Clubicoon André Piccu viert zijn honderdste verjaardag

André Piccu.© Davy Coghe
André Piccu.© Davy Coghe
Stefan Vankerkhoven

Op woensdag 26 mei viert André Piccu zijn honderdste verjaardag. Ruim een halve eeuw lang was hij secretaris van het jeugdcomité en ploegafgevaardigde van Club. “Ik mocht in 1978 voor de legendarische Wembley-finale het wedstrijdblad invullen!”

“Het mensdom heeft geen vat op zijn eigen leven. Wie zit er aan de knoppen? wie is de dirigent?” vraagt André Piccu zich af. Dezer dagen speelt hij met woorden en pent hij zijn levenswijsheid neer in dikke mappen, om de eenzaamheid te bestrijden in deze coronatijden. De onderwerpen van zijn 266 artikels zijn divers: van de pandemie, over de Brexit, Donald Trump en Orson Welles tot zijn eigen gemoedstoestand.

“Er is toch niks interessants te zien op televisie, dus hou ik mij liever bezig met schrijven”, zegt de bijna eeuweling. André Piccu wacht vol ongeduld op zijn tweede spuitje, dat hem moet beschermen tegen covid-19. “Een gelukkige oude dag’ is één grote leugen: ik zie en hoor slecht en ben na twee valpartijen niet meer goed te been. Vier jaar geleden reed ik nog op mijn elektrische fiets en zat ik elke dag op de hometrainer. Wegens mijn ouderdomsastma heb ik het nu moeilijk om in slaap te raken. Maar de eenzaamheid weegt het zwaarst. Ik zie mijn familie weinig in deze coronatijden, omdat zoon Guy in Spanje woont. Volgende week vieren we wel mijn verjaardag met tienen bij dochter Wini.”

Zelfstandig wonen

En toch is André Piccu er fier op dat hij nog zelfstandig, zij het met thuishulp, kan wonen in zijn huis in de Dhoorestraat in Assebroek, dat hij 70 jaar geleden liet bouwen. “Ik heb even geproefd van de kortopvang in een woonzorgcentrum, maar dat beviel mij niet. Ik beslis zelf wat ik eet. Vanmiddag bakt de thuiszorg voor mij niertjes, patatten en prei!”

Het overlijden van mijn vrouw voelde alsof ze een arm van mij amputeerden

André Piccu haalt herinneringen op aan een rijk gevuld leven: “Mijn grootouders baatten een café langs de Baron Ruzettelaan uit, waar de arbeiders van de Brugeoise na hun dagtaak een pintje kwamen drinken. Klokslag om vijf uur stonden er vijftig vers getapte pinten op de toog klaar. Ik ben de enige zoon van Clementine Janssens en André Piccu ik draag dezelfde voornaam als mijn vader, die eerste schijnwerker en nadien beroepsmilitair was. Hij zat tijdens WO I als soldaat vier jaar in de loopgraven. Ik zelf ontsnapte met veel geluk tijdens WO II aan gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Met acht Bruggelingen zouden we in een Duitse fabriek tewerkgesteld worden, één van ons mocht in Brugge blijven. Onze namen werden in een bolhoed gegooid, de mijne kwam er als eerste uit…”

Brugeoise

Heel zijn loopbaan werkte André Piccu in de Brugeoise, waar hij bureauchef was. Op zijn 23ste huwde hij met Marcella Algoet. “Ik leerde mijn vrouw kennen op een bal in De Munte. In 1950 hebben we een huis gebouwd in Assebroek. We kregen twee kinderen, Guy en Wini. Nu heb ik vier kleinkinderen en vier achterkleinkinderen. 74 jaar lang heb ik lief en leed gedeeld met Marcella. Ze is elf jaar geleden gestorven, na ziekte, twee maanden voor haar 90ste verjaardag. Haar overlijden was een zware klap, ‘t was alsof ze een arm van mij amputeerden”, zucht André Piccu.

Het was Andrés echtgenote die hem in 1945 aanzette om jeugdafgevaardigde bij Club Brugge te worden. “Dan weet je wat gedaan tijdens de weekends, zei ze. Marcella wist niet dat door haar ingeving mijn carrière bij Cub zo’n vaart zou nemen: 57 jaar lang was ik jeugdsecretaris en 50 jaar lang ploegafgevaardigde! In 1977 werd ik zelfs aangesteld als beheerder bij Club. Tot in 2003! Mijn vrouw zelf had niks met voetbal. We kochten een klein appartement in Knokke: voor elke wedstrijd voerde ik haar naar de kust, zodat zij aan zee wat kon genieten…”

Wembley

“Toen ik in 1945 begon, had blauw-zwart geen jeugdspelers. Enkel een eerste ploeg en enkele reserven! Ik mocht de jeugdwerking uitbouwen. Raoul Lambert en Fernand Goyvaerts zijn de meest getalenteerde spelers die vanuit Clubs jeugd doorgestroomd zijn. Als ploegafgevaardigde heb ik met Club de halve wereld gezien. Dé mijlpaal blijft de finale van de Europese Beker voor Landskampioenen op 10mei 1978, toen Club op Wembley tegen Liverpool speelde en ik het scheidsrechtersblad mocht invullen.”

“Mijn favoriete trainer? Henk Houwaart, een levensgenieter! Ernst Happel? Een uitstekend trainer, maar als mens heel wat minder. Ik huiver voor fanatisme. Wie niet tegen zijn verlies kan, blijft liever weg van het voetbal.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier