Creatieve duizendpoot Raoul Servais: “Ik heb me in 92 jaar nog geen moment verveeld”

Raoul Servais. © Davy Coghe
Redactie KW

Ondanks een lonkende internationale carrière als animatiefilmer bleef Oostende, en later Leffinge, de thuishaven van Raoul Servais (92). Hij had in Oostende een zorgeloze kindertijd, bruusk afgebroken door de Tweede Wereldoorlog. De bezettingsjaren vormden hem tot een overtuigd pacifist en anti-fascist. Een gesprek over verleden en heden.

Een zelf ineengeknutselde camera – een sigarenkistje met meccano-onderdelen – uit 1946, een Gouden Palm op het Filmfestival van Cannes voor Harpya in 1979 en een eigen vleugel in Mu.ZEE in 2018: het zijn maar enkele mijlpalen in het leven en werk van Raoul Servais (92), de wereldwijd gewaardeerde pionier van de animatiefilm in België. De Mercator was een inspiratiebron, zo blijkt. “Zeker in mijn film Sirene herken je het silhouet van het vaartuig. Ik heb lange tijd in De Mast gewoond aan het Ernest Feysplein en daar keek ik iedere dag uit op de driemaster. Ik heb het ooit bezocht, maar dat is lang geleden.”

U bent van 1928. U hebt het Oostende uit het interbellum nog gekend?

“Vooral in mijn kindertijd. Toen hing hier nog een internationale Victoriaanse sfeer: chique hotels op de dijk, luxueuze herenhuizen, de renbaan, het kursaal… Vooral in Sirene, maar ook in Taxandria heb ik de grandeur van toen proberen te vatten.”

Zelf groeide u op in een 18de-eeuws pand in de Kapellestraat.

“Een imposant herenhuis, annex porselein- en kristalwinkel. Het was ooit een hotel waar Napoleon bij een van zijn bezoeken aan de stad nog geslapen heeft.”

U komt uit een welstellend bourgeoismilieu?

“Thuis spraken we Oostends of Frans. In de Albertschool heb ik de lagere afdeling nog in het Frans gevolgd. Samen met mijn zes jaar jongere broer beleefde ik een zorgeloze kindertijd. Op zondag draaide mijn vader filmpjes van Charlie Chaplin en Felix de Kat. Daar ontsond mijn fascinatie voor het bewegende beeld.”

En toen vielen de bommen…

“Letterlijk ook op ons huis. Van de ene op de andere dag waren we straatarm. Mijn vader werd krijgsgevangen genomen in Duitsland. In de meidagen vluchtte mijn moeder met ons de stad uit. We zijn even tot voorbij het Franse Duinkerke geraakt, maar daar brak de hel uit met operatie Dynamo (zie de film Dunkirk, red). We werden omsingeld en zijn naar Oostende teruggekeerd. Op die terugweg heb ik een paar keer de dood voor ogen gezien. De kogels vlogen ons om het hoofd. Later leefden we ondergedoken in Gent. Sindsdien heb ik een afkeer voor eng nationalisme, racisme, oorlog… “Die bijna fysieke aversie ervoer ik al als kind, toen ik de VNV-jeugd en de jongeren van De Vlag zag marcheren door de straten van mijn stad.”

Iemand omschreef u ooit als de tedere anarchist?

“Ik heb in mijn films en mijn tekeningen, schilderijen en boeken altijd geageerd tegen alle vormen van geweld. Ik blijf een pacifist tot in mijn kist.”

U woont al jaren in een gerestaureerde hoevetje in de Leffingse polders. Nooit eenzaam?

“Jamais! Ik hou van de rust hier, samen met mijn 12-jarige kat Capucine. En ik blijf nog elke dag artistiek creatief bezig: ik teken, ik schrijf,… Ik heb mij in die 92 jaar nog geen moment verveeld.”

“Ik blijf een pacifist tot in mijn kist”

Komt u nog vaak in uw geboortestad?

“Zelden. Alleen uit sociale verplichtingen of omdat ik de trein neem naar Gent of Brussel. Als ik in mijn Leffingse tuin sta, dan ruik ik de zee en zie het Ensoriaanse licht boven de skyline van Oostende. Meer moet dat niet zijn.”

U bent een fervent gebruiker van het openbaar vervoer?

“Ik heb nooit auto leren rijden. Het interesseerde me niet. Ook al heb ik een rijbewijs. De dichtste bushalte ligt op 3 km van mijn huis. Tot enkele jaren geleden reed ik wel nog met een motorfiets. Maar ik ben een paar keer gevallen en nu verplaats ik me naar de halte met een Benidorm Bastard-rollator. Met wind in de rug haal ik 10 km per uur.”

James Ensor, filmer Henri Storck… u hebt ze allen gekend?

“Ensor kwam altijd zijn borstbeeld groeten in Den Hof en dan sprak hij af en toe mijn moeder aan. Zij was een beeldschone vrouw, maar mij zag hij niet staan (lacht). Spilliaert heb ik niet persooonlijk gekend, maar ik ben wel een grote bewonderaar van zijn oevre. Cineast Henri Storck was dan weer een echte vriend. Hij is hier vaak op bezoek geweest.”

Ensor en Spilliaert hebben na hun dood lang moeten wachten op een eigen vleugel in Mu.ZEE. U kreeg die, naast het ereburgerschap van de stad, twee jaar geleden al.

“Daar ben ik de stad Oostende enorm erkentelijk voor. Op die manier krijgt mijn artistieke erfenis een zinvol onderkomen in mijn vaderstad. Wellicht in het najaar opent in het Belvédèremuseum naast het koninklijk paleis in Brussel een andere permanente expo over mijn werk.”

Nog plannen?

“Ik heb het filmscenario geschreven over de vriendschap tussen een Duits en een Frans soldaat tijdens de Eerste Wereldoorlog die dezelfde passie hebben: de duivensport. De titel wordt wellicht Der lange Kerl. Het is een Belgisch-Franse coproductie.”

Tot slot: bent u bang voor de dood?

“Helemaal niet. Ik vind het alleen spijtig dat ik ooit het leven zal moeten achterlaten. Ik leef ontzettend graag en hoop dat nog zo lang mogelijk vol te houden.” (ML)