Dagboek van een spoedarts (18): “We staan verdikke goed recht in deze storm”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Ik weet niet of je dat in de omstandigheden van vandaag kan zeggen, maar vandaag was een goede dag. Het was druk, heel druk. Voor het eerst hebben we de volle capaciteit op de spoeddienst benut. Ook de extra tent en de extra uitbreidingszones. Alle bedden waren volzet. Vroeger zat daar al snel een patiënt met een bloedneus en een gekneusde enkel tussen, nu gaat het zo goed als altijd om covidpatiënten. Die vraagt veel onderzoek, veel handelingen, veel telefoontjes naar collega’s ook. Dat is een stuk intenser dan de gewone spoedpathologie.”

“Ik heb wel de indruk dat die gewone spoedpathologie ondertussen weer stilaan op gang komt. Die komen natuurlijk bovenop de covidpatiënten. Eigenlijk zie je drie groepen. De mensen met typische klachten van een covidbesmetting, met respiratoire klachten en hoge koorts. Daarnaast heb je een groep patiënten die niets met covid te maken hebben. Eenmalige trauma’s of appendicitis bijvoorbeeld. En dan heb je een derde groep die én de normale pathologie hebben én ook besmet zijn met het virus. Vaak asymptomatische dragers die met een buikpijn binnenkomen bijvoorbeeld, maar bij wie jet op de eerste onderzoeken en scans ook de typische resultaten van een coronabesmetting krijgt. Daar moet je als arts bijzonder alert voor zijn.”

“Ik merk dat onze mensen in het ziekenhuis zich heel snel aanpassen, ook aan deze chaos. Er is een nieuwe structuur, een nieuw normaal aan het groeien. Het voelde vandaag bijna als ‘een gewone dag op het werk’. Ook al draag je die beschermende pakken en staat heel de spoeddienst overhoop, de angst voor het virus is niet meer zo allesoverheersend. Het went, en je krijgt het gevoel van kracht. Ik loop hier nu al vier weken rond, op deze risicovolle plaats en ik sta nog altijd goed overeind. Misschien raak ik hier wel door, mijn lichaam is misschien sterk genoeg. Het kan natuurlijk dat het nog moet komen, maar die kans acht ik nu al bijzonder klein. Dat vertrouwen groeit. In jezelf, in je eigen lichaam.”

“Ik merk ook een groeiend vertrouwen bij collega’s. De mentale kracht in het ziekenhuis neemt toe. De chaos is weg, de infrastructuur en de mensen zijn er. Meer en meer krijg je ook aandacht voor elkaar, zowel voor de job als voor de persoon. In het begin was iedereen aan het vechten voor zichzelf. Om zelf recht te blijven. Logisch ook. Nu merk je dat de kracht van het collectief toeneemt We hebben nog wat over om aan anderen te geven, elkaars ogen en oren te worden, elkaar te helpen en te ontlasten. Ook al is dat soms ver buiten je eigen comfortzone. We voelen dat we beetje bij beetje sterker in onze schoenen staan. Geweldig om te zien.”

“Ik ga vandaag met een heel ander gevoel dan vrijdag naar huis. Ondanks de volle spoed, ondanks de zieke mensen, ondanks het van hot naar her lopen. Misschien was het zelfs drukker dan eind vorige week. Maar het gevoel zit goed. Ik heb mijn werk goed kunnen doen, ik durf denken dat het in orde komt. Ik kus mijn twee handjes dat ik in mijn West-Vlaams ziekenhuis kan werken. We zien ook wat er in andere landen gebeurt. Ons zorgsysteem doet het verbazingwekkend goed. Je kan zeggen wat je wil over centraliseren, over het teveel aan dokters. Maar we staan verdikke goed recht in deze storm. De samenwerking met ziekenhuizen waar het moeilijker loopt, staat ook goed. Er zijn vandaag Limburgse patiënten naar Kortrijk gekomen. Roeselare staat ook klaar om bij te springen. Zonder daar al te veel vragen bij te stellen, schakelen we onze hulp in voor elkaar. Dat geeft ook een boost aan de collega’s die ginder vechten. Zij weten dat er nog een sterk bataljon klaarstaat, klaar om ons te helpen.”

“We durven lachen, we durven hoopvol zijn en we durven positief vooruitkijken. Dat is wel een belangrijke om de komende dagen en weken aan te vatten. Dit is een nieuwe realiteit, een nieuwe wereld. Maar wij kunnen ons werk doen. Elke patiënt een eerlijke kans geven. En dat zullen we altijd blijven doen.”

“Morgen wordt een leuke dag, zeker voor de kinderen. De grote rendez-vous met oma en opa aan de grens. (lacht) Het vooruitzicht alleen al is genoeg om iedereen te zien stralen. De ogen van mijn kinderen begonnen meteen te blinken, en er is nog helemaal niets gebeurd. Die bijzondere sprankel, prachtig om te zien. Dinsdag is dat de hele dag: Wanneer vertrekken we? Is het al 16 uur? De jongens zullen daar de hele dag mee bezig zijn. Aan deze quarantaine merk je hoe rijk je leven was en hoe waardevol sociale contacten zijn. Op dit moment kan je mijn kinderen geen beter cadeau geven dan een ontmoeting met oma en opa. YouTube en de PlayStation hebben ze ondertussen wel gezien. Nu snakken ze naar het gewone. Ik kijk er eerlijk gezegd ook enorm naar uit. Morgenochtend naar de winkel, iets kleins halen om te aperitieven aan de grens. Heerlijk. Ik kan niet wachten.”