Arthur Vandendorpe restaureerde Sint-Salvatorskathedraal: “Parijs had eigenlijk geluk”

Arthur Vandendorpe (rechts) en zijn neef Francis voor de Sint-Salvatorskathedraal. © Davy Coghe
Stefan Vankerkhoven

“Die Fransen toch, ze hadden niet eens sproeiers geïnstalleerd in de Notre-Dame”, zucht restaurateur Arthur Vandendorpe. In 1990 al liet hij tijdens de restauratie van de Sint-Salvatorskathedraal een leiding installeren tot in de top van de toren.

Bruggeling Arthur Vandendorpe (82) is de enige Belgische restaurateur die zich Companion Charpentier des Devoirs mag noemen. “Het zijn de Franse leden van dit eeuwenoude ambacht van timmerlieden die in vijf jaar tijd de Notre-Dame moeten restaureren. Twintig jaar geleden ben ik in hun gezelschap boven in deze Parijse kathedraal geweest; ik heb er nog op de passerelles gelopen. Of het de Fransen zal lukken? In 24 uren tijd is er 800 miljoen euro samengebracht. Dat zie ik ons land niet gebeuren, waar er geklaagd wordt om elke eurocent.”

Onbegrijpelijk

Volgens Arthur heeft Parijs maandag eigenlijk veel geluk gehad. “Indien er die dag meer wind gewaaid had, zou de Notre-Dame volledig in de as gelegd zijn. De temperatuur bij die brand liep op tot 1.000 graden! Nu valt de schade al bij al mee. Het dak is verwoest, net als het woud van balken. Wat ik niet begrijp, is dat er in die kerk geen sproeiers waren.”

Arthur Vandendorpe is de vierde generatie in een familie van restaurateurs. Hij restaureerde onder meer de Kruispoort, delen van het Begijnhof, het Sint-Janshospitaal, de Speelmanskapel, de Stadsschouwburg, het stadhuis en de kerk van het Engels Klooster. Maar de klus waar hij het meest trots op is, is de restauratie van de Sint-Salvatorskathedraal.

Had het maandag meer gewaaid, dan lag de Notre-Dame nu volledig in de as

“De Brugse regio werd in 1990 geteisterd door een zware storm. Er viel zelfs een steen van de kathedraaltoren op het voetpad, vlak naast een voetganger”, herinnert Arthur zich nog levendig. De provincie vroeg hem meteen om de toren te inspecteren. “Die was volledig rot, een week later moest ik beginnen met de restauratie. De deputatie was er niet gerust in en vreesde dat er nog stenen zouden vallen. Ze liet de kathedraal voor 1 miljard oude Belgische franken (25 miljoen euro) verzekeren. Acht jaar lang heb ik gewerkt aan de stabilisatie van de toren en de restauratie van de kranskapellen.”

Geen hoogtevrees

“We bouwden 50 meter hoge stellingen, ik gebruikte nooit de lift en klom altijd naar boven”, vervolgt Arthur. “Van hoogtevrees had ik geen last, in tegenstelling tot mijn broer Gustave, die in 1969 het Belfort gerestaureerd heeft. Ik had een uitstekend team waarop ik blindelings kon vertrouwen. Mijn mannen wisten dat ze geen stomme stoten moesten uithalen, want anders werden ze afgedankt. Dat heb ik slechts één keer moeten doen, toen een arbeider om stoer te doen over een stelling liep.”

“In 50 jaar tijd is er bij mij op een werf of in het atelier nooit brand uitgebroken. Ik was altijd heel voorzichtig. Wie voor de provincie werkt, moet een vuurvergunning hebben. De kans op brand is het grootst, wanneer de loodgieter aan het werk is. Die werkt met een schijf om leidingen te slijpen, daar komen vonken aan te pas. Tegenwoordig zetten vele restaurateurs in hun lastenboek dat de loodgieter om 15.30 uur moet stoppen met werken, de overige arbeiders blijven anderhalf uur langer en kunnen ingrijpen als vonken een brand veroorzaken.”

Droge leiding

Toen Arthur de Sint-Salvatorskathedraal restaureerde, installeerde hij een droge leiding van aan de voet van de kathedraal tot in de toren. “Bij brand kan de brandweer zijn slangen aan die leiding koppelen, zodat er kan geblust worden zonder te moeten klimmen naar de torentop. Op verschillende hoogtes spuit het water door de muren bij brand. Ik hoop dat de brandweer en de provincie die aansluiting in de westelijke muur nog weten liggen, want die is dichtgemetseld en dus niet echt zichtbaar. Je moet wat witsteen wegkappen met een hamer, eer je aan de aansluiting kan.”

“De Stadsschouwburg heeft een apart verluchtingssysteem, ik moest dat bij de restauratie in 1969 installeren. Korte tijd voordien waren er veel doden gevallen bij een brand in de Innovation in de Nieuwstraat in Brussel. De slachtoffers waren gestikt. Bijgevolg moest ik in de twee uiterste loges op het podium een hendel plaatsen. Bij brand moesten de excellenties daaraan trekken, waardoor er op het dak van de schouwburg een luik openging en de rook afgezogen werd. Enkel de koningsloge en die er rechtover hebben zo’n hendel…”


Detectoren en oefeningen

Burgemeester Dirk De fauw beseft dat er in historische gebouwen altijd een risico bestaat op brand. “Er is zo goed als geen brandcompartimentering. De hoge brandlast van hout kan een snelle branduitbreiding veroorzaken, die onmogelijk te stoppen is.” Maar Brugge is wel degelijk voorbereid op een ramp zoals die in Parijs. “Alle historische gebouwen zijn net omwille van die brandlast uitgerust met branddetectie- en alarmeringssystemen.”

Nog volgens De fauw oefent de brandweer regelmatig op de historische sites. “Men oefent op de evacuatie van personen, de toevoer van bluswater en de toegankelijkheid. Twee jaar geleden werd het rampenplan geoefend op een brand in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Bovendien zijn er ook systemen om een eventuele brand te bestrijden. Het Belfort bijvoorbeeld is voorzien van een leiding om bluswater tot op de top te brengen.” (SVK)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier