Bram Deloof na één jaar schepen van Geluk: “Oef! Het bestaat nog, iets doen zonder iets terug te verwachten”

"Ik denk dat dat het probleem van deze tijd is: het 'social network' is een 'a-social network' geworden", aldus schepen van Geluk Bram Deloof. © Olaf Verhaeghe
Olaf Verhaeghe

De besparingen in de mentale gezondheidszorg baren hem zorgen en met de roeptoeters op de a-sociale media heeft hij het helemaal gehad. Maar gelukkig is hij gelukkig. Een jaar geleden begon Kuurnenaar Bram Deloof aan zijn taak als schepen van Geluk, uniek in België. “Een pr-stuntje? Ja, misschien wel. Maar het helpt om de switch naar het positief denken te maken. En dat is het absoluut waard.” Een gesprek over het belang van je buurman, de strijd tegen de online verzuring en maatschappelijke druk op jongeren.

Neem even de tijd, zit ergens rustig en denk na over de volgende vraag. Wat maakt u gelukkig?

***

Oké. Iets gevonden? Waarschijnlijk denkt u aan de glimlach van uw kinderen of kleinkinderen, aan een ochtendkus voor u naar het werk vertrekt of aan dat ene prachtige lied dat gisteren nog op de radio speelde. Misschien bent u in gedachten op reis naar de zon, wandelt u nu door een kleurrijk bos of ligt het slaapdronken kopje van uw huisdier rustig op uw schoot. Alles kan, het mag allemaal. Als u zich er maar goed bij voelt. Als u er zich maar gelukkig bij voelt.

***

Geluk. Het is een allesomvattend begrip dat ieder van ons op zijn of haar manier invult. De gemeente Kuurne wil haar inwoners daar sinds begin 2019 nog meer bij helpen. Mét een schepen van Geluk.

Die unieke eer is weggelegd voor N-VA’er Bram Deloof, 38 jaar, getrouwd en papa van twee. Een opvallende bevoegdheid, zo tussen onderwijs, sport, financiën en jeugd. “Hoe we daarop zijn gekomen?”, herhaalt hij mijn vraag. “Dat is eigenlijk spontaan gegroeid tijdens de verdeling van de bevoegdheden na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober. Uiteindelijk kwam het in alle beleidsdomeinen terug. Telkens stootten we op hetzelfde basisidee: ‘ewel, dat we allemaal gelukkige mensen mogen zijn, hé’. Baf, het idee was er. Eigenlijk zijn alle schepenen bij ons een beetje schepen van Geluk. Het is een aandachtspunt voor alle collega’s.”

Op een schaal van 1 tot 10: hoe gelukkig is Bram Deloof?

(resoluut) “Een 8!”

Ola, dat is vrij hoog.

“Ja, dat is goed hé. Neen, ik voel me goed. Ik doe nog altijd heel graag wat ik vandaag doe. Zeker de combinatie van schepen van Sociale Zaken (Bram Deloof is voorzitter van het Bijzonder Comité van de Sociale Dienst in Kuurne, red.) met mijn uitdagende job bij ScioTeq. Maar de belangrijkste reden voor mij is toch dat het thuis goed draait. De gasten groeien op, ze doen het goed en vooral, ze amuseren zich in wat ze doen. Het is tof om hen bezig te zien. Ze zitten stilaan in een nieuwe fase, ook voor ons als ouders is dat nieuw. Dus ja, een 8 is de juiste inschatting. Ik ga bewust niet hoger, omdat ik wel merk dat het voor mij én de mensen rond mij altijd maar drukker en drukker wordt.”

Heb je dat de laatste jaren erg zien veranderen?

“Ja, toch wel. Overal in de samenleving. Niet alleen professioneel. De maatschappij als geheel ontwikkelt almaar meer druk op de mensen. Denk aan de sociale media bijvoorbeeld. Wat daar allemaal op verschijnt, zet een enorme druk op ons allemaal. Dat is toch iets waar we voor moeten opletten.”

Hoe definieert u voor uzelf of in uw functie ‘geluk’? Elke dag welgezind opstaan, elke dag welgezind gaan slapen? Of moet je ondanks pieken en dalen een zekere comfortabele lijn zien?

“Je kan geen lijstje van tien punten geven en zeggen: ‘voilà, doe dit, dit en dit en je zal een gelukkig mens zijn’. Zo werkt het niet. Geluk is iets heel individueels. Ik denk wel dat je als beleid kan werken op de randvoorwaarden. Zaken die ervoor zorgen dat wat iemand voor zichzelf als geluk ziet, positief beïnvloeden.”

“Denk bijvoorbeeld aan participeren aan het sociaal weefsel. Iets met het gezin doen, sporten, cultuur beleven. Dat zijn dingen die helpen om rust te brengen thuis én bij jezelf. Op het einde van de dag heb je iets gedaan dat je graag doet met de mensen die je graag hebt. Automatisch word je daar een stuk gelukkiger door. Dat wordt ook beschreven in de literatuur: het algemeen geluksniveau ligt hoger als mensen samenkomen met mensen die ze graag dichtbij hebben. Er is nog altijd die drukke job, er is nog altijd dat uitdagende gezinsleven maar over het algemeen werkt dat in positieve zin op de gemoedsrust van mensen.”

Er zullen natuurlijk altijd mensen zijn die geen interesse hebben voor dat sociaal weefsel, voor dat verenigingsleven. Of zij die nieuw zijn en nog geen netwerk hebben. Hoe bereik je die mensen?

“Alles staat of valt natuurlijk met de persoon in kwestie. Iemand moet ervoor openstaan. Je kan het vergelijken met de maatschappelijke diensten: we kunnen iemand maar helpen als ze zelf ook geholpen willen worden. Als iemand – om het nu extreem te stellen – bewust kiest voor isolement. Tja, dan mag je daaraan doen wat je wil, je zal hem niet naar buiten krijgen. We moeten ons volgens mij vooral richten op de grote groep daartussen. Zij die zeggen ‘we willen wel, maar er zijn drempels die ons tegenhouden’. Of ze kennen (nog) niemand, of ze zijn een beetje introvert, of het ontbreekt hen aan de juiste middelen of kanalen. Dat zijn dingen waar we wel aan kunnen werken. Denk bijvoorbeeld aan de rol van buurt- of straatcomités. Wij werken al met zogenaamde straatambassadeurs, heel gemotiveerde mensen die hun buren aanspreken, die erg begaan zijn met hun buurt. Een ambtenaar of hulpverlener kan wel aanbellen, maar als uw buurman of buurvrouw aan de deur staat, is dat toch anders. Dat loopt een stuk vlotter, dat merken we wel.”

Bram Deloof na één jaar schepen van Geluk:
© Olaf Verhaeghe

Je kan alles op twee manieren benaderen, negatief of positief. Ik kies voor dat tweede

“Als gemeente kan – en moet je volgens mij – dat soort comités en ambassadeurs van een wijk ondersteunen. We zien dat het heel vaak om wijkfeesten gaat, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Ook themanamiddagen over (ouderen)zorg of eenzaamheid kunnen perfect. Dat moet geen zware toebak zijn, integendeel. Mensen op een ongedwongen, heel toegankelijke manier samenbrengen, dat is de basis.”

Is het belangrijk dat dat soort initiatieven van onderuit groeit? Je kan als beleid wel ondersteuning bieden, maar als er geen drive in het buurtcomité zit, heeft dat weinig zin.

“Ik vergelijk het graag met een ladder. Alles begint bij de persoon, daarna ga je omhoog, het gezin, vrienden, uw dichtste buren, de wijk, collega’s. Er zitten wel een aantal treden tussen het individu en de gemeente. Maar, en dat is heel belangrijk, het zijn altijd kleine stappen, de laagste drempels. Je kan niet in één keer de sprong maken, dat werkt niet. Dat moeten we als beleidsmakers inzien. Dus ja, het is belangrijk dat die basis er is. Tegelijk moeten we die basis blijven stimuleren. Wijkcomités, maar ook verenigingen verjongen is geen evidentie, maar het lukt, stap per stap.”

Je sprak eerder al over de druk van sociale media. Die lijken vandaag vooral gevoed te worden door negativiteit. Dreigen we allemaal weg te zinken in het verzuurde Facebook-moeras?

“Ik kon perfect de schepen van Ongeluk zijn. En ik zou enorm veel werk hebben gehad met Facebook. Iedereen spuwt daar zijn gal. Hoe luider, hoe liever. Op den duur wordt er niet meer met elkaar gepraat. Ik denk wel dat dat het probleem van deze tijd is. Dat social network is een a-social network geworden. En eigenlijk is dat wel jammer.”

“Je kan alles op twee manieren bekijken, negatief of positief. Ik kies voor dat tweede. Een simpel voorbeeld: bladeren die op het voetpad zijn gevallen. Of je kiest ervoor om te zagen en te klagen op Facebook en iemand aan te duiden als schuldige. Of je werkt samen met je buren om de boel op te ruimen. Ik voel, gelukkig maar, dat de Kuurnenaren de shift aan het maken zijn. Er komen tegenhangers voor de roepers en klagers op Facebook. Er groeien zelfs onlineplatformen om aan communityvorming te doen. Hoplr is een mooi voorbeeld. Ik zie het een beetje als een zorgnetwerk waar buren virtueel voor elkaar zorgen.”

Zaken die vroeger face to face werden besproken, komen nu aan bod op die online toepassingen?

“Een voorbeeldje: ‘Ik zag dat de rolluiken bij nummer 20 al een dag of drie naar beneden zijn’, ‘Ik ook, ik ga eens kijken’. Of ‘Ik ga morgen naar het betalende gedeelte van het containerpark. Moet ik voor iemand iets meenemen?’ Uiteraard staat of valt dat ook met wie het gebruikt, maar het groeit en dat valt enkel toe te juichen. Dan denk je toch, ‘Oef! Het bestaat nog. Iets doen voor een ander zonder er iets terug voor te verwachten’. ‘t Is nog al nie naar de wuppe. Maar eigenlijk is het ver gekomen. Je schrikt bijna dat iemand zomaar helpen nog bestaat. Wie enkel op Facebook kijkt, ziet bijna uitsluitend de bagger. De roepers zijn enkelingen, maar de perceptie kan verkeerd groeien. Daar moeten we over waken.”

Bram Deloof na één jaar schepen van Geluk:
© Olaf Verhaeghe

Toen de term ‘schepen van Geluk’ werd gelanceerd, werd daar een beetje lacherig over gedaan. Het was zogezegd een pr-stuntje, om in de aandacht te staan. Raakte u dat?

“Neen, niet echt. Is dat pr? Misschien wel, maar om een mindshift te maken, helpt het om zaken concreet te benoemen. Als we vandaag in een speech het woord ‘geluk’ laten vallen, zie en hoor je vaak gegniffel. Maar je benoemt het, en mensen voelen zich echt wel aangesproken. Kijk naar de verkiezing van De Plezantste Gemeente in Het Nieuwsblad. Dat heeft een positieve impact. Een positief woord werkt om positief te denken. En dat is dat gegniffel absoluut waard.”

Wat is voor u de belangrijkste bezorgdheid vandaag of in de toekomst?

“Het psychisch welzijn van jongeren. De druk op die grote groep tussen 12 en 25 jaar is onvoorstelbaar. Bovendien beantwoordt het bestaande aanbod van hulpverlening niet aan de bestaande noden. Onbekend, heel divers, gigantische wachtlijsten, je wordt van hot naar her gestuurd. Daar moeten we écht wel op inzetten.”

Hoe kan een gemeente de wachtlijsten voor psychische hulp voor jongeren wegwerken?

“Alleen kan je dat niet, dat klopt. Maar met W13 (een intergemeentelijk samenwerkingsverband van 14 OCMW’s en het CAW in Zuid-West-Vlaanderen, red.) kunnen we wel in blok een signaal geven naar de hogere overheid toe. Bovendien kunnen we ook het bestaande aanbod rechtstreeks in scholen voorstellen. Letterlijk naar de jongeren stappen. Daarnaast zijn we als lokale partner ook de eerste om moeilijkheden van onderuit op te vangen.”

Is het dan niet jammer om te zien dat hogere overheden besparen op de werking van CAW’s? Frustreert dat?

“Ja, dat frustreert me. Ik vind ‘zelfredzaamheid van het individu’ ook erg belangrijk, maar ik denk tegelijk dat je mensen zolang moet helpen als nodig. Er wordt te vaak gedacht dat alles met een standaardplannetje kan worden opgelost. Je moet er uiteraard een streefdoel op plakken, maar dat is almaar minder één op één toepasbaar.”

Is het bestaande aanbod bekend genoeg? Is dat de voornaamste moeilijkheid?

“Er is te veel aanbod. Je ziet het bos door de bomen niet meer. Vroeger was er misschien een CAW en een OCMW. Die drempel was uiteraard veel hoger, vaak té hoog. Vandaag kan je anoniem chatten met een hulpverlener, zijn er jongerenhuizen waar je altijd terechtkan. Er is dus een positieve beweging van vzw’s en verenigingen die die drempels aanzienlijk verlagen, maar het grote nadeel is dat het speelveld veel te groot is geworden. Je weet vaak niet meer waar je naartoe moet, je wordt telkens opnieuw doorgestuurd en geloof me, een derde keer je verhaal doen bij een derde dienst doe je niet meer. Het moet veel simpeler, echt waar. Wie vandaag het schema van de hulpverlening tekent, snapt het als tekenaar soms zelf niet meer.”

“Ik denk dat we moeten evolueren naar case management, één aanspreekpunt dat als brugfiguur tussen het individu en alle bestaande diensten fungeert. Dat is het basisprincipe van de hulpverlening van de toekomst: één vertrouwenspersoon die de touwtjes in handen houdt en communiceert tussen de cliënt en de maatschappelijke hulpverlening. Dat doen we nu al, maar dat moet voort blijven groeien. En daar wil ik graag een trekkende rol in spelen.”

Om af te ronden: wat mogen we Bram Deloof wensen om die 8 op 10 in 2020 te behouden?

“Terug naar de basis, hé. Dat het goed blijft gaan met mijn echtgenote en de kinderen. Dat ze zich blijven amuseren, kansen blijven grijpen. Ik wens dat ook voor mijn buren, mijn familie. Ik wens dat ook voor jullie. En af en toe tot rust komen. Laat die gsm eens aan de kant, laat die Facebook eens voor wat hij is. Je zal zien dat het tempo zakt, dat de druk een beetje afneemt. En dat is zeker niet slecht. Integendeel. Dat maakt gelukkiger.”

Kuurnenaar Bram Deloof (38) is getrouwd met Ellen Lowagie en papa van Vic (11) en Fien (9). Hij werkt als programmanager bij ScioTeq, een fabrikant van beeldschermen voor toepassingen in de luchtvaartsector. Hij was namens N-VA vanaf 2014 OCMW-voorzitter en werd in 2019 voorzitter van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst en schepen van Gezondheid en Geluk, Integratie, Welzijn, Diversiteit en Ouderen- en Armoedebeleid. In 2022 wordt hij als schepen van Gezondheid en Geluk opgevolgd door Els Verhagen van Groen. In zijn vrije tijd houdt hij van fietsen en wandelen en is hij een van de organisatoren van Kuurne-Brussel-Kuurne Cyclo, de toertocht voor wielertoeristen daags voor de voorjaarsklassieker.