Dagboek van een spoedarts (31): “Ik begrijp heel goed dat mensen nog met vragen zitten”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Ondanks de blauwe hemel en de volle zon was het vandaag best koud. Die koude zeewind hé. (lacht) En we zitten nog altijd in isolatie. We zijn dus aangewezen op elkaar. Vanmiddag hebben we een wandeling in het bos, naar oorlogsbunkers gemaakt. Alleen wij, met het gezin.”

“Waar moeten we het over hebben? Over de persconferentie van vrijdag? Veel meer dan ‘dat was een ramp’ kan je daar toch niet over kwijt? We hebben het ook niet helemaal uitgekeken, eerlijk gezegd. Ik heb het gevoel dat eenduidige beslissingen nemen in België zo moeilijk ligt. Het gevolg is dat niemand nog weet hoe het precies zit.”

“In Nederland, Frankrijk en Duitsland zegt men gewoon: dit is het, dit zijn de regels, zo gaan we het doen en zo schakelen we over. En stipt, hé. Om 20 uur begint de Marseillaise te spelen en spreekt Macron zijn volk duidelijk toe. Om 19 uur komt premier Rutte naar voren, met vijf duidelijke aangepaste punten. Dat duurt een kwartier, twintig minuten maximum. Maar je hebt als burger duidelijkheid.”

“Bij ons? Uren! Met dan nog een dramatische presentatie waar je als gewone sterveling zot van wordt. Ik ben zeker: ga nu op straat en vraag aan eender wie hoe de regels in elkaar zitten, niemand zal je vlot kunnen antwoorden. Het probleem in België is dat er te veel mensen zijn die mogen spreken, willen spreken en uiteindelijk ook effectief spreken. Iedereen praat door elkaar. En net dat heb je niet nodig in een crisissituatie.”

“Een leider moeten we hebben. Iemand die het voortouw neemt. En die door de burgers ook zo aanzien wordt. Dat is, vrees ik, ook een probleem voor premier Wilmès. Heel veel mensen zien haar niet als een eerste minister. Ze werkt keihard, maar het komt onvoldoende over. Dat is jammer, ja. En dan heb ik het nog niet gehad over alle experten die in alle tv-programma’s hun mening komen geven en interpretaties of meningen toevoegen. Dat helpt ook niet.”

“Ik begrijp dat veel mensen met vragen blijven zitten. De scholen bijvoorbeeld. Dat zijn toch halve oplossingen? Eerste en tweede leerjaar wel, zesde ook. En de rest dan? Je kan toch beter scholen laten openen én de directie zelf pragmatisch, met gezond verstand, met voeling op de vloer laten doen wat voor hen haalbaar is. Aangepast aan elke school of situatie. Heb je kleine lokaaltjes? Dag om dag naar school. Te veel leerlingen in één klas? Focus op afstandsonderwijs en slechts beperkt aantal op school. De middelen bestaan toch?”

“Voor ouders wordt het ook een moeilijke. Wat gaan mensen doen met een kind in het eerste leerjaar en eentje in het vierde? Allebei naar school sturen natuurlijk, met de oudste in de opvang. Ik vrees dat die druk op de opvang te hoog zal zijn. Onze kinderen vallen helemaal uit de boot – een kleuter en een zoon van tien. Het gevolg? Traantjes. Ik begrijp dat.”

“Ik mis menselijke logica. Zet je nu toch eens in de plaats van een doorsnee Belgisch gezin. En vraag je af: waar zit iedereen op te wachten? Scholen openen helpt om ook telewerken efficiënter te organiseren. De twee combineren, zeker op lange termijn, is gewoon geen optie. Jonge kinderen moet je als ouder nu eenmaal begeleiden. Met kinderen op school keert ook de rust in het leven van veel ouders terug en kunnen ze hun focus weer meer op hun werk leggen.”

“Uiteraard moet je de economie heropstarten. Maar ik blijf erop hameren: leg meer vertrouwen bij de mensen zelf. De basisregels zijn wat ze zijn en ik denk dat we ondertussen ver genoeg gevorderd zijn om te zeggen dat de overgrote meerderheid zich bewust is van de ernst. Het gevaar is duidelijk, er wordt niet meer gebanaliseerd of geminimaliseerd. Uiteraard heb je altijd uitzonderingen die alles aan hun laars lappen, maar geloof mij: die ga je nu niet meer bekeren.”

“Mondmaskers dragen zal een gewoonte worden. Je zal die aantrekken zoals je je schoenen aantrekt. Ik heb er zelf ook gemaakt voor mijn gezin. En zelf draag ik een FFP2, vooral omdat ik mezelf als arts die tussen de covidpatiënten stond, als potentiële bron zie. Als men zegt dat het nodig is om maskers te dragen, dan gaan we dat doen. Zonder problemen.”

“Ik hoorde ook de suggestie om topsporters met een masker te laten sporten? Alsjeblieft zeg. (lacht) Dat is toch absurd. De persoon die dat idee lanceerde, staat toch niet met zijn voeten op de grond? Wij dragen op de spoeddienst non-stop een masker. Enkel als je even iets drinkt, iets eet of naar het toilet gaat, zet je het af. Dat doet op dat moment deugd om goed in te ademen. Maar wij zitten niet in een fysieke inspanning. En ons hart bonst niet tegen 130 per uur. Wat zouden sporters moeten gaan doen met een masker?! Dat is gewoon niet realistisch.”

“Ik heb de voorbije weken vooral geleerd dat mensen zich heel snel en heel drastisch kunnen aanpassen. De veranderingen die deze crisis teweeg hebben gebracht… Dat is ongelooflijk. Heel ons leven is veranderd. Er was een beetje gemor – en dat valt ook te begrijpen -, maar we doen het toch allemaal, hé. Dik 90 procent van de bevolking doet exact wat moet.”

“Al betekent dat niet dat we niet mogen zeggen dat het lastig is. De isolatie valt me deze week voor het eerst echt zwaar. Je merkt nu hoeveel ontspanning en verlichting je vond in kleine, vanzelfsprekende zaken. Hoe je daar je eigen batterijen kon aan opladen. Nu rust je wel, maar je komt niet echt tot rust. De fysieke vermoeidheid heb ik ondertussen grotendeels weggeslapen, maar de mentale vermoeidheid los je niet op met je ogen dicht te doen. Je slaapt daardoor ook minder goed. Weet je, we gaan nu slapen omdat we moeten gaan slapen. Het is gemakkelijk middernacht. Terwijl ik vroeger om half tien in mijn bed lag.” (lacht)

“Ik zie de aankondigingen van vrijdag niet per se als een weg naar beterschap. Het moet gewoon omdat deze situatie niet te handhaven is. Ik ben ook al lang afgestapt van de idee dat we terugkeren naar ons leven van vroeger. Er zal altijd een sluier blijven liggen. Covid heeft ons leven voorgoed veranderd. Let op, wij gaan nog altijd van dag tot dag en van week tot week. Maar vast staat dat 2020 niet ons meest happy jaar wordt. En ik denk dat we daar niet alleen in staan.”

“Met collega’s of het ziekenhuis heb ik de jongste dagen amper contact. Dat is bewust, ja. Wie werkt, werkt door. En wie thuis is, is thuis. Er zijn collega’s die elke dag gaan en wat gecommuniceerd moet worden, wordt gecommuniceerd. Zo moet het volgens mij lopen. Als je niet aan het werk bent, ben je best niet te veel bezig met het werk.”

“We zullen trouwens beducht moeten zijn om posttraumatische stresstoornissen bij zorgverleners. Normaal moet je na zo’n periode van crisis en hoog tempo rust kunnen nemen. Maar ik kan je zeggen: die rust komt er niet. Er wacht ons een golf van uitgestelde pathologie, van uitgestelde afspraken en operaties. Er gaan zorgverleners sneuvelen, zowel fysiek als mentaal, omdat ze die broodnodige rust niet kunnen pakken. Er zijn bijvoorbeeld mensen die hun oncologische ingrepen al zeven weken uitgesteld zien. Dat is niet oké. Zowel op die patiënten als op de mensen die in de zorg staan, zullen we heel goed moeten letten.”