Dagboek van een spoedarts (25): “Zo jammer dat enkelingen het voor iedereen verpesten”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Het aantal covidpatiënten op de spoeddienst in Menen lag vandaag weer beduidend hoger. We moeten weer meer mensen opnemen, zeker in vergelijking met vorige week. Ik sprak er ook over met een collega, ook hij had het al gemerkt. We zitten een dikke week na het mooie weekend, dat eerste moeilijke weekend om de regels aan te houden. Het is exact de periode die je kan verwachten om het effect in de cijfers weerspiegeld te zien. Let op, covid-19 heeft niet de overhand op de spoeddienst. Maar waar er eind vorige week shifts waren zonder, zijn er nu toch makkelijk weer een paar op een namiddag.”

“Ik hou dus weer een beetje mijn hart vast voor wat komt. Dit is het rapport van het gedrag van vorige week. Het virus is niet moe, het wacht gewoon even tot de mensen toegeven en het weer zijn gang kan gaan. Het virus ziet wat dit weekend is gebeurd, graag gebeuren. Ik denk niet dat er een concurrent is voor de vermenigvuldigingssnelheid van covid-19. Een tweede piek nog deze maand is zeker realistisch. We moeten daar niet flauw over doen, we moeten daar eerlijk over zijn.”

“De frustraties onder zorgpersoneel loopt op, dat merk je zeker op sociale media. Wij zitten echt wel in de shit, maar sommigen lijken zich dat niet aan te trekken. Ik weet dat we dat niet persoonlijk mogen nemen, maar het komt toch hard aan. Het lijkt alsof mensen niet willen geloven wat wij en experten vertellen. Mensen zijn uiteraard verantwoordelijk voor hun eigen gedrag en uiteindelijk zullen ze de prijs ervoor betalen. Maar het ding is: zij niet alleen. Wat zijn doen verhoogt het risico voor iedereen. Het brengt anderen in gevaar én je zorgt er mee voor dat de maatregel nog verlengd en verstrengd worden. Niet alleen help je ons dus niet, je straft ons. Je brengt de hele bevolking in gevaar en zelfs het hele functioneren van ons land. Deze situatie kan je ook economisch gezien geen maanden blijven aanhouden.”

“En geloof me, de boel zal op slot blijven zolang dat nodig is. Het water komt dichter en dichter, staat hier en daar al aan de lippen en uiteindelijk gaan we kopje onder. En dan spreek ik nog niet over wiet dat nadien allemaal gaat betalen. Er wordt gegoocheld met premies, die niet altijd even doordacht zijn. Ook dat is een probleem waar we nog mee zullen moeten omgaan.”

“Mijn mama zei dat ik niet zo negatief moet zijn. Ik wil graag positief blijven, maar er is niet zo heel veel om vrolijk over te zijn. Ook mijn wereld is jammer genoeg beperkt tot werken en de quarantaine opvolgen thuis. Je kan niet vertellen over activiteiten, over ontmoetingen… Ik wil wel graag benadrukken dat heel veel mensen, de overgrote meerderheid wél hun best doen. We richten ons misschien te vaak op die uitzonderingen. De spotlights staan te veel op zij die het verkeerd doen. Ook bij de meerderheid lopen de frustraties over die enkelingen op. Maar het is zo jammer dat die enkelingen de hele boel saboteren. Ik zei het al: misschien zal het voor die mensen pas duidelijk zijn als iemand in hun omgeving getroffen wordt. Ik wens het niemand toe, echt niet. Want het is een verschrikkelijk vies beestje. Maar misschien is dat de enige manier om het hen te laten snappen.”

“Al die mensen die dit weekend op 1,5 meter stonden aan te schuiven aan een ijsjeskraam… Die regel is niet heilig hé. Het virus kan vier meter overbruggen door de lucht. Als je op 1,60 meter staat, zal het niet plots zeggen: oei, neen, daar kan ik niet bij. Je kan je misschien veilig voelen, maar dat ben je niet. Je moet gewoon thuisblijven. Misschien moeten die regels op dat vlak gewoon nog veel concreter worden gemaakt. Blijf gewoon thuis. Mensen interpreteren alles op hun eigen manier, zoveel mogelijk in hun eigen voordeel.”

“Ik ben gestopt met mij er druk in te maken. Ik weet toch dat ik er geen controle over heb. Ik kan niets meer zeggen, niets meer doen. Wie het nu niet snapt, zal het nooit snappen. En als ik er over blijf piekeren, ga ik er zelf allen maar ongelukkig van worden. Ik wil niet negatief zijn. Het is gewoon niet eerlijk dat een paar mensen het voor de hele groep kunnen verpesten.”

“Het nieuws van een positieve test brengen aan patiënten en hun familie blijft moeilijk. Maar erg genoeg wordt het ook een gewoonte. Ik vertel het met tact en medeleven, maar het is ondertussen al de zoveelste keer. Ook dat went, en dat vind ik eigenlijk zelf erg. Ook die beschermende kledij aantrekken is doodnormaal geworden. Het is een automatisme, ik hoef er niet meer bij na te denken. De hele procedure is een deel van onze dagelijkse routine geworden. Dat gevecht met die kledij is voorbij. Het is niet aangenaam en het zal nooit aangenaam worden. Maar ik besef ook dat het niet volgende week voorbij zal zijn, waarschijnlijk zal het nog maanden duren, en dat ik er maar beter vrede mee kan nemen. Dat lukt wel.”

“Eens te meer is het duidelijk dat dit de nieuwe werkelijkheid is. Des te sneller ik dat accepteer, des te beter voor mezelf en mijn omgeving. Je kan je blijven wentelen in zelfbeklag, maar daar schiet niemand iets mee op. Ik doe nog altijd mijn werk zoals ik dat vroeger altijd deed. Er is natuurlijk de nieuwe ziekte, maar ook dat maakt ondertussen deel uit van het werk. We worden nu bijzonder op een voetstuk geplaatst, terwijl de riem jaren aan een stuk fors werd aangehaald. Maar we klagen niet. Je kiest heel bewust voor dit beroep, wat er ook op ons afkomt, we gaan er altijd zijn voor onze patiënten. Dat zit ingebakken in verpleegkundigen en artsen.”

“Je moet het natuurlijk kunnen volhouden, je moet sterk in je schoenen staan. Velen van ons hebben in het verleden al verschrikkelijke zaken gezien en meegemaakt. Zware ongevallen, kinderen reanimeren, dat hakt er stevig in. Je weet als arts of verpleegkundige dat je met je werk effectief een verschil kan maken. Dat geeft voldoening. Die dankbaarheid van mensen, een reanimatie die lukt, mensen kunnen helpen: er is niet dat daar tegen op weegt. Zo’n 3,5 jaar geleden heb ik een kindje van drie jaar gereanimeerd na een zwaar ongeval. Dat kindje gaat nu weer naar school en elk jaar stuurt de mama mij een kaartje of een berichtje. Dat doet zo’n deugd, dat kan je je niet inbeelden. Alleen daardoor kan je jaren verder.”