Blijf in uw kot! Maar wat als je geen hebt?

Frans Alain en Karina Bertels (beiden 55) zijn sinds een jaar dakloos. (foto Davy Coghe) © Davy Coghe
Hannes Hosten

Het is druk in het doorgroeihuis voor daklozen van Oostende. In het opvang- en begeleidingshuis slapen nu gemiddeld 25 mensen per nacht en niet de normale 20. Bovendien kunnen de daklozen er al in de namiddag terecht. “Andere toevluchtsoorden zijn nu dicht”, legt coördinator Ludo Van Gheluwe uit. “En op straat leven is geen pretje.”

Het doorgroeihuis in Oostende bracht eerst zijn capaciteit terug van 20 naar 10, om te voldoen aan de coronamaatregelen. “Maar op 20 maart verhuisden we van onze vaste locatie in de Overvloedstraat naar een leegstaand appartementsgebouw in de Torhoutsesteenweg. Daar kunnen we de chambrettes inruilen voor aparte woonunits. Er zijn 23 plaatsen en in aparte kamers kunnen we koppels samen leggen. Daardoor hebben we meer capaciteit en vangen gemiddeld 25 daklozen per nacht op“, aldus Ludo Van Gheluwe.

De vraag naar opvang is volgens de coördinator niet groter dan anders. “Normaal moet je inbellen en ben je niet zeker van een plaats. Maar nu we meer plaats hebben, is het absurd om ons te beperken tot 20 mensen. We beseffen dat ook de buurt een impact voelt en doen er alles aan om die te beperken. We hebben in de tijdelijke opvang in de Torhoutsesteenweg plots een pak meer buren dan op onze vaste locatie.”

Normaal zouden we bij de buurtbewoners langsgaan om onze werking wat toe te lichten, maar nu kunnen we enkel telefonisch uitleg geven. Heel wat daklozen dragen nu eenmaal een grote rugzak aan problematieken met zich mee. In normale omstandigheden verwijzen we door naar gepaste hulp, maar in deze tijden is dat moeilijk. Het is belangrijk dit te kunnen uitleggen aan omwonenden, zodat ze begrip kunnen opbrengen voor ons doelpubliek.”

Geen gevangenis

Het doorgroeihuis, dat behoort tot het opbouwwerk dak- en thuisloosheid van de stad Oostende, gaat sinds het eerste weekend van april elke dag om 14 uur open en niet om 17 uur, zoals anders. “De normale pleisterplaatsen voor daklozen, zoals het inloopcentrum van het CAW en de instuifruimte van het straathoekwerk, zijn nu dicht. Alle begrip voor de collega’s, maar het maakt de daklozen veel zichtbaarder op straat. Daar komen heel wat bezorgde mails en telefoontjes over binnen. Daarom openen wij al in de namiddag.”

“De vraag naar opvang is niet groter dan anders”

“Onze mensen moeten op hun kamer blijven”, benadrukt Ludo. “Het is geen gevangenis, ze mogen natuurlijk even naar de winkel of zo. Maar de hele tijd binnen en buiten, dat kan niet. Door de rust van een eigen kamer hebben de meeste mensen de eerste dagen vooral heel veel geslapen. Maar intussen raken ze uitgeslapen en zal de verveling toeslaan. Daarom roepen we op om ons magazines en boekjes, puzzels, radio’s… te bezorgen, om voor wat afleiding te zorgen.”

Ernst dringt door

“‘s Ochtends krijgen onze gasten hun boterhammen mee naar buiten, en we zorgen dat iedereen gespreid vertrekt uit de opvang. De boterhammen ‘s avonds eten ze op de kamer op. De meeste daklozen respecteren de afstandsregels en we doen er ook alles aan om hen het belang ervan uit te leggen. Niemand klaagt als je vraagt handen te ontsmetten. Maar de uitzonderingen die de regels niet respecteren, vallen natuurlijk meest op in het straatbeeld. Tot nu toe ken ik geen Oostendse daklozen die besmet zijn. Maar het virus kent geen standen. En onze mensen zijn erg kwetsbaar. Longaandoeningen, diabetes… komen hier vaak voor.”

“Ook voor de medewerkers is het aanpassen. Wij zijn niet gewoon om zo afstandelijk te werken. Een schouderklop, een handdruk… Zo gaan wij met onze mensen om. En nu zitten we met onze mondmaskers aan. Wij komen nu eenmaal dichter dan anderhalve meter. Zelf word ik binnenkort nog eens vader en dat verplicht me om nog voorzichtiger te zijn. Ik werk nu zoveel mogelijk thuis. We zijn ons bewust van de risico’s. En de collegialiteit tussen hulpverleners is echt heel sjiek.”

Verwittiging van politie

Frans Alain en Karina Bertels (beiden 55) zijn sinds een jaar dakloos. Het koppel is uit Mechelen afkomstig, maar woont al een tijd in Oostende. “Vorig jaar werden we door onze huisbaas op straat gezet. Wij woonden op een gelijkvloers appartement, hijzelf daarboven. Sindsdien zijn we dakloos”, vertelt Frans. “We kwamen zo in de nachtopvang terecht. We zijn hier altijd goed ontvangen en binnenkort zouden we naar een appartement kunnen verhuizen.”

“Op de nieuwe locatie van de nachtopvang hebben we een aparte kamer met badkamer en keuken. Dat is een verbetering. We hebben meer privacy. We moeten wel veel meer op de kamer blijven. We volgen gewoon de richtlijnen op en doen wat we kunnen. De angst voor het virus is er wel, maar we voelen ons nog gezond. Buiten de opvang moeten we nu altijd op de been zijn, zitten op een bank of op het strand mag niet. We kregen daarover al een verwittiging van de politie. We hopen dat alles zo snel mogelijk weer normaal is.”

>>> Wie het doorgroeihuis voor daklozen in Oostende kan helpen met boekjes, puzzels, radio’s… kan bellen op 059 59 11 75.

Wat met daklozen in andere steden?

In Kortrijk werd de reguliere nachtopvang aangepast aan de coronamaatregelen. Normaal zijn er het hele jaar door 24 plaatsen: acht kamers met telkens drie bedden in de CAW-nachtopvang aan de Tuighuisstraat. In de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus wordt voorlopig slechts één persoon per kamer toegelaten. Daarnaast kan het OCMW Kortrijk gebruikmaken van acht bijkomende kamers in jeugdherberg Groeninghe aan de Passionistenlaan. “De voorbije weken meldden zich telkens 15 à 16 personen aan, perfect binnen het aanbod dus”, aldus OCMW-voorzitter Philippe De Coene. “Daarnaast hebben we ook een aantal flats voor mensen die positief testten. Daar kunnen ze tijdelijk terecht om de noodzakelijke dagen isolatie door te brengen. Eén gezin maakte daar gebruik van.”

Overdag voorziet het Kortrijkse OCMW maaltijden in wijkcentrum Overleie. Daar kunnen mensen die het nodig hebben tot drie keer per dag een pakket ophalen. “Een 35-tal mensen doet dat. Niet alleen daklozen, ook mensen die in schrijnende armoede leven.” Aan het wijkcentrum wordt elke keer de temperatuur gemeten. Bij koorts worden de personen in kwestie naar het triagecentrum gestuurd.

Ook in Brugge ging het aantal opvangplaatsen tijdelijk achteruit. Normaal zijn er 18 plaatsen, maar omdat elke bezoeker op een individuele kamer moet slapen, moest ‘t Sas het aanbod verminderen naar tien. Een aantal dagen na de start van de maatregelen konden mensen ‘s nachts ook terecht in hotel ‘t Putje waar ‘t Sas acht kamers kon huren.

“Bezoekers moeten één per één binnenkomen, elke keer wordt de temperatuur gemeten”, zegt Thibault Jonckheere van ‘t Sas. “De maaltijden – brood met soep – moeten worden genuttigd op de kamer, samen naar tv kijken in de leefruimte kan niet meer.”

Er is in Brugge niet meteen een toename van het aantal mensen die gebruikmaken van de nachtopvang. “In het begin van de maatregelen was dat wel even het geval, omdat heel wat initiatieven in de provincie fors aan opvangcapaciteit moesten inboeten. Gelukkig kon iedereen vrij snel weer uitbreiden en normaliseerde alles.”

Bij ‘t Sas werd men nog niet geconfronteerd met mensen die positief testten of symptomen vertoonden. “Wel hebben we één bezoeker met een verzwakte gezondheid ondergebracht in een isolatiewoning”, aldus Thibault. (OV)