Dagboek van een spoedarts (27): “De politiek mist voeling met het veld”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Ik ben vandaag voor de eerste keer écht gecontroleerd geweest aan de grens van Nederland met België. Meestal volstaat het om te zeggen dat ik spoedarts ben en dat ik op weg ben naar mijn werk. Nu moest ik mijn badge laten zien en zelfs mijn kaart van de Orde bovenhalen vooraleer ik door mocht. De agent in kwestie bleef heel vriendelijk, maar hij wil waarschijnlijk het zekere voor het onzekere nemen. Ik kan het hem niet kwalijk nemen.”

“Er is één onderwerp waar ik vandaag vaak aan heb gedacht: de bezoekregeling in de woonzorgcentrum. Hoe kan je zoiets lanceren zonder er grondig over na te denken en te overleggen met de sector in kwestie? Net in een periode waarin iedereen zich terecht zorgen maakt over de oplopende cijfers qua besmettingen in de woonzorgcentra wordt een idee gelanceerd om net nog meer volk daar binnen te laten. Dat is gevaarlijk in twee richtingen: zowel om het virus binnen te brengen – al moet je er volgens mij vanuit gaan dat het overal binnen is – als iemand die weer uit het woonzorgcentrum vertrekt en net binnen het virus heeft opgelopen.”

“Ik hoor zeggen: het gros van de bewoners is niet besmet. Maar dat wordt gezegd op basis van een test met ongeveer 60 procent sensitiviteit. Er is een grote groep die het virus wel heeft, maar niet positief test. Ik begrijp dat er nagedacht wordt over het breken van de eenzaamheid en dat het psychisch lijden ook een risico is. Maar dit was niet het goede moment om zo’n plan te lanceren. Wat is het volgende? Patiënten in het ziekenhuis die ook bezoek kunnen krijgen?”

“Ik weet dat ik zeker niet de enige ben die er vandaag gefrustreerd door werd. Hoe kan het ook anders? We proberen met z’n allen zoveel mogelijk te sensibiliseren, mensen op hun plichten te wijzen, ‘blijf in uw kot’ te roepen. Maar dan komt zo’n uitspraak en voel je alle goede bedoelingen in elkaar stuiken. Zo voelt het aan hoor. Voor de directie en het personeel van woonzorgcentra was dat nieuws gisteren een kaakslag. Al helemaal omdat er absoluut niet met hen is overlegd.”

“Premier Wilmès had het op de radio vanochtend over ‘onmenselijk’. Maar – en ik wil voor alle duidelijkheid zeker niet iedereen over dezelfde kam scheren – wat is het verschil met drie maanden geleden? Eenzaamheid is altijd een probleem in woonzorgcentra en bij ouderen. Zouden kinderen en kleinkinderen nu plots elke dag in het rusthuis zitten? Ik vrees er eerlijk gezegd voor. Trouwens we kunnen nu aan het raam met de ouderen spreken of videochatten in veel gevallen. Dat is al een goede tussenoplossing.”

“Mijn eerste reactie gisterenavond was: is dit nu prioritair? Ik zou denken dat je moet kijken naar hoe je het onderwijs gaat organiseren, hoe je de bedrijven stilaan weer kan opstarten. Kortom hoe we na de crisis weer naar ‘het normale’ evolueren. Er zijn natuurlijk een aantal zaken die je nu kan beslissen die de situatie ten goede komen. Tuincentra en doe-het-zelfzaken openen vind ik bijvoorbeeld een goede zet. Daar kan je perfect de afstand ten opzichte van elkaar garanderen én je houdt de mensen thuis. Je geeft hen iets om handen. De zomerfestivals en massa-evenementen afgelasten, is ook niet meer dan logisch. Er restte niets dan valse hoop. Maar dan van die woonzorgcentra… Dat slaat in mijn ogen nergens op.”

“Vandaag heeft de politiek op elke mogelijke manier proberen terugkrabbelen. Maar eigenlijk is het kwaad bij velen geschied. Hoe denk je dat het personeel zich moet voelen? Je kan hen al niet voldoende beschermen. En nu zouden ze zich moeten bezighouden met het ontvangen en begeleiden van bezoekers? Die mensen komen nu al handen te kort om aan de noden van hun bewoners te voldoen. Neen, hier is echt onvoldoende over nagedacht.”

“We missen in mijn ogen een leider. Iedereen neemt maar standpunten in, lanceert ideetjes, uit meningen. Maar er is géén rechte lijn. Kijk naar Duitsland, daar lukt dat wel. En het resultaat is er: ze scoren heel goed als je naar hun curve kijkt. Bij ons heb je al die mensen op al die niveaus. Het is absurd. Op die manier kan je geen goed beleid uitstippelen. Ik vraag me echt af of de mensen die beslissen wel voeling hebben met het veld. Natuurlijk is het niet zo zwart-wit als ik het nu voorstel. Maar het heeft me eigenlijk wel geschokt.”

“Weet je wat het probleem eigenlijk is met de Belgische regels? Het is allemaal heel onduidelijk. Dat is typisch. Het maakt het voor de mensen heel moeilijk, net omdat het gewoon bijna niet meer te snappen is. We doen dit, maar dit mag nog en dit ook en misschien dit als je dit. Ik kan het de meeste mensen bijna niet meer kwalijk nemen dat ze het niet meer begrijpen. Misschien waren we beter gewoon meteen streng geweest, zonder uitzonderingen, zonder achterpoortjes. Je gezond verstand zegt wel dat het niet kan, maar nu zijn er zodanig veel openingen om de boel te omzeilen. Ik geef toe dat het moeilijk is. Misschien is handhaven enkel mogelijk als je een echte lockdown hebt, zoals in China of Italië.”

“De ‘deadline’ ligt nu op 3 mei, gewoon weken opgeschoven. Maar ik zou me daar ook nog niet té veel op vastpinnen. De laatste dagen zien we weer een lichte stijging – ik durf er geld op inzetten dat die te wijten is aan het goede weer. Het is natuurlijk afwachten of die trend bevestigd wordt. Op deze manier wordt het een ellenlange strijd, die mensen uitput. Rekken en sleuren terwijl meer en meer mensen de kantjes zullen willen opzoeken. De zorgverleners staan nog altijd recht, maar ooit komt er een moment dat je plooit. Je wordt ergens moedeloos door die ‘hoelang nog’-vraag. Hoelang nog onder deze omstandigheden? Hoelang breng ik mezelf en mijn gezin nog in gevaar?”

“Maar goed, ik wil niet neerslachtig zijn. Ik ben normaal altijd goedgezind, al wordt het mij nu niet echt gemakkelijk gemaakt. (lacht) Er wordt ook over niets anders dan covid gebabbeld en elke dag lijkt op elkaar. Ik ben vooral blij dat er bij ons geen Spaanse of Italiaanse toestanden zijn. Ik kus elke dag mijn twee handjes dat ons systeem het aankan. Ik denk ondertussen wel in termen van maanden. Die piek zal uitblijven, maar de daling… Die is nog lang niet ingezet.

“Vanavond is mijn laatste nacht in lange tijd in Menen. Zondag is er nog een 24-urenshift in Torhout. En daarna ben ik in theorie thuis tot 30 april. Ik heb wel nood aan die pauze. Mijn man zegt dat hij merkt aan mij dat ik op mijn limiet zit. Fysiek moe, mentaal nood aan rust. Ik moet slaap inhalen. Het zegt eigenlijk genoeg dat ik vanmiddag op bed ben gaan liggen en binnen de twee minuten lag te slapen. Gelukkig slaap ik goed, maar ik moet het gewoon vaker en langer kunnen doen.” (lacht)