De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Caféklap in De Zwaan: “We komen naar hier om uitgekafferd te worden”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

In mijn speurtocht naar authenticiteit en waarachtigheid kan een vloertje met cementen tegels in dambordmotief, zoals in ‘De Zwaan’, me meteen een goed voorgevoel geven. Als het bier dan nog uit flesjes wordt geschonken van achter een houten toogje voorzien van een barmeubel met spiegels, waarin ooit boeren hun pet en edele heren hun bolhoed moeten hebben geschikt, weet ik dat ik juist zit.

Caféklap in De Zwaan:

‘De Zwaan’ is een pintencafé. Het babbelwater stroomt er vooral uit flesjes, maar tegen zo’n debiet dat de strafste verhalen vlot op je afkomen. Het is Noël zelf die me vertelt dat zijn ouders in 1954 hun intrek in het café hebben genomen. 25 jaar lang was hij buschauffeur in Oostende. Na zijn werkuren hielp hij in de zaak en uiteindelijk nam hij ze ook over. Zijn moeder was 60 jaar cafébazin geweest en had twee zonen verloren. Hij was de enige die overbleef. “Was mijn vader dokter geweest, ik was dokter geworden, maar hij hield café en dus ben ik cafébaas geworden,” zegt hij. Zijn ouders hadden ook een handel in steenkool en gas. “En dus doe ik dat ook. Maar nog weinig mensen krijgen het warm van steenkool,” zegt hij.

“Was mijn vader dokter geweest, ik was dokter geworden, maar hij hield café en dus ben ik cafébaas”

Louis vertelt tussendoor dat hij al 50 jaar klant is. “De uitbaters hier zijn altijd paardenliefhebbers geweest. Als er achterin een nieuw veulen geboren werd, dan serveerde Fientje een feestmaal. En elke vrijdag aten we hier een haring. Dat waren tijden. Wie eet er nu nog haring?” vraagt hij zich luidop af.

Caféklap in De Zwaan:

“Het waren andere tijden,” zegt zijn kompaan. Intussen legt Noël aan de andere kant van de toog uit dat hij rijk is van werken. Hij voegt er in één adem aan toe: “Sommigen zijn rijk zonder dat ze hebben moeten werken.” En hij kijkt naar zijn verzekeringsmakelaar die net binnenkomt. “Hij is er niet in geslaagd te doen wat zijn vader deed. Want die was ooit burgemeester.”

Noël serveert zijn kwinkslagen droog, en maakt daardoor wellicht ook weinig uitglijders

De brave man die de klappen vangt, kan er om lachen. Niet alleen omdat hij goed verzekerd is. Noël maakt er een sport van om flinke plaagstoten te delen aan wie hem onder ogen komt: “We komen naar hier om uitgekafferd te worden,” lacht een van de klanten. Noël serveert zijn kwinkslagen droog, en maakt daardoor wellicht ook weinig uitglijders.

Caféklap in De Zwaan:

Zijn moeder Josephina was 88 toen ze zes jaar geleden stierf. “Fientje was een monument en een trotse vrouw,” zegt Linda, de joviale dame die intussen elf jaar haar leven deelt met Noël. Zij heeft een zoon, Noël drie dochters. De kleinkinderen waggelen intussen vrolijk tussen de klanten.

Linda stond vroeger met een viskraam op de markt. En verkocht ook vis van deur tot deur. “Ik was een viswijf,” schatert ze met schelle stem. “Dat hoor je nog wel hé.” Al haar uitspraken sluit ze af met een begeesterende lachsalvo. Haar hartelijkheid verwarmt het café.

Caféklap in De Zwaan:

Noël zal dan weer nooit last hebben van lachplooien. Maar als je een tijdje in ‘De Zwaan’ zit, besef je dat hij vaak lacht zonder dat het aan hem te zien of te horen valt. “Ken je Ronny Porno?”, vraagt hij me. En hij wijst naar een klein mannetje met een guitig, schalks gezicht en ondeugend prikkelhaar. “Hij heeft al dertig jaar die bijnaam en vraagt zich nog altijd af waarom.”

Aan een hoog tafeltje op een kruk recht voor de toog zit Bananas. “Ik weet ook niet waarom ze me zo noemen,” lacht hij. Zijn pet staat schuin op zijn hoofd en heeft een uitsnijding achterin voor zijn lange grijze paardenstaart. “Elke dag open ik het café en meestal sluit ik het ook. Ik moet hier zijn.”

Caféklap in De Zwaan:

Hij zit altijd op hetzelfde plekje met naast hem zijn maat die gehandicapt is: de motoriek en de spraak lukken niet altijd even goed. Hoe zij het met elkaar kunnen vinden, is van een vertederende schoonheid. “We klappen eens over het voetbal, of over wat er in de gazet staat,” zegt Bananas. Zijn maat knikt. “Ja, voetbal,” klinkt het, alsof samen met het beeld de klank vertraagd is.

De twee vrouwen bij de schouw horen ook bij het decor. Die komen om “tussen het volk te zitten.” En zo loopt ‘De Zwaan’ langzaam maar zeker vol. Het is vrijdagmiddag en er stappen mensen binnen die een drukke dag op kantoor achter de rug hebben. Maar vooral de stielmannen komen na een drukke werkweek even stoom afblazen.

Caféklap in De Zwaan:

Misschien zijn het niet allemaal beste vrienden, maar de gemoedelijkheid van het huis straalt op hen af. In ‘De Zwaan’ glijden zelfs de meest venijnige prikjes van je af als water van een eend. Terwijl ook de jongeren beginnen binnen te druppelen, vertelt de getatoeëerde zeeman dat de tatoeages van zijn peter allemaal van zijn lijf verdwenen een uur voor hij stierf, omdat het bloed niet meer stroomde. Hij toont de tekeningen op zijn eigen lichaam en steekt uiteindelijk zijn broek af om te bewijzen dat hij geen ogen op zijn gat heeft. En de lach van Linda waarmee ze vroeger tong en kabeljauw bracht, vult wederom ‘De Zwaan’.

Caféklap in De Zwaan:

Caféklap in De Zwaan:

Caféklap in De Zwaan:

Caféklap in De Zwaan:

Caféklap in De Zwaan:

Caféklap in De Zwaan:

Caféklap in De Zwaan: