gewoon naar huis gaan. Verre reizen zijn voor mij een klassiek verhaal. Als ik thuis kom, aanvaard ik onmiddellijk weer het gewone leven. Steak friet? Nee. Ik eet al geen vlees. Wij zijn flexitarians, we eten wat ons wordt aangeboden, ook als het vlees is. Maar als we kunnen kiezen, liever niet.”

Wie is Dixie Dansercoer?

Privé

Geboren in Nieuwpoort op 12 juli 1962 als Dirk Dansercoer. Verhuisde na enkele maanden naar Vlaams-Brabant, woont er nu in Huldenberg met zijn Amerikaanse vrouw Julie Brown. Vier kinderen: Jasper (27), Evelien (24), Thijs (22) en Robin (16).

Opleiding en loopbaan

Studeerde vertaler-tolk aan de Universiteit Gent. Werkte 13 jaar als steward bij Sabena, ondernam recordbrekende expedities op de Zuid- en Noordpool. Vandaag met zijn vrouw Julie zaakvoerder van Polar Circles, dat poolexpedities, maar ook workshops, presentaties en brainstormsessies organiseert.

Vrije tijd

Kitesurfen, mountainbiken, meditatie, yoga, lezen.

En dat lukt altijd op expeditie?

“Voor ons is het doel te groot om ons in verleiding te laten brengen door kleine frustraties. Maar wij zijn ook maar mensen hé. Op 100 dagen discussiëren wij een keer of twee. Over prullerijen, nooit over grote beslissingen. Ik denk dat ik een makkelijk mens ben. Het nadeel is wel dat als er echte problemen zijn, ik in een hoekje kruip en wacht tot het over gaat. Maar ik leerde intussen dat je de zaken beter uitpraat, maar op het gepaste moment en in de gepaste sfeer. Niet in the heat of the moment. Dat is nooit gezond.”

Jullie eerste grote expeditie was over de Zuidpool in 1997-1998, 3.932 km in 99 dagen, niet gemotoriseerd en zonder hulp van buiten af. Een prestatie?

“Zelfs een klein mirakel. De kites die onze sleden vooruit trokken, lieten ons toe om grote snelheden te halen. We hadden ze zelf ontwikkeld en ze waren vrij revolutionair. Maar door allerlei problemen ik brak twee ribben toen het zeil me oppikte en enkele keren op de grond liet ploffen, de sleden braken, Alain had CO-intoxicatie waren we na 33 km nog maar 250 km ver. Dat betekende ook dat een derde van het eten al op was. Dan krab je wel eens in je haar. Maar plots kregen we stabiele wind uit de goede richting en konden we grote daggemiddelden halen. Over de optie dat het niet zou lukken, is nooit gesproken.”

Dixie Dansercoer:
© Davy Coghe

Jij geeft niet gauw op.

“Een universitair onderzoek van sportpsychologen wees eens uit dat ik een hardy personality ben. Iemand die serieus op zijn bek kan gaan en een hoge pijngrens heeft. Die twee gebroken ribben, dat was niet makkelijk. Ik moest me goed inbinden en mocht niet hoesten of lachen. Als poolreiziger moet je ook goed kunnen kappen met luxe, gezelligheid, veelzijdigheid. Je vervalt in monotonie. Maar de droom is zo sterk dat het alles overstijgt. Dat is een kwaliteit voor iedereen die iets wil bereiken. Wat wij doen is virtueel onnatuurlijk. Je kan als mens niet leven waar geen eten en geen warmte is. Ik maak me geen illusies. Wij zijn gemaakt om hier te wonen, niet daar hé.”

Er zijn ook van je expedities mislukt, zoals die over de Beringstraat in 2005.

“De Beringstraat was levensbedreigend moeilijk. Het weer was er enorm veranderlijk. We wachtten twee weken tot het wat rustiger werd, maar de stroming was zo dynamisch dat we er geen verhaal tegen hadden. Daar ontsnapte ik op het nippertje aan de dood toen ik door het ijs zakte en bedolven werd onder de ijsblokken. Mijn collega kon me net op tijd een touw gooien en me uit het ijs sleuren. Een jaar na onze poging slaagden twee jonge snaken, een Brit en een Rus, wel. Zij hadden kalm weer en de stroming mee.”

Avontuur is niet competitief. Moeder Natuur is altijd te sterk en kan altijd de regels van het spel veranderen

Kan je tegen je verlies?

“Ja. Ik ben heel ambitieus en zou alles doen om mijn doel te halen. Maar in mijn vak is geen competitie mogelijk. Avontuur is niet competitief, want Moeder Natuur is altijd te sterk en kan altijd de regels van het spel veranderen. Wij wilden nooit een wedstrijd winnen. Al onze expedities, met Alain of andere partners, stonden in het teken van iets ontdekken. We willen pioniers zijn. Dat houdt ook in dat je moet aanvaarden dat je kan falen.”

Nooit bang dat je niet heelhuids zal thuiskomen?

“Je mag niet zo overambitieus zijn dat je grote risico’s gaat nemen. Op dat vlak heeft Alain Hubert dezelfde ingesteldheid. Hij stond drie keer op luttele meters van de top van de Mount Everest en is toch wijselijk teruggekeerd. Dat moet je kunnen. Maar het is niet aan vele mensen gegeven. Velen nemen risico’s als ze onder druk staan. Wij niet. Dat heeft de natuur ons wel geleerd: rustig blijven. Altijd in koelen bloede.”

Als Dixie voor lange tijd op reis zou gaan…

Atollen

“Met de Mercator zou ik alle atollen bezeilen. Die heb ik voor een stuk gezien als windsurfer, maar ik heb er nog veel te ontdekken. In tropische wateren… Wie ik zou meenemen? Sowieso familie en vrienden, en wat goed gekozen vrienden en collega’s die voor mij iets betekenden in al die jaren. Zeker ook mijn expeditiegenoten: Alain Hubert, Sam Deltour uit Brugge, met wie ik in 2011-2012 het record brak van de langste niet-bevoorrade en niet-gemotoriseerde expeditie op Antarctica…”

Bijpraten

“Tijd is sowieso een heel groot cadeau op zo’n reis. Je hebt plots een zee van tijd. Tijd om bij te praten, want dat doen we nog amper. We zouden ook tijd maken om te kiten en voor andere watergebonden activiteiten. De reis mag lang duren. Maar daarover zou ik beslissen samen met de medereizigers. Sowieso is de afstand groot. Als je rond Australië trekt of op de Stille Oceaan rondtoert, ben je voor een serieuze tijd weg.”

Schuldgevoel

“Als ik op expeditie ga, draag ik het juk van een schuldgevoel omdat ik mensen achterlaat. Mijn familie. Maar behalve mensen is er niets dat ik mis. Want er is iets anders, en iets nieuws. Maar op reis met de Mercator zou ik familie en vrienden meenemen. Er is dus niets dat ik mis. Iets wat ik zeker zou meenemen? Op expeditie kunnen we bijna niets meenemen, elk grammetje is te veel. Als ik dan iets meeneem, is het een soort fetisj. Een touwtje met drie knuffeltjes van de kinderen en bovenaan een popje van Julie, die er als een parapluutje boven hangt. Dat gaat dus ook mee op de Mercator.”

Gewoon naar huis

“Bij aankomst zou ik gewoon naar huis gaan. Verre reizen zijn voor mij een klassiek verhaal. Als ik thuis kom, aanvaard ik onmiddellijk weer het gewone leven. Steak friet? Nee. Ik eet al geen vlees. Wij zijn flexitarians, we eten wat ons wordt aangeboden, ook als het vlees is. Maar als we kunnen kiezen, liever niet.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier