De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Caféklap in Café Moderna in Oostende: “Dat is het leven hier zoals het is. Een soap”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan in Café Moderna.

Vorig jaar was het 50 jaar dat Gilbert Monsaert zijn café openhield. “Maar het was geen feestjaar,” zegt zijn oudste zoon Eddy, die dagelijks met zijn zoon speciaal uit Koekelare komt om de koelkasten aan te vullen. “Papa kreeg drie overbruggingen en hij moest noodgedwongen eventjes sluiten. Maar de dag dat hij thuiskwam, gingen de deuren weer open. Een mens moet na zo’n ingreep normaal zes maanden rusten. Hij leeft voor zijn café en voor zijn klantjes. Hij heeft ook veel last van zijn benen…”

De pijn verbijten

Hij wijst naar een klant die op de knieën zit om de verbanden van Gilbert zijn voeten te halen. “Wellicht verbijt hij de pijn, allemaal om hier te kunnen zijn.” De verpleger met dienst is Willem. Een Nederlander die al sinds zijn veertiende in België woont. Zijn accent is niet meteen thuis te brengen. Hij heeft een beetje overal gewoond. “Een jaar of zes geleden kwam ik naar Oostende omdat mijn vrouw hier wou zijn. We hadden nauwelijks uitgepakt of ze ging ervan door.”

Hij zucht: “Ik moet nooit meer een vrouw hebben.” “Niet liegen hé, Willem,” roept Rita. “Nee, ik zeg altijd de waarheid als ik niet vergeet te liegen,” monkelt hij. Rita zit recht voor Gilbert op toogkruk. “Hier hangt een haakje voor mijn jacosse aan de toog,” legt ze uit. “Ze staat in mijn gsm als Rita Hoegaarden,” lacht Gilbert. “Je mag raden waarom.”

“Dat is het leven hier zoals het is. Een soap”

“Als ik twee dagen niet kom, belt hij of ik ziek ben,” zegt Rita. Gilbert is een Aalstenaar. “Ik ben van Olsjt, een ajoin,” zegt hij. Het was de liefde die hem naar zee bracht. Eerst naar Middelkerke, in ’58, en twee jaar later naar Oostende. Hij werkte toen nog in de bontindustrie. “De foruren… de bontjassen, in Anderlecht. Place Bara. Dat was hier mijn stamcafé. Mijn toenmalige woning, twee huizen verder, is intussen al lang gesloopt.”

Hij wijst naar een tekening, waarop het café in ’64. “De uitbaatster, Clemence, was een jaar of 75 toen ze zei: “Manneke, ge moet gij niet elke dag meer naar Brussel rijden, neem gewoon mijn café over.” Ik zei dat ik geen geld had, maar dat was geen probleem, zei ze. “Maar ik heb tien jaar lang moeten afbetalen. Tien jaar lang heb ik de overnamesom afbetaald.”

Toentertijd heeft hij wel wat kosten gedaan. “Dat waren hier allemaal spiegels. Waar je ook keek, je zag jezelf.”

Al 27 vrouwen gehad

Wellicht de laatste die je wil tegenkomen op café. Dus liet Gilbert houten panelen tegen de muren slaan. Het spiegelpaleis werd een bruine kroeg. Waar mensen kwamen om te vogelpikken, te kaarten of deel uit te maken van één van de vele voetbalploegen of de carnavalsverenigingen die er hun lokaal hadden. “Nu doe ik er geen kosten meer aan. Voor de tijd dat ik er nog ben.”

Zijn echtgenote is er al lang niet meer. Hij wijst naar boven, naar de hemel. En ook naar de prachtige zwart-witfoto die boven zijn hoofd hangt. Irène heette ze. Ze is al 23 jaar overleden. “Ik heb intussen al wel 27 vrouwen gehad,” lacht hij, wellicht omdat hij als entertainer – in ’86 was hij prins Carnaval van Oostende – nooit zijn pijn of verdriet zal etaleren. “Mijn verloofde zit in Tunesië,” zegt hij.

“Alle lagen van de bevolking komen hier binnen. En iedereen ziet mekaar graag”

“Ze is moslim.” Ik zeg niets, maar waarschijnlijk vraagt de uitdrukking op mijn gezicht om uitleg. “Serieus, ik ga niet liegen tegen jou,” vult hij aan. En waarom ook niet? Alles kan in Café Moderna, waar elke dag een feest is. Omdat feesten de beste manier is om de zorgen te verdrijven. “Ik ben naar Oostende gekomen, omdat het hier elke dag zondag is,” hoor ik Arthur Asselman zeggen.

Hij is 82 jaar oud, heeft twee keer zijn vrouw verloren en is destijds vertrokken uit Roosdaal bij Ninove, “omdat er niets meer was.” Arthur heeft zijn tafeltje en drinkt er zijn pintje. Af en toe spreekt iemand hem aan. “Ik ben geboren op 9 februari 1936 in Liedekerke,” zegt hij. “Moet je mijn paspoort zien?”

Schitterende tijden

Ivan zit al veertig jaar op de hoek aan de toog. “Schitterende tijden beleefd hier. Ik kwam hier al als kind. Ooit ben ik nog met motorfiets binnengereden,” mijmert hij terug. Zijn ogen blinken als hij het verleden laat opborrelen. “Dat is hier mijn familie,” zegt hij zacht. “Iedereen zorgt hier voor mekaar.” En terwijl hij het zegt, hoor ik Adèle Bloemendaal in mijn hoofd: ‘We zijn toch op de wereld om mekaar te helpen, nietwaar?’

Naast Ivan zit een man met een glaasje water. “Moet je mijn medisch dossier zien, misschien? Ik ben het zedelijk verplicht om water te drinken.” Fernand zit met zijn Josianne aan een tafeltje. Hij is 38 jaar ceremoniemeester geweest op het stadhuis. Hij en zijn vrouw stralen klasse uit. Ze zijn 60 jaar samen. “Ik ben een echte Oostendenaar,” zegt hij. “En een echte SP’er. Ik ben hier geboren en ik zal hier sterven.”

Hij slaat zijn portefeuille open en toont zijn partijkaart. “Ik heb vier burgemeesters meegemaakt op het stadhuis. Er is niemand die weet wat ik weet.” Sonja is veel jonger en zit lachend mee te luisteren. “Dat is hier het leven zoals het is. Een soap. Alle lagen van de bevolking komen hier binnen. En iedereen ziet mekaar graag.”