Daniël Vanhoucke werkte voor P&O: “Lijn Zeebrugge-Hull had zeker nog een toekomst”

Hannes Hosten

“Het verdwijnen van de passagiersverbinding Zeebrugge-Hull gaat er bij mij niet in. Natuurlijk draait de dienst op een laag pitje door de Brexit en nu zeker met COVID er bovenop, maar ik ben ervan overtuigd dat de lijn later weer ging opbloeien.” Dat zegt Oostendenaar Daniël Vanhoucke (68), die jaren op de ‘minicruise’ van Zeebrugge naar Hull werkte.

Van begin 2001 tot eind 2012 werkte Daniël als guest service manager voor P&O. Behalve tussen 2007 en 2008, toen hij op de lijn Liverpool-Dublin werkte, was dat altijd tussen Zeebrugge en Hull, meestal op de Pride of Bruges. Begin oktober maakte P&O bekend dat de passagierslijn verdwijnt en enkel de vrachtverbinding naar de Noord-Engelse havenstad blijft bestaan. Een juiste datum is nog niet bekendgemaakt. Gelukkig vallen er geen naakte ontslagen, maar Daniël kan de beslissing niet begrijpen.

“Het is een verlies voor Brugge en onze kust”, vindt hij. “Natuurlijk, de Engelsen zijn nu opgejut door de Brexit. En nog COVID er bovenop… Maar Engelse vrienden van mij vragen zich nu af hoe ze nog naar België moeten komen. Vanuit Rotterdam kan je nog naar Hull varen, of anders moet je de boot nemen in Calais, maar dan is het nog zeven uur rijden naar Hull. Er is anders geen passagiersverbinding meer naar Noord-Engeland. Ik ben er zeker van dat de lijn later weer zou opbloeien. Ze zal gemist worden.”

Elke maandag dril

“Ik werkte jaren op de maalboten van de RMT. Wij verzorgden er de catering, eerst met RL Peeters, later met Wagon Lits. Na het einde van de RMT had ik eerst twee jaar een frituur en werkte daarna nog twee jaar als bewakingsagent. Maar dat lag me helemaal niet. Mijn vrouw zei: ga alsjeblief weer varen. En dat heb ik dus gedaan. Ik kon bij P&O aan de slag tot aan en dat tot mijn pensioen in 2012.”

“Ik was afwisselend 14 dagen van dienst en 14 dagen thuis. Als guest service manager was ik verantwoordelijk voor het personeel, de cabines, de passagiers… Elke maandag was het dril. Dan oefenden we de veiligheidsprocedure. De reddingsboten bemannen, passagiers verzamelen, de boten laten zakken… Dat werd routine na een tijd. Maar we oefenden wekelijks om het zeker volledig onder de knie te hebben.”

“Aan boord waren wij met 120 tot 130 bemanningsleden, waarvan 70 voor de catering”, vertelt Daniël. “We werkten met mensen van tal van nationaliteiten: Filipijnen, Kaapverdianen, Kongolezen, Spanjaarden… Dat was een toren van Babel, maar dat werkte fantastisch. Waar wij twee weken werkten en twee weken thuis waren, bleven zij zes maanden aan boord om dan twee maanden thuis te zijn. Maar ze werden wel goed betaald door P&O. Met wat ze bij ons verdienden, waren die Filipijnen bijvoorbeeld in hun land koningen.”

Altijd goed vol

“Ik werkte van 6 uur ‘s morgens tot 13 uur. Dan was er een pauze van 13 tot 16.30 uur en dan ging ik weer aan het werk tot 22 uur. De bars en restaurants bleven tot 1 uur ‘s nachts open, de restaurants tot 22 uur. De overtocht naar Hull werd de minicruise genoemd. Er waren twee bars, een rustige met live piano en een andere waar een band speelde en gedanst werd. Je had shops, cafés… Als passagier ging je ‘s avonds aan boord en ‘s ochtends na het ontbijt kon je afstappen op je bestemming. Van zodra je aan boord kwam, was je op vakantie. Je was op je gemak en moest nergens meer aan denken. Spijtig dat dat wegvalt.”

“Aan boord waren er 365 hutten: je had er voor één, twee of vier personen en ook luxehutten. Er konden maximaal 1.000 passagiers meereizen. In de weekends zaten we altijd vol, in de week voor 80 tot 85 procent. En dat is mijn hele periode zo gebleven. Maar als ze er nu mee stoppen, krijgen ze het niet meer recht. Je kan wel iets van personeel verminderen, maar er zijn altijd mensen nodig om het schip te onderhouden en draaiend te houden. Ik begrijp niet dat een rederij met de ervaring van P&O er nu mee stopt. Dat ze voorzichtig zijn, ja. Maar de boel dicht doen? Dat gaat er bij mij niet in.”

“Graag gewerkt”

“Natuurlijk moest je je gasten wel een beetje kennen”, vertelt Daniël. “De mens is een dier. Hij klaagt altijd. Altijd is er wel iets niet goed. Maar je moet weten hoe daarop te reageren. Ik had drie strepen op mijn mouw, maar hield meestal de handen op de rug, zodat de mensen dat niet zagen. Ik stond zo eens als Jan Piet Kornelis aan de hangway toen ik een dame bezig hoorde tegen haar man: nu ga ik aan de balie zeggen dat onze hut niet in orde is. Maar ze was nog niet in haar hut geweest! Dat was gewoon om een mooiere kamer te krijgen.”

“In mijn bureau stond ik in verbinding met de balie. Toen ik die dame hoorde, kwam ik naar de balie en toonde duidelijk mijn strepen. Ze had al veel minder noten op haar zang. Ik zei haar dat ze geen andere hut zou krijgen, want dat ze nog niet eens op haar hut geweest was. Ik heb haar niet meer gezien. Je hebt altijd profiteurs hé. Maar al bij al heb ik heel graag bij P&O gewerkt. De collega’s aan boord waren als een tweede familie. De Filipijntjes stonden me altijd uit te zwaaien als ik na twee weken naar huis ging. Dat deed deugd. Twaalf jaar met dezelfde mensen werken, dat schiep een band.”