De liefdeswandeling van mijn oude buurman
Schrijfster Ann De Craemer is samen met politicoloog Carl Devos en atlete Axelle Dauwens één van onze drie columnisten. Maandelijks gunt ze ons een blik in haar ziel…
Ik had hem al vaak zien passeren. Toen ik in de vooravond opstond van mijn stoel na een halve dag schrijven en een blik naar buiten wierp, zag ik hem, altijd met de handen op de rug, het bejaardentehuis naast mijn appartement verlaten — al is het eigenlijk geen bejaardentehuis maar een ‘serviceflatresidentie’. Steeds was het rond zessen wanneer hij de straat overstak en honderd meter verder om de hoek verdween, en steeds was het iets over achten wanneer ik hem weer huiswaarts zag wandelen — de handen nog steeds op de rug, maar de tred iets langzamer.
Altijd was — is — hij onberispelijk uitgedost. Glimmende schoenen, gestreken broek en hemd, en een kostuumjas die hem vroeger iets beter zal hebben gepast en nu iets te los zit, maar dan nog straalt alles aan hem klasse uit.
Telkens als ik hem zag, vroeg ik me af waar hij naartoe trok. Misschien hield hij van een gezonde avondwandeling en was hij een stipte man die graag telkens op hetzelfde moment vertrok en terugkeerde. Misschien ging hij in zijn stamcafé van weleer een pint drinken en vond hij het fijn om zich daarvoor op te kleden nu hij minder gelegenheden had dan vroeger om dat te doen. Misschien was hij niet van Tielt afkomstig; vond hij de dag in zijn kamer te lang en wilde hij een stuk van de tijd die de avond nog zou brengen doden door zijn nieuwe omgeving te verkennen.
Misschien hoort bij een langdurig dipje ook dat je moeite probeert te doen om uit je cocon te treden
Veel misschienen — maar de voorbije week kwam ik erachter wat het echte doel van zijn wandeling is. Omdat ik me al een paar weken niet al te best voel, ga ikzelf ‘s avonds ook veel wandelen: buitenlucht en beweging, zegt men, is goed om de demonen in je hoofd te verdrijven. Op een van die eerste zachte lenteavonden van afgelopen week stond mijn buurman, net thuisgekomen, wat in het rond te kijken toen ik de voordeur achter me sloot. Hij knikte toen hij me zag. Ik knikte terug.
‘Mooie avond’, hoorde ik mezelf plots zeggen, terwijl ik normaal niet iemand ben die spontaan anderen aanspreekt, maar misschien hoort bij een langdurig dipje ook dat je moeite probeert te doen om uit je cocon te treden. ‘Ja,’ antwoordde de man, ‘het werd tijd.’ Op dat moment liep een van de verzorgsters van de residentie langs. ‘Was alles in orde met je vrouwtje?’ vroeg ze. Er verscheen een zweem van een glimlach op het gelaat van de man. ‘Dat gaat, dat gaat,’ antwoordde hij.
Een paar puzzelstukken van het raadsel waar de man elke avond naartoe ging, begonnen op hun plaats te vallen. Verder vragen durfde ik niet, maar dat hoefde ook niet, want hij begon zelf te vertellen. ‘U woont hiernaast, hé’, zei hij. ‘Ik heb u al dikwijls zien passeren.’ Ik knikte opnieuw. ‘Ik ben hier een paar maanden geleden komen wonen, maar mijn vrouw is niet kunnen meekomen.’ Er viel een stilte. ‘Ze heeft Alzheimer, dus zij zit in een écht bejaardentehuis. Elke avond ga ik haar bezoeken. Ze herkent me niet meer, maar toch ga ik. Ik heb een keer een avond moeten passen omdat ik ziek was, en toen zei de verpleegster dat ze heel onrustig was. Dus ze voelt wel wanneer ik er ben.’
Ik moest mijn tranen onderdrukken: elke avond trok deze man zijn beste kleren aan om zijn vrouw die hem niet meer herkende te bezoeken, in een bejaardentehuis op nog geen kilometer afstand van waar hij woont. Twee mensen die al decennialang samen waren, zijn mentaal en ook fysiek van elkaar gescheiden door die gruwelijke ziekte die alles doet vergeten. Maar hij — hij vergeet haar nooit, geen enkele avond.
Elke avond trok deze man zijn beste kleren aan om zijn vrouw die hem niet meer herkende te bezoeken
Vaak vragen mensen wat liefde is, en vaak hoor je dat je op die vraag nooit een afdoend antwoord kunt formuleren. Ik heb wel een antwoord. Liefde, dat is mijn buurman in zijn piekfijne kleren die avond na avond zijn schoenen dichtknoopt om de hand van zijn vrouw te kunnen vasthouden.
Onze columnisten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier