Dagboek van een spoedarts (35): “Met tranen in de ogen aan bed van jonge mama”

Spoedarts Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Het gaat goed, ja. Ondanks het feit dat ik heel moe ben, na een nieuwe 24-urendienst. Er zijn de fysieke klachten natuurlijk. Heel veel spierpijn, ik denk door de stress. Maar dat heb ik al maanden. Afgelopen zomer zat recupereren er niet echt in, hoe zeer ik daar ook nood aan had. Ik heb eind augustus wel twee weken vakantie gehad, met het gezin in onze mobilhome naar Duitsland. Maar zelfs daar kon ik niet ontspannen.”

Amper lezen

“Normaal heb ik twee, drie dagen de tijd nodig om te ontstressen, een andere flow te vinden. Maar na een week was het nog niet gelukt. Ik maakte me daar wel zorgen over, dat geef ik eerlijk toe. De eerste dag dat ik opnieuw ging werken, voelde niet aan als de eerste dag na vakantie. Het was precies de zoveelste in rij. Ik heb een heel fijne tijd gehad met mijn gezin, maar mijn batterijen zijn nooit echt opgeladen. Ik denk ook niet dat dat kan, op twee weken tijd rust vinden na iets wat al die maanden impact heeft op je hele hebben en zijn.”

“Ik ben iemand die graag leest, veel boeken kan verslinden. Maar er zijn nu almaar vaker dagen dat ik er niet toe kom. Ik kan niet lezen, ik vind de mentale rust die je nodig hebt om in een boek te kunnen duiken gewoon niet. Je zit wel naar die pagina’s te kijken, maar het dringt precies niet door. Je hoofd is er gewoon niet bij.”

“Is dit covid-verhaal een pad zonder einde? Ik denk het wel. Ik zie voorlopig echt niet waar het zal stoppen en wanneer het zal veranderen. Ik besef dat het leven dat ik had, de manier van werken die we kenden, niet meer terug zal keren. Dus is het zoeken naar een manier om daarmee te om te kunnen blijven gaan. Dat is een forse opgave.”

Op tandvlees

“Wij, het personeel in de zorg, de verpleegkundigen… Wij zitten op ons tandvlees. Men zal nu de prijs betalen voor jarenlange besparingen, voor altijd maar minder mensen in de zorg. Deze tweede golf is de druppel, dit kunnen velen er niet meer bijnemen. Het is zeer verontrustend dat mensen met jarenlange ervaring twijfelen aan hun roeping. Dat ligt niet enkel aan corona an sich, wel aan de opeenstapeling van besparingen én de desillusie dat er na het applaus en de complimenten in het voorjaar niets wezenlijks is veranderd.”

“In mei – de eerste golf was nog aan het afzwakken – moesten we van overheidswege al terug naar de minimumbezetting. En dan verwacht men nu dat wij opnieuw flexibel zijn, extra shiften draaien, ons in covid-outfits wurmen, de mentale druk bij patiënten en collega’s opvangen… Het stopt ergens.”

“Ben ik boos? Ja, absoluut. Voor mij is de patiënt altijd prioritair, altijd. Maar de patiënt zal de gevolgen ondervinden van het kapotbesparen van de zorg. Sorry, maar sommige mensen die nu twijfelen over hun job, zijn onvervangbaar. Een verpleegkundige met wie ik jaren schouder aan schouder heb gewerkt, die ik begrijp zonder ook maar één woord: die kan je niet vervangen door iemand die morgen op spoed start. Dat heeft zonder twijfel een invloed op de zorg. Het feit alleen al dat mensen met 10, 20, 30 jaar ervaring in het vak twijfelen, vind ik al verschrikkelijk.”

Afwijkende bloedwaarden

(denkt na) “Zelf twijfel ik niet. Ik heb nog geen moment gedacht aan stoppen. Maar als mijn team er niet meer is, dan hoeft het bij wijze van spreken voor mij ook niet meer. Dat klinkt bijzonder hard, harder dan ik het misschien bedoel. Maar ik zeg het: extreem waardevolle verpleegkundigen of artsen die de vraag stellen of ze zo verder kunnen, het verontrust mij enorm.”

“Tijdens de zomer zagen we op spoed vrij weinig mensen met de typische symptomen of resultaten van scans en bloedtesten. De coronagevallen die opdoken waren eerder toevallige vondsten. De laatste twee weken keert het type patiënt van in maart en april wel terug. Al presenteert het virus zich toch weer ietwat anders. De bloedresultaten zijn anders, de effecten van het virus op het lichaam verschillen. Bepaalde waarden zijn nu verstoord, waar we dat in het voorjaar niet zagen. Ook een collega-longarts met wie ik erover sprak, bevestigde dat.”

Mentale strijd en angst

“Maar veel meer dan het ziektebeeld maak ik me zorgen om de mentale strijd van patiënten. De pathologie is gelijkaardig – kortademig, pijn op de borst, smaak- en geurverlies – en het klinkt raar, maar dat zijn we intussen gewoon. Wat corona en de angst voor het virus met mensen mentaal doet, is echter een ander paar mouwen.”

“Gisteren stond ik met tranen in mijn ogen aan een bed bij een mama van drie kinderen. Zij, haar man, en één kindje testten positief, de twee andere kinderen bleken negatief. Uit angst voor besmetting van haar twee andere kinderen heeft ze hen elders ondergebracht. Een jong gezin, verscheurd door de angst voor dat virus. Dat je als moeder die beslissing moet nemen… Een verschrikkelijke keuze. Ook voor de kinderen zijn die psychologische gevolgen in mijn ogen niet te onderschatten.”

“Het is die strijd, die verlammende angst die mensen uitput. Op den duur wordt de angst en de druk die mensen zichzelf opleggen even gevaarlijk als de covid-infectie zelf. En dan zie je tegelijk ook mensen die de achterpoortjes blijven zoeken, de randjes blijven aftasten. Daar krijg ik echt koude rillingen van.”

“Vooruitkijken? Amper. Ik doe shift na shift, en zie wel wat op me afkomt. We proberen elkaar zo goed mogelijk overeind te houden, verzorgen de patiënten met dezelfde concentratie, aandacht en liefde. Maar ik kan niet ontkennen dat we hulp, ondersteuning en investeringen nodig hebben. Ik heb geen nood aan een bonus, de verpleegkundigen vragen geen extra geld. Wij vragen meer handen, om het werk te verdelen en te verlichten. Ik weet niet waar men op wacht, op welk signaal, welke hulpkreet. Echt niet.”