David Pieters staat 15 jaar achter de toog in ‘t Pubtje in De Haan: “Het mooiste compliment is dat je je hier thuis voelt”

Altijd gezelligheid troef in café ‘t Pubtje. We zien David Pieters in het midden tussen zijn klanten. © WK
Wim Kerkhof
Wim Kerkhof Medewerker KW

De boomlange barman laveert met zijn plateaus behendig tussen de tafeltjes van het volkscafé. Al vijftien jaar zwaait David Pieters in ’t Pubtje de plak, en zijn klanten dragen hem op handen.

Toen David Pieters vorig jaar voor de tweede keer op korte tijd een coronaboete aan zijn broek had, gingen zijn klanten rond met de pet. “Omdat er meer cafébazen zouden moeten zijn zoals David”, klonk het. Vandaag is er van corona geen sprake meer en zit zijn café barstensvol. “Druk voor een weekdag? Vandaag is het nog kalm”, vindt Eddy Schaepdryver.

Hij woont in Wenduine, maar zit liever hier aan de toog. “En zo zijn er nog”, zegt hij. “Waarom? De sfeer is hier altijd uitstekend.”

Caroline Monbaliu is het ermee eens. “Hier krijg je tenminste nog van iedereen een goeiedag. En David is een cafébaas uit de duizend. Hij bedient iedereen met een glimlach.” En er gaat best wel wat over de toog in ’t Pubtje. “De pintjes zijn hier goedkoop, hé. Afhankelijk van hoeveel je er drinkt, natuurlijk”, grijnst Eddy Ronquetti.

‘Wall of fame’

Eddy Ronquetti blijkt zélf een legende: de man heeft in ’t Pubtje z’n eigen wall of fame. “David stond erop dat die krantenknipsels hier een plaatsje zouden krijgen”, wuift hij. “Ik won in de jaren zeventig meer dan honderdvijftig wedstrijden bij de liefhebbers, van Knokke tot De Panne, maar ook in het buitenland.” “Hij heeft het zelfs nog gehaald van Jempi Monseré”, weet die andere Eddy aan de toog.

Ronquetti zelf organiseert nu samen met David van ‘t Pubtje de jaarlijkse koers voor elite zonder contract in De Haan. “Ik sponsor ook twee zaalvoetbalploegen, ik heb een pronostiekclub en honderdtwintig klanten die elke week op de lottobingo spelen. Maar ‘t mooiste compliment dat een klant mij kan geven, is dat hij zich hier thuis voelt. Iedereen is hier zichzelf, in mijn café geen gestekakkers”, klinkt het.

Iedereen is hier zichzelf, in mijn café geen gestekakkers’

De koperen bel aan de bar verraadt dat er ook al eens een tournée générale wordt gegeven. “Da’s vooral voor in de late uurtjes”, knipoogt David. Dan krijgt hij vaak nog het horecavolk van elders over de vloer. “Gisteravond zat er op het moment dat ik naar huis ging nog zeker twintig man in mijn zaak, en het was toen al na middernacht. Niet slecht, hé, voor een maandagavond. Maar ik blijf altijd met mijn voetjes op de grond hoor. Ook na vijftien jaar doe ik nog alle dagen mijn best om een goeie cafébaas te zijn.”

Derde generatie

David is in zijn familie al de derde generatie die achter de toog staat. “Mijn grootouders hebben destijds in Oostende de voorganger van de Lafayette uitgebaat, en mijn vader had daar in de jaren tachtig een nachtcafé aan ‘t Vissersplein. ‘t Pubtje bestaat ondertussen ook al vijfentwintig jaar, maar wisselde wel tweemaal van eigenaar. De eerste uitbaters waren Ronny en Monique, een sympathiek koppel uit Brakel.” Salut en merci, klinkt het wanneer een klant de deur uitgaat.

“Je moet als cafébaas niet per se iedereens beste maat zijn, maar die persoonlijke begroeting vind ik wel belangrijk”, legt David uit. “Dat is elementaire beleefdheid.” Een goeie cafébaas is altijd correct, leren we ook. “Je hebt natuurlijk altijd klanten die plots níet meer komen, maar na een tijdje zie je die dan tóch weer terug. ‘t Is hier een beetje zoals met de zee: een komen en gaan.”

Naast Ronquetti’s wall of fame hangen er ook nostalgische foto’s aan de muur. Op een ervan herkennen we Einstein. “De mensen vinden dat leuk, die oude foto’s van De Haan. Ze vragen dan waar die genomen werden”, glimlacht David. “Er is een Hanenaar die net een mooi fotoalbum uit heeft over onze gemeente. Het staat op de toog. Mijn klanten bladeren er graag eens in.”

In ‘t Pubtje betaal je nog twee euro voor een pintje. “’t Zijn tenslotte niet de mensen met de hoogste inkomens die graag op café gaan, hé. En als een pintje elk jaar duurder wordt, zit een rondje geven er straks misschien ook niet meer in”, redeneert David. “Dus nee, mijn prijzen opslaan, geen haar op mijn hoofd dat daaraan denkt. Ik onderhandel wel met mijn leverancier.”

Babbel, lach en zwans

Het laatste woord is aan de tooghangers. Alban Verpoest komt, net als een van de Eddy’s, uit Wenduine. “Ik sta zelf ook in de horeca, maar hier kom ik graag als klant. Je hoort hier allerlei verhalen en ‘t is altijd plezant”, klinkt het op rijm. “’t Is ook daarvoor dat de mensen op café gaan, hé. Voor een babbel, een lach en een zwans.”