Bernard Declercq: Ik heb al vijf jaar het gevoel dat ik in een bokaal leef

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Vandaag: Bernard Declercq.

https://www.youtube.com/watch?v=3-ENOh88lyA

Nog voor er in Kortrijk sprake was van kringwinkels en andere ecoshops, baatte Bernard Declercq met Occassion een groot pakhuis uit in de Doornstraat, vlakbij de Menenpoort, waar hij jouw tweedehandsmeubelen doorverkocht. Al wie een koopje wou doen, of oude spullen wou slijten, was bekend met de man. Je kon hem met de glimlach inboedels zien ophalen, vergaren wat anderen wegwierpen, sleuren, labeuren en wroeten. Een sociaal dier ook. Altijd in voor een praatje. En toen leek hij opeens van het toneel verdwenen. Het gevolg van een burn-out. “Ik ben niet meer wie ik was,” me onlangs toen ik hem bij Broelkaai 6 zag zitten.

Bernard is intussen 58 en woont nog altijd in Kortrijk. Al heeft hij zich altijd meer een Brusselaar gevoeld. Daar heeft hij tien jaar gewoond. Zeven jaar lang woonde hij ook in Amsterdam. Studeren deed hij in Gent. Binnenhuisarchitectuur. “Het enige wat ik daar heb geleerd, is kijken. Maar die open blik ben ik kwijt. Ik heb al vijf jaar het gevoel dat ik in een bokaal leef. Dat ik alles zie, waarneem, maar dat ik geen contact krijg. Geluid, beeld en geur geraken er niet door. Ik ben er afgesloten van de wereld. In mijn bokaal. Zo met een groot deksel erop.” Terwijl hij het zegt, draait hij het denkbeeldig deksel erop.

Hij voelt dan misschien niet goed, hij ziet er wel goed uit.. “Dat is het vervelende aan de ziekte. Je kunt beter je been breken en in het gips zitten,” zegt hij. En hij vertelt over hoe hij altijd voluit leefde. “Tegen 300 %. Met minder nam ik geen genoegen. Ik heb altijd gulzig in het leven gestaan. Ik was antiekhandelaar en deed ook aan kunsttransport toen het onheil toesloeg. Ik was in Spanje met camionette met kunst toen ik letterlijk in elkaar zakte. Ik heb een jaar thuis gezeten en gehuild, zonder te weten waarom. Gewoon op. Het lichaam is een raar wezen. Eerst dacht de dokter dat ik depressief was, maar antidepressiva hielpen niet. En uiteindelijk ben ik doorverwezen naar een psychiater. Intussen ben ik al vijf jaar in behandeling. Mijn weerstandsvermogen is verbeterd, maar ik onderga het leven. De psychiater geeft me tijd, hij schermt me af van de druk die ik mezelf opleg. Ik hoop dat het vuur terugkomt. Ik wil weer voluit kunnen leven.”