Dagboek van een leerkracht en moeder (19): “De normale rush is herbegonnen”

Kim Dumarey (37): leerkracht Nederlands in het secundair onderwijs en moeder van twee kinderen uit de basisschool. © foto JS
Johan Sabbe

Kim Dumarey (37) woont met haar man Jens Vanoverberghe (37) en hun kinderen Ilke (11) en Loïk (10) in Torhout. Ze geeft in die stad les aan de Middenschool Sint-Rembert: Nederlands aan het eerste en tweede jaar secundair. Dochter Ilke en zoon Loïk zitten respectievelijk in het zesde en vierde leerjaar van vrije basisschool Driekoningen. We praten met Kim over het leven in tijden van corona. Als leerkracht én moeder.

“Vrijdag 5 juni. Op de radio zeiden ze het vanochtend al: na corona mogen veel kinderen weer naar school. Ook bij ons is de normale rush van weleer herbegonnen. Vanaf vandaag gingen onze dochter en zoon opnieuw naar school. Gisterenavond hadden ze al, onder lichte dwang, de tijd genomen om hun boekentas te vullen. Zo’n ding mag gemiddeld 10 % van het totale lichaamsgewicht wegen, maar dit keer werd de limiet ruimschoots overtroffen. Turngerei, boeken, boterhammen en waterfles werden in de schooltas gestouwd. Gelukkig hebben de kids beiden een bagagedrager op hun fiets. Het fluohesje werd vanonder het stof gehaald, de fietshelm opgezet en fris en monter vertrokken broer en zus naar school.”

“Voor broer was het intussen ruim twee maanden geleden dat hij zijn juffen en turnmeester in het echt gezien had. De laatste weken had hij wel een aantal keer kunnen deelnemen aan een praatbox. Dat is een virtuele klasruimte waarin hij de juf, de vriendjes en de vriendinnetjes kon spreken. Ook was er een chatoptie. Ik heb menig hartje en emoticon de revue zien passeren. Loïk is, in tegenstelling tot zijn zus, eerder gesloten. Hij praat niet honderduit over wat hij denkt. Het viel moeilijk in te schatten wat hij van de dag verwachtte. Gisterenavond kon hij moeilijk de slaap vatten. Ik vermoed dat de spanning hem wat in de greep had. Het was voor ons een geruststelling dat zus hem vandaag mee op sleeptouw nam.”

“Ilke had er nochtans ook een mindere nacht op zitten. Niet zozeer vanwege de spanning voor school, maar door haar beugel. Normaal zou ze die beugel eerder gehad hebben, maar als gevolg van het coronavirus werd de zaak uitgesteld. Tot gisteren. Zij telde af, wij temperden haar enthousiasme. Ik vermoed dat ze na de voorbije nacht begrijpt waarom.”

“Zo’n buitenbeugel is geen lacheding. Gisteren is ze alleen naar de orthodontist gefietst, aangezien ik les mocht geven. Normaal vindt ze de tandarts heel rustgevend. Ze vleit zich gezwind op de stoel bij tandarts Delphine en onmiddellijk valt er een soort rust over haar. Dat gevoel is me totaal vreemd. Ik heb het niet zo voor tandartsen. Dit keer vertelde Ilke dat het geen plezieruitstapje was. De orthodontist en zijn assistente waren voorzichtig, maar ook doortastend bij de plaatsing van het nieuwe tandmeubel. Ilke heeft gelukkig haar tranen bedwongen.”

“Ik hoor de garagepoort en kwebbelende kinderstemmetjes. Ze zijn er… Broer en zus komen opgewekt binnen na de schooldag. Loïk lijkt weinig onder de indruk te zijn van de omstandigheden. Hij vertelt dat hij zijn handjes vaak moest ontsmetten en dat hij altijd aan dezelfde tafel diende te zitten. Voor de rest niet veel nieuws. Het aanpassingsvermorgen van kinderen is toch opmerkelijk.”

“Ilke lijkt heel tevreden te zijn over haar dag, maar ons stresskipje panikeert wel door de toetsen die op haar afkomen. Evalueren is nu eenmaal typisch voor het onderwijs. Welbevinden van de kinderen is één iets, testen van hun kennis en vaardigheden is een tweede. Het blijft belangrijk om de kinderen bij de pinken te houden én af te toetsen in hoeverre de leerdoelstellingen behaald werden.”

“Ook wij in de middenschool zijn volop bezig met het organiseren van de laatste lesweken. En daar hoort, u raadt het al, evaluatie bij. Vakwerkgroepen bepalen wat de meest essentiële leerstof is voor het komende schooljaar en plannen een toetsje. Het leven op school gaat weer min of meer zijn gewone gangetje. De gedachte dat we corona achter ons hebben, lijkt me echter te optimistisch te zijn. Maar ik ben in elk geval blij dat ik volgende week mijn eerste- en tweedejaars op de schoolbanken mag begroeten.”