Dagboek van een spoedarts (41): “We moeten van het taboe rond ‘coronapositief’ af”

Spoedarts Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera is ook spoedarts in AZ Delta. Wij spreken met haar over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Ik heb mijn eerste dienst na mijn coronabesmetting achter de rug. Een nachtdienst. Het werd een hele nacht doorwerken, constant bezig zijn en net daar had ik vooraf wel wat schrik voor. Ik heb lang gepiekerd, getwijfeld en afgewogen. Veel mensen schrokken nogal toen ik zei dat ik besliste om al opnieuw te werken. Je moet je rust nemen, waarschuwden ze. Maar ik ben opnieuw gaande en staande en heb op de vermoeidheid na geen klachten meer. En ik wilde mijn collega’s en de verpleegkundigen niet in de steek laten.”

“Normaal had ik een 24-uurdienst maar die hebben we na overleg met de chef teruggeschakeld naar een nachtdienst van 12 uren. Waarom ‘s nachts? Dan heb je toch sowieso nog wat minder contact met mensen. Minder patiënten, maar ook minder artsen en verpleegkundigen op de werkvloer. Ik ben liever nog wat voorzichtig naar anderen toe, ook al is er in theorie na twee weken niet veel meer besmettelijk aan.”

Hulpverleners vallen uit

“Sowieso had ik nu een ietwat rustigere week voor ogen, omdat ik de voorbije weken aan een hoog tempo heb gewerkt. Misschien daarom ook dat ik de beslissing om al opnieuw te beginnen, kon maken. Ik had dagen met recuperatie in het vooruitzicht. Die vermoeidheid weegt wel nog altijd door, ik voel dat mijn lichaam nog altijd wel wat vecht tegen het virus. Maar goed, we slaan daar ons wel door. Stap per stap, met de nodige voorzichtigheid.”

“Wat je wel merkt op het werk: meer en meer hulpverleners vallen uit. Elke dag krijgen ik berichten van collega’s, van verpleegkundigen, van huisartsen ook die laten weten dat ze besmet zijn. Blijkbaar heb ik nu een soort van status als ervaringsdeskundige of expert ontwikkeld. (lacht) Er zijn veel vragen, vooral praktisch van aard. En soms komt peptalk erg van pas.”

“Maar je voelt ook wel frustratie. Die mensen doen alles wat moest en toch zijn ze besmet geraakt. Ik had dat ook een beetje, maar het helpt niet om je hoofd daarover te breken. Dat vreet onnodig energie en lost niets op. Ik hoop wel dat we van het taboe van een coronabesmetting afraken. Het is niet omdat je positief test, dat je een fout hebt gemaakt. Niemand is ongenaakbaar, iedereen kan het oplopen en er is geen enkele regel of houding die volledige bescherming biedt. Het is geen straf, absoluut niet. Het zit gewoon overal.”

Gigantische instroom is voorbij

“Dat de ziekenhuiscijfers stilaan beginnen dalen, biedt uiteraard hoop. Je moet dat licht aan het einde van de tunnel blijven zien, anders hou je het gewoon niet vol. Ik zie het ook op de werkvloer: de kritieke covidpatiënten komen niet meer zo massaal binnen als twee, drie weken geleden. De gigantische instroom is voorbij, dan kan het niet anders dat de kentering op komst is.”

“Maar de vraag is: wanneer pik je de draad van het ‘gewone’ leven weer op? De maand december zal sowieso nog in het verlengde van november zitten. Normale feestdagen acht ik gewoon niet realistisch. Je familie bijeenbrengen is geen goed idee. Ik heb zoiets van: we verwachten niets meer en alles wat er nog bijkomt is een welgekomen verrassing. Bovendien is uitstel geen afstel en komen er later nog mooie dagen waar we zoveel mogelijk kunnen inhalen. En een oudejaarsavond met ons viertjes, in onze veilig cocon, kan ook best gezellig zijn. Dan maken we daar het beste van.”