Dagboek van een spoedarts (14): “Ik wil het verschil maken, ik hunker naar dat gevoel”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Als je thuis bent, beginnen de dagen wel wat op elkaar te lijken. Vandaag was het ook koud buiten, een ijskoude wind hier in Zeeland. De voormiddag stond in het teken van het schoolwerk van de kinderen, in de namiddag ben ik beginnen lezen in een boek van Rutger Bregman. De meeste mensen deugen. Heel interessant en best actueel ook, omdat het gaat over hoe in crisissituaties het goede in mensen naar boven komt, het solidaire. Terwijl je misschien soms het omgekeerde zou verwachten.”

Me-time vinden in een huis waar voortdurend mensen rondlopen, is niet zo evident. Zeker met twee kinderen van zes en tien. (lacht) Je moet actief op zoek gaan naar rust, je bewust afzonderen. Soms voelt het alsof ik verloren loop in mijn eigen huis. Ik ben wel bezig, heb dingen te doen, maar het voelt allemaal anders. Waar en wanneer gaat die quarantaine eindigen, is een vraag die almaar vaker opduikt.” (lacht)

“Me-time vinden in een huis waar voortdurend vier mensen rondlopen, is niet zo evident”

“Ik verlang eigenlijk om morgen weer te werken. Naar mijn gevoel sta ik al te lang aan de zijlijn. Ik wil het verschil maken, me nuttig voelen. Ik hunker daar eigenlijk wel naar en voel me bijna schuldig om thuis te zitten. Ik geniet van mijn vrije dagen, begrijp me niet verkeerd, en ik weet dat mentale en fysieke rust nodig is om de strijd tegen covid te kunnen blijven voeren, maar ik draag gewoon heel graag mijn steentje bij. Morgen dus dagdienst in Torhout. Ik kijk ernaar uit.” (glimlacht)

“Er duiken – gelukkig – meer en meer mooie verhalen op van mensen die het ziekenhuis kunnen verlaten. Dat is een van de nadelen op de spoeddienst: wij zien mensen binnenkomen, maar we zien ze nooit vertrekken. Maar mensen van wie je weet dat ze er niet goed aan toe waren, naar huis zien gaan, geeft courage. Zeker! Bij een reanimatie is dat ook zo. Nog meer als het over kinderen gaat. Dan voel je weer des te meer waarom je het doet. Dat de patiënten of de familie later ook weer contact opneemt, wordt enorm geapprecieerd in het ziekenhuis. Mensen met hun hele verhaal, hun familie leren kennen. Dat geeft een mentale push.”

“Wij zien mensen binnenkomne, maar we zien ze nooit vertrekken. Dat is een van de nadelen op de spoeddienst”

“Dat er patiënten verhuizen van ziekenhuis is op zich niet nieuw. We zien dat nu in Limburg gebeuren, in Nederland gebeurt het ook. De zorg voor de patiënt staat voorop. Zorgen voor spreiding om zo de gehele capaciteit niet te overschrijden, is de juiste oplossing. Zolang de capaciteit er is, vul je bedden. Waar die bedden ook staan. Een vraag die we ons ook misschien moeten stellen: wat doe je met patiënten uit het buitenland. Wat met Fransen in Menen bijvoorbeeld? Een mens is een mens, een patiënt is een patiënt. Makkelijk is dat natuurlijk niet, want de lokale bevolking stelt zich daar vragen bij. Op dat vlak is de strijd tegen corona dus ook zeker een ethische en mentale strijd. Absoluut.”

“De discussie over mondmaskers blijft woeden, al moet ik toegeven dat ik er persoonlijk niet echt mee bezig probeer te zijn. Ik heb geleerd – of ben nog altijd aan het leren – om dat waar je geen controle over hebt, los te laten. Als ik me daar ook druk moet overmaken, gaat mijn bloeddruk de hele dag in het rood. (lacht) Ik heb het daar persoonlijk niet altijd makkelijk mee. Ik ben een echte controlefreak. Routine is belangrijk voor me. Maar je moet toch proberen accepteren wat je zelf niet kan veranderen.”

“Ik ben een echte controlefreak, maar ik moet toch proberen accepteren wat ik zelf niet kan veranderen”

“De mondmaskers dus. (lacht) Er is in het begin enorm gehamsterd door mensen die dat niet nodig hebben. En dat is absoluut niet correct. Ik sprak vandaag met een vriendin die werkt als poetshulp bij Familiehulp: zij werkte door en heeft vandaag – vandaag hé, midden week drie – haar eerste mondmasker en eerste handgel gekregen. Terwijl dat net de mensen zijn die dat materiaal nodig hebben. Thuisverpleegkundigen ook, verzorgden, mensen die in een woonzorgcentrum werken. Risicogroepen uiteraard ook. Als je een ladder met prioritaire situaties zou zien, staan die mensen bovenaan. Niet de ‘gewone’ man of vrouw in de straat. Er zijn heel veel mensen op die mondmaskers gevlogen voor wie het dragen geen verschil maakt. Nu erover discussiëren is eigenlijk vijgen na Pasen, maar toch. Ik vond het verschrikkelijk om te horen dat mensen die van huis naar huis gaan om te werken en met allerlei mensen en omgevingen in contact komen, geen bescherming hadden. Noch voor zichzelf, noch voor de mensen die ze ontmoeten.”

“Als je een ladder met prioriteiten schetst, staan thuisverpleegkundigen, poetshulpen, mensen in een woonzorgcentrum bovenaan voor mondmaskers. Niet de ‘gewone’ man of vrouw in de straat”

“Ook in het ziekenhuis hebben we geen overvloed aan beschermend materiaal. Ik draag ook één masker per shift van 12 uur, terwijl je die normaal na 4 uur moet wisselen. De laatste keer dat ik werkte, recycleerden wij de gebruikte FFP2’s door ze na gebruik in een gesloten enveloppe te steken en die na vijf dagen opnieuw te gebruiken. Dan zijn die ‘coronavrij’. Natuurlijk is dat verre van ideaal, maar we moesten spaarzaam zijn. Morgen krijg ik een nieuwe update en de laatste richtlijnen hieromtrent. Ik heb altijd voldoende beschermende kledij en materialen gehad, alleen kunnen we ze niet optimaal gebruiken. Daarom ook dat we iedereen die maskers, schorten, handschoenen, noem maar op, schenkt zo enorm dankbaar zijn.”