Dagboek van een spoedarts (10): “Ik voel nog altijd controle over de situatie”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Mijn nachtdienst in Menen was druk. Niet druk dat ik niet meer wist waar kijken, maar we hebben wel de hele nacht moeten doorwerken. Zo goed als alle patiënten waren coronabesmettingen, eigenlijk was het een constante stroom aan mensen met ademhalingsproblemen. Er waren ook mensen die vorige week al waren onderzocht, positief testten maar toen naar huis konden om verder uit te zieken. Onderzocht, getest, scan genomen en toen beslist dat een ziekenhuisopname niet aan de orde was. Voor hetzelfde geld raken die mensen daar ofwel vlot ofwel met wat vallen en opstaan door. Anderen krijgen het wel ontzettend moeilijk.”

“Na overleg met de longarts van wacht hebben we beslist om nieuwe scans te maken. Ook dat is een afweging want je wil mensen zoveel mogelijk voor radioactieve straling behoeden. Maar ook al heb je klinisch een vermoeden van een verergerde situatie, het blijft wachten op de beelden. Het was ook wel interessant om het verschil in de scan te zien: waar het bij de ene vrij stabiel is gebleven qua longschade, was het bij de andere ongelooflijk erger geworden. Pas op die vergelijkende scan zie hoe verwoestend dat virus op een week tijd te werk gaat. Hallucinant om te zien.”

“Op die vergelijkende scan – een week geleden versus vandaag – zie je hoe verwoestend dat virus te werk gaat”

“Een typevoorbeeld van ‘dé covidpatiënt’ zie ik niet. Ik zie veel ouderen, maar ook veertigers en vijftigers. Er zijn ook niet opvallend meer mannen dan vrouwen, althans niet bij ons. Ik zie ze in alle maten en gewichten.”

“De meeste mensen beseffen wel hoe erg het gesteld is met hen. Ik vind dat je als patiënt altijd het recht hebt om te weten hoe je toestand is. Gaan verbloemen, daar heeft niemand baat bij. Ook al merk je angst en zie je de vele vragen in hun ogen. Mij gaat het vooral om de manier waarop je nieuws brengt en uitleg geeft. Je moet als arts houvast en steun bieden. Dat is mijn overtuiging. Voorspellingen doen is trouwens enorm moeilijk want wat wij op dit moment objectief vaststellen, hoeft niet noodzakelijk altijd op dezelfde manier te evolueren. Mensen zijn sterk, heel sterk. En elke mens is anders.”

“De situatie verbloemen? Daar heeft niemand baat bij”

“Natuurlijk kan je niet altijd iedereen geruststellen, maar je moet eerlijk en oprecht blijven. Bij een muginterventie bij een covidpatiënt die je moet opnemen, is er ook de uitleg aan de familie die achterblijft. Dan moet ik hen zeggen dat ze best nu afscheid nemen. Ik wil niet liegen, ik wil ook geen angst zaaien. Ik zeg dan: je weet niet hoelang het zal duren eer je hem opnieuw ziet. Dat is moeilijk. En ik heb op dat moment echt het gevoel in een slechte film te zitten. Er zijn situaties waarin je mensen meeneemt naar het ziekenhuis van wie je weet dat de kans groot is dat je machteloos zal blijken Als arts op voorhand weten dat je wel steun kan bieden, maar niet kan behandelen, is een situatie die wij niet vaak meemaken. Je kan meestal wel iets actiefs doen aan een oorzaak van een ziekte. Er zijn mogelijkheden. Nu niet. Geen behandeling, alleen ondersteuning. Dat komt soms hard binnen en is heel frustrerend.”

“Wat je ook hebt, bij die tweede golf aan patiënten, is een zekere frustratie. Waarom heeft de huisarts mij drie of vier dagen geleden niet naar hier gestuurd? Dat soort vragen. Omdat er toen nog geen nood was, omdat het beter is om thuis te blijven dan in het ziekenhuis te moeten vertoeven, moet je dan antwoorden. Ja maar, hier zou ik tenminste behandeld kunnen worden.Daar moet je dan op antwoorden dat er geen behandeling is. Wij kunnen enkel ondersteunen en zorgen dat het lichaam sterker is dan het virus. Wij kunnen niet zomaar een pilletje geven om te genezen. Dat is voor veel mensen moeilijk om te vatten. Die uitleg elke keer opnieuw doen, hoort er gewoon bij. Ik neem daar graag de tijd voor en blijf altijd geduldig. Het is onze rol om zo goed mogelijke informeren, en zo moed en houvast te geven.”

“Als arts op voorhand weten dat je niet kan behandelen, is iets wat wij niet vaak meemaken. Nu kunnen we alleen ondersteunen. Er is geen medicatie”

“Telefoontjes naar familieleden van mensen die worden opgenomen, bijvoorbeeld uit een woonzorgcentrum, vind ik ontzettend zwaar. Soms zijn patiënten er heel slecht aan toe, maar je moet die familie toch zeggen dat ze niet kunnen langskomen. Je kan en mag hen geen afscheid laten nemen, omdat je nu eenmaal met die besmetting zit. Daar gaat het over, niet over het afscheid. Dat is tegen mijn natuur, tegen mijn hart. Met kinderen hetzelfde. Mama moet in de wachtzaal blijven, soms uren zitten wachten, omdat de spoeddienst vol ligt met positieve gevallen. Je wil het absoluut menselijk houden, maar je moet altijd rekening houden dat je niemand onnodig in gevaar brengt. Die afweging maken, is niet altijd even gemakkelijk.”

“Wat vandaag voor mij heel confronterend – en ook angstaanjagend – was, was het artikel over het overlijden van de 30-jarige verpleegster. Ik troost mezelf met de gedachte dat mijn lichaam sterk is, dat ik gezond ben. En dat ik, mocht ik besmet raken, het zou aankunnen. Je moet voor jezelf ook die houvast vinden, uiteindelijk begeef je je toch elke dag tussen de positieve patiënten. En dan lees je die titel van dat artikel. Ik denk dan meteen: dat wil ik niet weten. Ik heb het stuk ook niet gelezen, enkel de eerste zinnen. Daarna ben ik afgehaakt. Bewust.”

“Het artikel over het overlijden van de 30-jarige verpleegster, was heel confronterend. En ook angstaanjagend eigenlijk”

“Nu ben ik normaal drie dagen thuis en wil ik vooral loskoppelen. Alles zoveel mogelijk loslaten. Ik voel nog altijd controle over de situatie. Komende week wordt cruciaal. We zijn voortdurend bezig in het ziekenhuis, maar alles blijft beheersbaar en overzichtelijk. Ook op intensieve zorgen. Als we de nood aan opnames blijven spreiden, zullen we die controle ook houden. Ik verwacht dus niet dat het morgen ineens zal ontsporen. En mocht dat toch zo zijn, dan liggen de noodscenario’s klaar en ben ik paraat om mijn bijdrage te leveren. Absoluut. Het probleem kunnen we niet wegnemen, we kunnen het enkel opvangen. De kans bestaat natuurlijk dat ik word opgeroepen. En er kan altijd een collega uitvallen die ik moet vervangen. Ik hoop vooral goed te kunnen slapen, ik voel dat ik zowel fysiek als mentaal nood heb aan rust. Elke dag die ik heb, wil ik gebruiken om de batterijen weer op te laten. De rest zien we wel.”

“Ik heb nog nooit hoog opgelopen met Trump, maar nu zal er bloed aan zijn handen kleven”

“Nog één iets misschien. Ik zit met open mond te kijken naar de VS. Die Trump haalt een apocalyps op zijn nek en hij weet het niet eens. Of hij wil het niet geweten hebben. Hij denkt dat de Amerikanen er wel zullen tegen kunnen. Dat met veldhospitalen waarin amper een onderzoekstafel en een stoel staan, de strijd tegen covid-19 gewonnen zal worden. Maar het zal daar verschrikkelijk worden. Ver-schrik-ke-lijk, geloof me. Niet alleen is er niets van preventie, er is ook geen toegankelijke gezondheidszorg. Probeer als gewone Amerikaan daar maar eens te overleven. Ik durf er niet meer naar kijken, eerlijk waar niet. Ik heb nog nooit hoog opgelopen met Trump, maar nu zal er bloed aan zijn handen kleven.”